In deze zaak vorderden eisers, wonende te [woonplaats], schorsing van de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat door de Gemeente Berkelland was uitgevaardigd. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft op 27 maart 2020 uitspraak gedaan in een kort geding. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.C. Post, zijn eigenaar van een perceel grond waarop zij een schuilschuur voor paarden en andere voorzieningen hebben aangebracht. De Gemeente Berkelland had hen een last onder dwangsom opgelegd, waarbij eisers voor 1 oktober 2018 de voorzieningen dienden te verwijderen, met een dreiging van een dwangsom van € 20.000,00 bij niet-naleving.
Eisers gingen in bezwaar tegen het dwangsombesluit, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard. De Gemeente Berkelland heeft vervolgens de verbeurde dwangsommen geïnd en een dwangbevel uitgevaardigd. Eisers verzochten de voorzieningenrechter om de tenuitvoerlegging van het dwangbevel te schorsen, stellende dat dit hen onomkeerbare schade zou toebrengen, vooral gezien hun leeftijd en de status van het perceel als oudedagsvoorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente Berkelland onvoldoende had aangetoond waarom de tenuitvoerlegging niet kon wachten op de uitkomst van de beroepsprocedure tegen de invorderingsbeschikking. De rechter wees de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging toe, maar wees het verzoek om instemming met het vestigen van een hypotheekrecht op het perceel af, omdat er geen overeenkomst tot het stellen van vervangende zekerheid was. De Gemeente Berkelland werd veroordeeld in de proceskosten van eisers, die op € 1.390,47 werden begroot.