ECLI:NL:RBGEL:2020:2051

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
05/173794-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor seksueel binnendringen en vervaardigen van kinderpornografie

Op 27 maart 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige en het vervaardigen van kinderporno. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van een 13-jarig meisje, met wie hij een relatie had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen had gepleegd tussen 1 augustus 2018 en 24 september 2018. De feiten werden bewezen verklaard op basis van de verklaringen van het slachtoffer en de omstandigheden waaronder de handelingen plaatsvonden. De rechtbank achtte het ook bewezen dat de verdachte op 23 september 2018 seksuele handelingen had gefilmd, waarbij het slachtoffer 13 jaar oud was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, en de rechtbank volgde dit advies. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de leeftijd van het slachtoffer en de psychologische rapportages over de verdachte, die een verstandelijke beperking vertoonde. Ondanks deze beperking oordeelde de rechtbank dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/173794.19
Datum uitspraak : 27 maart 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag verdachte] 1996 te [geboorteplaats verdachte] , wonende te [adres verdachte] ,
raadsvrouw: mr. C.H.J. van Dooijeweert, advocaat te Barneveld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 maart 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 24 september 2018 te Arnhem, in elk geval (telkens) in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (telkens)
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten:
  • het brengen van zijn penis in haar vagina en/of
  • het brengen van één of meer vingers in haar vagina en/of tussen de schaamlippen en/of
  • het brengen van zijn penis in haar mond en/of
  • het likken van/aan haar vagina en/of tussen de schaamlippen en/of
  • het zich door [slachtoffer] laten aftrekken en/of vasthouden en/of betasten van zijn, verdachtes, penis;
2
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 23 september 2018 te Arnhem, in elk geval in Nederland, een of meer afbeeldingen, te weten een of meer video’s, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd, verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedraging – zakelijk weergegeven – bestond uit: het met de penis en/of vinger(s) vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had
bereikt en/of het met de/een vinger(s) betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van [slachtoffer] , die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Met betrekking tot feit 1:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte heeft op 23 september 2018 seksuele handelingen verricht met [slachtoffer] . Deze handelingen bestonden uit het brengen van zijn penis in haar vagina en zijn vinger in haar vagina en tussen haar schaamlippen. Verder heeft [slachtoffer] het geslachtsdeel van de verdachte betast en hem afgetrokken. [2] [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , was ten tijde van het plegen van deze seksuele handelingen dertien jaar oud. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het eerste feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van de handelingen die achter het derde en vierde gedachtestreepje in de tenlastelegging zijn opgenomen. Verdachte ontkent immers dat hij [slachtoffer] gebeft heeft en zij heeft verklaard dat zij verdachte niet heeft gepijpt. Nu zij hierover tegengesteld hebben verklaard, dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat alleen kan worden bewezen dat de handelingen op 23 september 2018 hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft verklaard dat hij eenmaal seks heeft gehad met [slachtoffer] en dat dit op 23 september 2018 was. Dit wordt ondersteund door de datum die op de filmpjes staat vermeld. De verklaring van [slachtoffer] dat het vaker is gebeurd, wordt niet ondersteund door ander bewijs. De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de gehele periode en te volstaan met een bewezenverklaring van het eenmalig plegen van ontuchtig handelen op 23 september 2018.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde feit bewezen kan worden. Niet betwist wordt dat er sprake is geweest van seksuele handelingen tussen verdachte en het slachtoffer. Ook is vastgesteld dat verdachte ten tijde van deze handelingen 22 jaar oud was en [slachtoffer] 13 jaar oud. Door dit leeftijdsverschil en de jonge leeftijd van [slachtoffer] is naar het oordeel van de rechtbank reeds sprake van ontuchtige handelingen, aangezien het handelen van verdachte in strijd is met de sociaal-ethische normen. Nu verdachte zijn penis en zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht, is er sprake van seksueel binnendringen van het lichaam. Gelet op de jeugdige leeftijd van [slachtoffer] hoeft het geen nader bewijs dat de handelingen buiten echt hebben plaatsgevonden.
