ECLI:NL:RBGEL:2020:2038

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
05/840022-18 en 05/840677-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel met betrekking tot een veroordeelde met verslavingsproblematiek en persoonlijkheidsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 maart 2020 uitspraak gedaan over de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, geboren in 1977 en thans gedetineerd. De ISD-maatregel was eerder opgelegd bij vonnis van 22 januari 2018 en had als doel de veroordeelde te beschermen tegen recidive en de maatschappij te beveiligen. De verdediging stelde dat de maatregel had gefaald en verzocht om opheffing, terwijl de officier van justitie de voortzetting van de maatregel vroeg. Tijdens de zitting op 6 maart 2020 werd de veroordeelde gehoord, evenals zijn raadsman en deskundigen. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde niet in staat is zelfstandig te functioneren en dat beëindiging van de maatregel zou leiden tot destabilisatie en mogelijk crimineel gedrag. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel moest worden voortgezet, gezien de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de veroordeelde, die hulp nodig heeft bij zijn verslaving en persoonlijkheidsproblematiek. De beslissing werd genomen in het licht van de bescherming van de maatschappij en de noodzaak van verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/840022-18 en 05/840677-18
Raadkamernummer: 20/49
Datum uitspraak: 20 maart 2020
Beslissingvan de meervoudige kamer ingevolge artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte] geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,

thans gedetineerd [detentieadres] ,
raadsman: mr. V.S.J. Chorus, advocaat te Utrecht.

De procedure

Bij vonnis van deze rechtbank van 22 januari 2018 is aan veroordeelde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar opgelegd (hierna te noemen: ISD-maatregel). Bij beslissing van 26 september 2019 is besloten tot voortzetting van de ISD-maatregel. Bij brief van 10 februari 2020 is namens veroordeelde verzocht om een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van tenuitvoerlegging van de maatregel.

Het onderzoek in raadkamer

Ter openbare terechtzitting van 6 maart 2020 zijn gehoord:
- veroordeelde;
- de raadsman mr. Chorus;
- de deskundige [naam] , [naam] , en
- de officier van justitie, mr. G. van Roermund.

Het standpunt van veroordeelde

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel heeft gefaald en dat niet verwacht wordt dat dit hersteld kan worden. Volgens de verdediging is aan veroordeelde nauwelijks behandeling en/of hulpverlening aangeboden en is sprake van een vertrouwensbreuk tussen veroordeelde en de kliniek. De verdediging verzoekt dan ook om opheffing van de ISD-maatregel.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft verzocht de ISD-maatregel voort te zetten.

De beoordeling

De ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive. De rechter beëindigt de maatregel indien hij naar aanleiding van de inlichtingen over de noodzaak van de voortzetting van de maatregel van oordeel is dat de verdere tenuitvoerlegging niet langer is vereist.
Daarbij dient het volgende beslissingskader te gelden. Allereerst moet worden vastgesteld of opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, ernstige overlast en verloedering van het publieke domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van betrokkene ligt. Daarbij is de bescherming van de maatschappij het primaire doel van de maatregel en derhalve van doorslaggevende betekenis.
Uit de tussentijdse ISD rapportage van 2 maart 2020 en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de motivatie van veroordeelde om zich te laten behandelen nogal wisselt. Daarbij zijn de nodige disciplinaire straffen aan veroordeelde opgelegd wegens positieve urinecontroles. Veroordeelde weigerde deel te nemen aan de training GRIP, die gericht is op gebruik. Hij ontkent zijn verslavingsproblematiek. Vanwege een incident in [detentieadres] werd veroordeelde teruggeplaatst naar de [detentieadres] . Toen veroordeelde met toestemming op 24 februari 2020 het graf van zijn moeder bezocht, onttrok hij zich aan zijn begeleider(s). Vervolgens werd veroordeelde op 2 maart 2020 aangehouden en geplaatst in de arrestantenafdeling van de [detentieadres] .
De deskundige heeft opgemerkt dat er te weinig is gedaan om de maatregel nu al te beëindigen. Er zal een nieuw traject voor veroordeelde worden uitgezet. Het advies is verder onderzoek te doen naar AD(H)D en insteken op erkenning van de (verslavings)problematiek. Daarop zal een behandeling worden aangeboden, maar dit kan risico’s met zich meebrengen tijdens het aangaan van emotionele zaken. Gezien het grillige gedrag van veroordeelde tijdens zijn klinische opname en zijn gebruik, heeft hij hulp nodig bij zijn verslaving, persoonlijkheidsproblematiek en alle dagelijkse activiteiten. Hij was voorheen en is nu nog steeds niet in staat om zelfstandig te functioneren. Beëindiging van de ISD-maatregel betekent dat er geen toezicht en begeleiding is op het gedrag van veroordeelde. Als de externe structuur wegvalt, zal naar verwachting het risico op destabilisatie toenemen en zal hij bijna zeker destabiliseren, hetgeen zal leiden tot voortzetting van zijn criminele gedrag.
Gelet op het vorenstaande en in het licht bezien van het beslissingskader acht de rechtbank noodzakelijk dat de ISD-maatregel wordt voortgezet. De veroordeelde kan baat hebben bij de in gang te zetten behandeling(en) binnen de [detentieadres] , of enige andere door de reclassering aan te wijzen instelling. Bovendien wordt hiermee de maatschappij beschermd tegen het mogelijk recidiveren van veroordeelde.

De beslissing

De rechtbank:
beslisttot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 22 januari 2018 aan [verdachte] opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. Tegelaar, als voorzitter, mr. F.J.H. Hovens en
mr. F.E. Venema, als rechters in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken op 20 maart 2020.
Mr. A. Tegelaar, mr. F.E. Venema en mr. A. Bril zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Vanwege het coronavirus en de in verband daarmee door de Rijksoverheid en de Rechtspraak met ingang van 17 maart 2020 genomen maatregelen is de rechtbank voor medewerkers slechts zeer beperkt toegankelijk en is het openbare gedeelte gesloten.
De openbaarheid van dit vonnis/beslissing wordt geborgd doordat het vonnis/de beslissing aan (de raadsman/vrouw van) verdachte (en eventuele andere procesdeelnemers) kenbaar wordt gemaakt en overigens door spoedige publicatie op www.rechtspraak.n