ECLI:NL:RBGEL:2020:2044

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
367024
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in een executiegeschil tussen een particulier en de Gemeente Berkelland

In deze zaak vorderden eisers, wonende te [woonplaats], schorsing van de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat door de Gemeente Berkelland was uitgevaardigd. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft op 27 maart 2020 uitspraak gedaan in een kort geding. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.C. Post, zijn eigenaar van een perceel grond waarop zij een schuilschuur voor paarden en andere voorzieningen hebben aangebracht. De Gemeente Berkelland had hen een last onder dwangsom opgelegd, waarbij eisers voor 1 oktober 2018 de voorzieningen dienden te verwijderen, met een dreiging van een dwangsom van € 20.000,00 bij niet-naleving.

Eisers gingen in bezwaar tegen het dwangsombesluit, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard. De Gemeente Berkelland heeft vervolgens de verbeurde dwangsommen geïnd en een dwangbevel uitgevaardigd. Eisers verzochten de voorzieningenrechter om de tenuitvoerlegging van het dwangbevel te schorsen, stellende dat dit hen onomkeerbare schade zou toebrengen, vooral gezien hun leeftijd en de status van het perceel als oudedagsvoorziening.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente Berkelland onvoldoende had aangetoond waarom de tenuitvoerlegging niet kon wachten op de uitkomst van de beroepsprocedure tegen de invorderingsbeschikking. De rechter wees de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging toe, maar wees het verzoek om instemming met het vestigen van een hypotheekrecht op het perceel af, omdat er geen overeenkomst tot het stellen van vervangende zekerheid was. De Gemeente Berkelland werd veroordeeld in de proceskosten van eisers, die op € 1.390,47 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/367024 / KZ ZA 20-35
Vonnis in kort geding van 27 maart 2020
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. H.C. Post te Assen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE BERKELLAND,
zetelend te Borculo,
gedaagde,
advocaat mr. P.M.J.J. Swagemakers te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eisers] en Gemeente Berkelland genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de brief van Gemeente Berkelland d.d. 6 maart 2020 inclusief producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eisers]
  • de pleitnota van Gemeente Berkelland.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is eigenaar van een perceel grond te [plaats] , kadastraal bekend
[perceelnummer] (hierna: “het perceel”).
2.2.
Op het perceel heeft [eisers] onder meer een schuilschuur voor paarden, een terreinverharding en een stalling voor landbouwtoebehoren aangebracht.
2.3.
Bij besluit van 6 juni 2018 (hierna: “het dwangsombesluit”) heeft Gemeente Berkelland een last onder dwangsom aan [eisers] opgelegd. Op grond van dit besluit:
i. behoorde [eisers] voor 1 oktober 2018 de schuilschuur, de terreinverharding en de stalling voor landbouwtoebehoren te verwijderen en verwijderd houden;
zou [eisers] bij gebreke daarvan een bestuursrechtelijke dwangsom verbeuren van € 20.000,00 voor de drie overtredingen tezamen.
2.4.
[eisers] is tegen het dwangsombesluit in bezwaar gegaan.
2.5.
Bij besluit van 1 november 2018 heeft Gemeente Berkelland het bezwaar van [eisers] niet-ontvankelijk verklaard vanwege indiening buiten de wettelijke termijn.
2.6.
Gemeente Berkelland heeft [eisers] per brief van 5 november 2018 bericht dat de overtredingen niet waren beëindigd en aanspraak gemaakt op een bedrag van € 20.000,00 aan verbeurde dwangsommen, te voldoen binnen zes weken.
2.7.
[eisers] heeft de dwangsommen niet voldaan.
2.8.
Bij besluit van 14 december 2018 heeft Gemeente Berkelland beslist dat zij overgaat tot invordering van de verbeurde dwangsommen (hierna: “de invorderingsbeschikking”).
2.9.
Per brief van 17 januari 2019 is de gemachtigde van [eisers] in bezwaar gegaan tegen de invorderingsbeschikking.
2.10.
Bij besluit van 18 april 2019 (hierna: “de beslissing op bezwaar”) heeft Gemeente Berkelland het bezwaar van [eisers] tegen de invorderingsbeschikking ongegrond verklaard.
2.11.
Per brief van 28 mei 2019 heeft de gemachtigde van [eisers] een beroepsschrift tegen de beslissing op bezwaar ingediend bij de rechtbank Gelderland, afdeling bestuursrecht.
2.12.
Op 14 augustus 2019 heeft Gemeente Berkelland een dwangbevel tot betaling van de dwangsommen aan [eisers] uitgevaardigd. Gemeente Berkelland heeft het dwangbevel per exploot van 9 september 2019 aan [eisers] laten betekenen.