De rechtbank acht bewezen dat de ontuchtige handelingen in de gehele tenlastegelegde periode meerdere malen heeft plaatsgevonden. De rechtbank gaat hierbij uit van de verklaring van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft verklaard dat zij verdachte begin augustus 2018 heeft leren kennen en dat zij een relatie hebben gekregen. Deze relatie duurde voort tot het moment dat zij in een gesloten instelling werd geplaatst op 24 september 2018. [slachtoffer] heeft aangegeven dat zij tijdens deze periode vaker seks met elkaar hebben gehad. [4] De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] . Zij verklaart over de opbouw van de relatie met verdachte en over de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden. Ook verklaart zij dat ze zowel in haar eigen woning als in de woning van verdachte seks hebben gehad, en beschrijft zij de woning van verdachte gedetailleerd. Verdachte bevestigt dat hij seks met [slachtoffer] heeft gehad in haar woning. Gelet op de verklaring van [slachtoffer] gaat de rechtbank er vanuit dat dit ook heeft plaatsgevonden in de woning van verdachte. De rechtbank acht het ook aannemelijk dat er een opbouw zat in de relatie en de seksuele handelingen. Verder heeft verdachte op 11 september 2018 in het ziekenhuis tegen een politieagent gezegd dat hij gek is op [slachtoffer] en dat er ook tussen hen iets is gebeurd en dat dit dan strafbaar is. [5] Verdachte heeft niet duidelijk kunnen maken wat hiermee bedoeld werd, als het geen seks met een 13-jarig meisje was. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is van het meermalen plegen van de ontuchtige handelingen en kan de periode van 1 augustus 2018 tot en met 24 september 2018 naar het oordeel van de rechtbank bewezen worden.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank verder van oordeel dat ook de achter het derde en het vierde gedachtestreepje tenlastegelegde handelingen bewezen kunnen worden. Verdachte heeft immers verklaard dat [slachtoffer] hem gepijpt heeft [6] en [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar gebeft heeft. [7] De rechtbank acht deze verklaringen voldoende betrouwbaar om ook tot een bewezenverklaring van deze handelingen te komen, waarbij de rechtbank het hierbij van belang acht dat verdachte slechts verklaart dat er op één datum seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, terwijl de rechtbank bewezen acht dat dit vaker is gebeurd. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat de handelingen in de tenlastelegging achter het derde en vierde gedachtestreepje bewezen kunnen worden.
Met betrekking tot feit 2:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte heeft op 23 september 2018 seks gehad met [slachtoffer] . Hiervan heeft de verdachte met de telefoon van [slachtoffer] meerdere filmpjes gemaakt. Op de filmpjes zijn zowel verdachte als [slachtoffer] te zien. Ook is te zien dat de verdachte het lichaam van [slachtoffer] met zijn penis en vinger vaginaal penetreert en dat hij met zijn hand haar geslachtsdeel betast. [8] [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , was ten tijde van het plegen van deze seksuele handelingen dertien jaar oud. [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat alleen het vervaardigen van kinderporno kan worden bewezen. Zij heeft hierbij nog opgemerkt dat [slachtoffer] heeft ingestemd met het filmen van de seksuele handelingen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer] . Nu de verdachte deze handelingen gefilmd heeft en vaststaat dat [slachtoffer] op dat moment 13 jaar oud was, is er sprake van vervaardigen van kinderporno. Het tweede feit kan hiermee wettig en overtuigend bewezen worden. Aangezien het gaat om meerdere filmpjes, gaat de rechtbank uit van het meermalen plegen van het tenlastegelegde feit. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken van het in bezit hebben en het verwerven van kinderporno door de verdachte. De rechtbank zal verdachte hiervan derhalve vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 augustus 2018 tot en met 24 september 2018 te Arnhem,
in elk geval (telkens) in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een ofmeer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
(telkens
)
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten:
  • het brengen van zijn penis in haar vagina en
  • het brengen van één
  • het brengen van zijn penis in haar mond en
  • het likken van
  • het zich door [slachtoffer] laten aftrekken en
2
hij op
een of meer tijdstippen op of omstreeks23 september 2018 te Arnhem,
in elk geval in Nederland,
een ofmeer afbeeldingen, te weten
een ofmeer video’s, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), is betrokken
of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd,
verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaftwelke seksuele gedraging – zakelijk weergegeven – bestond uit: het met de penis en
/ofvinger
(s)vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had
bereikt en
/ofhet met de
/eenvinger
(s
)betasten en
/ofaanraken van het geslachtsdeel van [slachtoffer] , die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/
ofstrekt tot seksuele prikkeling.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. Ze heeft verzocht aan verdachte een kortdurende gevangenisstraf op te leggen met eventueel nog een voorwaardelijk deel en daarnaast een taakstraf.
-
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 26 februari 2020;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 20 december 2019;
- een pro justitia rapportage van een psychologisch onderzoek door [GZ-psycholoog] , gedateerd 31 december 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een13-jarig meisje. Daarbij heeft verdachte het slachtoffer betast, heeft hij haar gebeft en heeft hij zich door haar laten betasten en laten pijpen. Ook is verdachte meerdere keren bij het slachtoffer met een vinger en zijn penis in haar vagina binnengedrongen. Verder heeft verdachte filmpjes gemaakt van de seksuele handelingen. Dit zijn zeer ernstige feiten.
