Vermogen
Artikel 3
Het vermogen van de stichting wordt gevormd door participatievergoedingen van alle deelnemende partijen, alsmede andere eventuele verkrijgingen.”
5. Het eigen vermogen van eiseres verloopt in de jaren 2012 tot en met 2015 als volgt:
2012
€ 155.026 + € 75.000 (overige voorzieningen) = € 230.026
2013
€ 365.238 + € 150.000 (overige voorzieningen) = € 515.238
2014
€ 456.936 + € 225.000 (overige voorzieningen) = € 681.936
2015
€ 426.652 + € 225.000 (overige voorzieningen) = € 651.652
6. In de jaren 2012 tot en met 2014 zijn aan eiseres aanslagen vennootschapsbelasting opgelegd, gebaseerd op de volgende bedragen:
Belastbare winst
Belastbaar bedrag
2012
€ 147.150
€ 0
2013
€ 210.212
€ 68.182
2014
€ 91.698
€ 91.698
7. Eiseres is voor het jaar 2015 uitgenodigd tot het doen van aangifte Vpb. In de aangifte Vpb 2015 heeft eiseres een belastbare winst en een belastbaar bedrag aangegeven van negatief € 30.284. Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag Vpb 2015 een bedrag van € 225.000 gecorrigeerd in verband met het vrijvallen van een beëindigingsvoorziening en de aanslag opgelegd naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 194.716.
8. In geschil is of eiseres op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en letter e, van de Wet Vpb subjectief belastingplichtig is voor de Vpb.
9. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat zij zich niet meer beroept op het gelijkheidsbeginsel ter onderbouwing van haar standpunt dat zij niet subjectief belastingplichtig is voor de Vpb. Om die reden is dit punt niet meer in geschil.
10. Ook is in beroep niet meer in geschil dat, mocht eiseres subjectief belastingplichtig zijn voor de Vpb, de beëindigingsvoorziening van € 225.000 dient vrij te vallen in 2015.
Beoordeling van het geschil
11. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en letter e, van de Wet Vpb is een stichting belastingplichtig indien en voor zover een onderneming wordt gedreven. Van het drijven van een onderneming is sprake indien met een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid wordt deelgenomen aan het economische verkeer met het oogmerk om daarmee winst te behalen. Niet in geschil is dat aan de eerste voorwaarde – de aanwezigheid van een organisatie van kapitaal en arbeid – wordt voldaan.
12. Eiseres is in de eerste plaats van mening dat zij met haar activiteiten niet deelneemt aan het economische verkeer, omdat haar activiteiten plaatsvinden in een besloten kring. De rechtbank verwerpt dit standpunt en overweegt daartoe als volgt. Eiseres is erop gericht om een zo groot mogelijke groep ondernemingen te bereiken die zich willen laten certificeren. Zij werft en geeft voorlichting en onderzoekt mogelijkheden of de ladder breder ingezet kan worden. Er geldt geen maximum voor het aantal partijen dat een certificaat kan ontvangen, zo heeft eiseres ook ter zitting bevestigd. Dat er, zoals eiseres stelt, voorwaarden zijn verbonden aan het verkrijgen van een certificaat en dat het niet eenvoudig is om aan deze voorwaarden te voldoen, maakt dit niet anders. Iedere partij die geïnteresseerd is in certificering en plaatsing op de ladder kan zich aanmelden bij eiseres. De kring van (potentiële) leden is daarmee onbegrensd en onbepaalbaar. Om deze reden is juist geen sprake van een besloten kring, waarvan sprake was in de toelichting van de staatssecretaris bij het intrekken van het cassatieberoeptegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 1 april 2009.Wat in die toelichting staat kan daarom niet afdoen aan het oordeel van de rechtbank dat in dit geval door eiseres wel wordt deelgenomen aan het economisch verkeer.
13. Eiseres heeft tevens aangevoerd dat ook aan de derde voorwaarde, het oogmerk om winst te behalen, niet wordt voldaan, omdat zij niet naar winst streeft. De overschotten in de eerste jaren werden veroorzaakt door de noodzaak om een financiële buffer op te bouwen om zodoende financieelle onafhankelijk te blijven. Doordat de exploitatiekosten zich op een bepaald moment stabiliseerden en het aantal partijen dat gebruik maakte van de ladder toenam, is besloten om de vaste bijdragen van partijen aan eiseres gedurende de jaren te laten afnemen. De maximale vaste eigen bijdrage bedroeg in 2012 € 25.000 en in 2018 € 7.500. De dalende eigen bijdrage onderschrijft dat geen sprake is van een winststreven, aldus eiseres.
14. De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie de aanwezigheid van een winststreven van een onderneming aanwezig wordt geacht, indien feitelijk winst wordt behaald en niet aannemelijk is dat het behalen van de winst in overwegende mate het gevolg is geweest van incidentele factoren. Van een winstoogmerk is ook sprake indien het oogmerk statutair niet is gericht op het behalen van winst, doch structureel sprake is van vermogensoverschotten.De reden voor het streven naar het behalen van winst noch de bestemming van de winst doet daarbij terzake.
15. Uit het hiervoor gegeven toetsingskader volgt naar het oordeel van de rechtbank dat bij eiseres sprake is van een winststreven. Zij heeft immers in de jaren 2012 tot en met 2015 structureel aanzienlijke overschotten behaald. Dat de statuten vermelden dat de stichting geen winst beoogt te maken, noch de door eiseres gegeven reden van deze overschotten maken dit oordeel anders, omdat het hier gaat om een objectief criterium. De subjectieve doelstellingen van eiseres zijn dus niet doorslaggevend, alleen of structureel overschotten zijn behaald. Ten slotte merkt de rechtbank op dat de omstandigheid dat er in latere jaren eventueel sprake is van tekorten en afname van het eigen vermogen niet afdoet aan het feit dat is voldaan aan het criterium van winststreven in het onderhavige jaar.
16. Concluderend oordeelt de rechtbank dat eiseres voor onderhavig jaar subjectief vennootschapsbelastingplichtig is. Gelet hierop dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
17. Nu eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft aangevoerd, dient ook het beroep inzake de beschikking belastingrente ongegrond te worden verklaard.
18. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.