2.13.
De gemachtigde van [eisers] heeft Gemeente Berkelland per e-mail van
19 november 2019:
i. verzocht om de dwanginvordering te staken hangende de beroepsprocedure bij de rechtbank Gelderland tegen de beslissing op bezwaar inzake de invorderingsbeschikking;
zekerheid aangeboden door vestiging van een hypotheekrecht op het perceel.
2.14.
De gemachtigde van Gemeente Berkelland heeft daarop gereageerd per brief van
6 februari 2020. Gemeente Berkelland heeft daarbij laten weten dat zij de dwangsominvordering niet zal opschorten. Evenmin heeft Gemeente Berkelland ingestemd met de door [eisers] aangeboden zekerheid.
2.15.
Per exploot van 2 maart 2020 heeft Gemeente Berkelland executoriaal beslag gelegd op het perceel.
2.16.
De beroepsprocedure tegen de invorderingsbeschikking is thans nog aanhangig bij de rechtbank Gelderland. In deze beroepsprocedure staat op 31 maart 2020 een mondelinge behandeling geagendeerd.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Gemeente Berkelland veroordeelt tot het staken en gestaakt houden van de tenuitvoerlegging van het jegens [eisers] uitgevaardigde dwangbevel tot een definitieve uitspraak is gedaan in de beroepsprocedures;
II. Gemeente Berkelland veroordeelt om akkoord te gaan met de door [eisers] voorgestelde hypothecaire inschrijving voor het door Gemeente Berkelland gevorderde bedrag van € 21.312,87 waarbij de inschrijvingskosten middels notariële akte voor rekening van [eisers] zullen zijn;
III. Gemeente Berkelland veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eisers] het volgende. Gemeente Berkelland heeft geen in redelijkheid te respecteren belang bij voortzetting van de tenuitvoerlegging. Door de tenuitvoerlegging toch voort te zetten maakt Gemeente Berkelland misbruik van recht. De tenuitvoerlegging moet worden geschorst hangende de beroepsprocedures tegen de invordering van de dwangsom.
3.3.
Gemeente Berkelland voert als volgt verweer. De dwangsominvordering berust niet op een juridische of feitelijke misslag. De last onder dwangsom heeft formele rechtskracht. Van een noodtoestand aan de zijde van [eisers] is geen sprake. Gemeente Berkelland is niet gehouden om mee te werken aan het vestigen van zekerheid. Gemeente Berkelland concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers]
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Dit kort geding draait om de vraag of de tenuitvoerlegging van de dwangsom moet worden geschorst en of Gemeente Berkelland moet meewerken aan het vestigen van een hypotheekrecht op het perceel, bij wijze van zekerheid.
schorsing tenuitvoerlegging: toetsingskader
4.2.
De vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van [eisers] richt zich tegen het dwangbevel tot betaling van de dwangsommen. Op grond van artikel 4:116 Algemene wet bestuursrecht levert een dwangbevel een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden tenuitvoergelegd.
4.3.
Vooropgesteld moet worden dat de taak van de kortgedingrechter in een executiegeschil relatief beperkt is. Als uitgangspunt geldt namelijk dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand, zolang niet op het ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Daarbij moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel blijft buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag (HR 20 december 2019,
NJB2020, 13).
4.4.
Volgens [eisers] moet de tenuitvoerlegging worden geschorst. Ter onderbouwing heeft [eisers] aangevoerd dat tenuitvoerlegging voor hem tot onomkeerbare en ernstige gevolgen zal leiden. Het perceel vormt voor [eisers] een oudedagsvoorziening en [eisers] is inmiddels op leeftijd. Ook is de schuilschuur inmiddels weggehaald, aldus [eisers] Desondanks houdt Gemeente Berkelland vast aan tenuitvoerlegging van de volledige dwangsom. Gemeente Berkelland heeft geen in rechte te respecteren belang bij tenuitvoerlegging omdat [eisers] zekerheid heeft aangeboden in de vorm van een hypotheekrecht op het perceel. Tot slot speelt volgens [eisers] dat de hoogte van de dwangsom op een kennelijke misslag berust. De dwangsom is namelijk veel te hoog en onvoldoende gemotiveerd, aldus [eisers] Ook is de dwangsom op bestuursrechtelijke gronden onterecht opgelegd, nog steeds aldus [eisers]
4.5.