Verdachte heeft met zijn gedrag een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het 13-jarige slachtoffer. De verdachte heeft daarbij enkel oog gehad voor zijn eigen gerief en heeft zich niet bekommerd om de psychische schade die hij met zijn handelingen zou kunnen toebrengen aan het kwetsbare slachtoffer. Verdachte is er zelfs mee doorgegaan nadat hij met het slachtoffer naar het ziekenhuis is geweest voor een onderzoek toen ze hem had verteld dat ze door een vriend van verdachte was verkracht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Uit het rapport van [GZ-psycholoog] , van 31 december 2019 komt het volgende naar voren. Bij verdachte is sprake van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. In de persoonlijkheid van verdachte worden antisociale trekken geconstateerd zonder dat die constatering leidt tot een classificatie van een persoonlijkheidsstoornis. Vanuit de verstandelijke beperking is verdachte onvoldoende kritisch geweest op de beschouwing van de situatie en het inschatten van de risico’s die hij nam bij het aangaan van een relatie met een meisje jonger dan hem. Bij het maken van een filmpje van de seks met aangeefster geldt hetzelfde. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn korte-termijn-behoefte waarbij hij onvoldoende heeft stilgestaan bij de eventuele negatieve consequenties van zijn gedrag. Vanuit zijn verstandelijke beperking is verdachte gericht op het hier-en-nu en is hij verminderd in staat om sociale situaties adequaat in te schatten. De psycholoog adviseert om het tenlastegelegde verminderd aan verdachte toe te rekenen.
De psycholoog acht de kans op recidive verhoogd. Om deze kans te verkleinen zou verdachte een behandeling moeten ondergaan waarbij gewerkt wordt aan het versterken van zijn impulsbeheersing en het vergroten van zijn inzicht in (sociale) situaties. Gelet op zijn verstandelijke beperking zou verdachte echter beperkt leerbaar zijn. De insteek zou gedragsmatig moeten zijn. De ambulante begeleiding die verdachte in het kader van een eerdere voorwaardelijke veroordeling kreeg, is onvoldoende gebleken en het recente toezicht van de reclassering is stopgezet omdat verdachte onvoldoende stuurbaar was. Een hernieuwd ambulant traject is volgens de psycholoog onvoldoende. Mogelijk zal een klinische behandeling een positieve invloed op verdachte hebben. Verdachte is echter niet gemotiveerd voor een klinische behandeling, waardoor juridische kaders zoals bijzondere voorwaarden niet haalbaar zijn. De psycholoog komt niet tot een haalbaar behandeladvies.
In het advies van de reclassering staat dat verdachte niet is komen opdagen op geplande afspraken en dat er daarom geen gesprek heeft plaatsgevonden. Een eerder ambulant traject is niet uitvoerbaar gebleken en het reclasseringstoezicht is toen voortijdig en negatief geretourneerd. Het is niet mogelijk gebleken om binnen een ambulant kader de kans op recidive te verkleinen. Volgens de reclassering is de kans op recidive, de kans op letsel en de kans op onttrekken aan voorwaarden hoog. Met de beschikbare informatie kan de reclassering niet adviseren of interventies en/of toezicht nodig zijn.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies in deze rapporten over, behalve het advies van de psycholoog de feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. Volgens het rapport is deze conclusie enkel gebaseerd op de verstandelijke beperking van verdachte. Voor het overige zijn immers geen stoornissen vastgesteld die van invloed zijn op de mate van toerekenen. De rechtbank is echter van oordeel dat het enkele feit dat verdachte een verstandelijke beperking heeft niet zonder meer maakt dat de feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Naar het oordeel van de rechtbank wist verdachte heel goed dat [slachtoffer] minderjarig was en ook dat het strafbaar is om seks te hebben met een minderjarige. [slachtoffer] ging immers naar school vanuit de woning van verdachte, verdachte zei dat hij wist dat ze een probleemkind is, verdachte heeft tegenover haar gelogen over zijn eigen leeftijd en hij heeft tegen de politie verteld dat er wat tussen hen was gebeurd en dat dit strafbaar was. Gelet hierop zal de rechtbank de feiten volledig aan verdachte toerekenen.
Nu zowel de psycholoog als de reclassering niet hebben kunnen adviseren of en zo ja welke bijzondere voorwaarden nodig zijn om het recidiverisico terug te dringen en verdachte ook heeft aangegeven niet gemotiveerd te zijn voor een behandeling, zal de rechtbank afzien van het opleggen van bijzondere voorwaarden. Dit maakt ook dat de rechtbank geen aanleiding ziet om een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend is. De rechtbank acht de feiten te ernstig om een taakstraf op te leggen naast een korte gevangenisstraf, zoals door de raadsvrouw verzocht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 240b en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Plas (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. Y.H.M. Marijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Roelfsema, griffier.
Dit vonnis is ondertekend door mr. Plas en door haar uitgesproken op 27 maart 2020.
Vanwege het coronavirus en de in verband daarmee door de Rijksoverheid en de Rechtspraak met ingang van 17 maart 2020 genomen maatregelen is de rechtbank voor medewerkers slechts zeer beperkt toegankelijk en is het openbare gedeelte gesloten.
Mrs. Hovens, Marijs en Roelfsema zijn daarom buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De openbaarheid van dit vonnis wordt geborgd doordat het vonnis aan (de raadsvrouw van) verdachte (en eventuele andere procesdeelnemers) kenbaar wordt gemaakt en overigens door spoedige publicatie op
www.rechtspraak.nl.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019117097-13, gesloten op 16 juli 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 34; proces-verbaal van bevindingen p. 30.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 19.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 26; proces-verbaal van aangifte, p. 20.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 23
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 41.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 26.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 26; proces-verbaal van bevindingen, p. 34.
9.Proces-verbaal van aangifte, p. 19.