Gemeente Berkelland heeft gemotiveerd weersproken dat de tenuitvoerlegging moet worden geschorst. Omdat [eisers] de bezwaartermijn tegen het dwangsombesluit onbenut heeft laten verstrijken heeft het dwangsombesluit formele rechtskracht, aldus Gemeente Berkelland. Dit maakt dat van de juistheid van het dwangsombesluit moet worden uitgegaan, nog steeds aldus Gemeente Berkelland. Volgens Gemeente Berkelland heeft [eisers] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat tenuitvoerlegging voor hem tot een noodtoestand zal leiden. [eisers] beschikt volgens Gemeente Berkelland immers over vermogen in de vorm van een woning, een perceel grond en diverse landbouwtoebehoren. Dit vermogen kan [eisers] liquideren, aldus Gemeente Berkelland. Dat [eisers] zekerheid heeft aangeboden behoort volgens Gemeente Berkelland geen rol te spelen. Gemeente Berkelland heeft aangevoerd dat zij op grond van de wet bevoegd is om de dwangsommen te innen. Gemeente Berkelland stelt niet gehouden te zijn om mee te werken aan (vervangende) zekerheid.
schorsing tenuitvoerlegging: belangenafweging
4.6.
Overwogen wordt dat tegen de invorderingsbeschikking beroep aanhangig is. In dit hoger beroep zou op 31 maart 2020 een mondelinge behandeling plaatsvinden, maar dit zal vanwege de thans geldende coronamaatregelen waarschijnlijk later plaatsvinden. Veronderstellenderwijs wordt ervan uitgegaan dat in de beroepsprocedure in de loop van 2020 wel een uitspraak zal worden gedaan.
4.7.
Geoordeeld wordt dat Gemeente Berkelland onvoldoende heeft toegelicht waarom de tenuitvoerlegging niet kan wachten totdat de beroepsprocedure tegen de invorderingsbeschikking is afgerond. Gemeente Berkelland heeft slechts aangevoerd dat zij op grond van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd is tot inning van de dwangsom. Maar de enkele aanwezigheid van zo’n bevoegdheid impliceert nog niet Gemeente Berkelland de dwangsommen ook per se nu moet innen. Daarbij weegt mee dat [eisers] een particulier is, die op leeftijd is en slechts een paardenschuur, wat terreinverharding en een opslag voor landbouwtoebehoren op zijn perceel heeft aangebracht. Van een ernstige overtreding lijkt vooralsnog geen sprake. De hoogte van de dwangsom zal allicht in overeenstemming zijn met de bestuursrechtelijke regels, maar toch gaat het om veel geld, zeker voor een particulier zoals [eisers] en ook gelet op de ernst van de overtredingen. Gemeente Berkelland lijkt zich ook onvoldoende de belangen van [eisers] aan te trekken. Dit volgt bijvoorbeeld uit het feit dat zij na het uitbrengen van de kortgedingdagvaarding beslag op het perceel heeft gelegd, amper drie weken voor de (toen nog geplande) mondelinge behandeling bij de bestuursrechter van 31 maart 2020. Ook weegt mee dat [eisers] zekerheid heeft aangeboden in de vorm van een hypotheekrecht op het perceel. Gemeente Berkelland heeft onvoldoende toegelicht waarom zij deze zekerheid niet wenst te aanvaarden. Niets staat eraan in de weg dat Gemeente Berkelland de beroepsprocedure eerst afwacht en (wellicht alsnog) de door [eisers] aangeboden zekerheid accepteert. De tenuitvoerlegging zal daarom worden geschorst hangende de beroepsprocedure tegen de invorderingsbeschikking.
vervangende zekerheid
4.8.
Verder heeft [eisers] gevorderd dat Gemeente Berkelland instemt met het vestigen van een hypotheekrecht op het perceel. Onduidelijk is echter wat de grondslag is van deze vordering. Van een overeenkomst tot het stellen van vervangende zekerheid is immers geen sprake. Dit deel van de vordering van [eisers] zal dus worden afgewezen. Het stellen van zekerheid is iets wat partijen eerst met elkaar overeen moeten komen, waarbij (ten overvloede) wordt overwogen dat het onbekend is of de door [eisers] beoogde zekerheid adequaat zal zijn.
proceskosten
4.9.
Gemeente Berkelland zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 106,47
- griffierecht 304,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.390,47

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Gemeente Berkelland tot het staken en gestaakt houden van de tenuitvoerlegging van het jegens [eisers] uitgevaardigde dwangbevel totdat een einduitspraak is gedaan in de beroepsprocedure tegen de invorderingsbeschikking,
5.2.
veroordeelt Gemeente Berkelland in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.390,47,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2020.
eh/pb De voorzieningenrechter is buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.