ECLI:NL:RBGEL:2020:2027

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
20-2284
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift tegen inhouding rijbewijs ongegrond verklaard

Op 10 maart 2020 is bij de rechtbank Gelderland een klaagschrift ingediend door klager, die zijn rijbewijs terugvorderde op basis van artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Klager, geboren in 1988 en werkzaam als orderpicker bij Albert Heijn in Zwolle, stelde dat hij zijn rijbewijs nodig had voor woon-werkverkeer, aangezien de reistijd met het openbaar vervoer bijna twee uur bedraagt. Klager had vakantiedagen opgenomen en was af en toe met een collega meegereden, maar deze had niet dezelfde werktijden. Klager gaf aan dat hij bij beëindiging van zijn dienstverband ook zijn woning in Nederland zou verliezen.

De officier van justitie concludeerde echter tot ongegrondverklaring van het klaagschrift, omdat klager zijn auto had bestuurd onder invloed van alcohol (1025 µg/l) en gevaarlijk rijgedrag had vertoond. Klager had tijdens zijn verhoor aangegeven dat hij per 1 maart 2020 terug naar Polen zou gaan. De officier van justitie benadrukte dat de verkeersveiligheid voorop staat en dat de persoonlijke belangen van klager niet zwaarder wegen.

De raadkamer heeft het klaagschrift beoordeeld en vastgesteld dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien de overtreding van klager. De raadkamer heeft de belangen van verkeersveiligheid afgewogen tegen de persoonlijke belangen van klager en geconcludeerd dat de veiligheid op de weg ernstig in gevaar was gebracht door klagers gedrag. De raadkamer verklaarde het klaagschrift ongegrond, waarbij de beslissing werd genomen door mr. C. Kleinrensink, rechter, in tegenwoordigheid van E.M. Damink, griffier, en uitgesproken op 26 maart 2020.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 96-048843-20
Raadkamernummer: 20-2284
Datum uitspraak: 26 maart 2020
Beschikkingvan de enkelvoudige raadkamer ingevolge artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[klager] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van zijn raadsman, mr. S. de Goede, Baronielaan 95, 4818 PC Breda.

De procedure

Op 10 maart 2020 is bij de rechtbank binnengekomen het klaagschrift van klager ex artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
De raadkamer heeft kennisgenomen van het strafdossier en heeft kennisgenomen van de schriftelijke standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw

Het onderzoek in raadkamer

Vanwege het coronavirus en de in verband daarmee door de Rijksoverheid en de Rechtspraak genomen maatregelen is de rechtbank gesloten en kan de zaak niet op een openbare terechtzitting worden behandeld. De raadkamer overweegt daarbij dat het belang van de volksgezondheid en de gezondheid van de procesdeelnemers in deze zaak prevaleren boven het aanwezigheidsrecht van klager.
De raadkamer heeft er naar gestreefd de doelen en belangen die gediend zijn met een behandeling op een openbare terechtzitting zoveel mogelijk te borgen, door de betrokken procespartijen op voorhand te informeren en in staat te stellen hun standpunten kenbaar te maken. De situatie van een anders openbare terechtzitting heeft de raadkamer aldus zoveel mogelijk nagebootst.

Het standpunt van klager

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs. Hiertoe is aangevoerd dat klager zijn rijbewijs nodig heeft ten behoeve van het woon-werkverkeer. Klager is orderpicker bij Albert Heijn in Zwolle en de reistijd van en naar zijn werk met het openbaar vervoer bedraagt bijna 2 uur. Tot op heden heeft klager vakantiedagen opgenomen en is een aantal malen met een collega meegereden. Deze collega heeft echter niet dezelfde werktijden als klager. Als het dienstverband van klager wordt beëindigd, zal hij ook zijn woning in Nederland verliezen.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het klaagschrift. Hiertoe is aangevoerd dat klager zijn auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed van veel te veel alcohol (1025 µg/l) was. Hierbij heeft hij zeer gevaarlijk rijgedrag getoond. Klager heeft tijdens zijn verhoor bij de politie aangegeven dat hij per 1 maart 2020 terug naar Polen zou gaan. De verkeersveiligheid dient in dezen te prevaleren boven de persoonlijke belangen van klager.

De beoordeling

Wat betreft de feiten, die aan de onderhavige inhouding van het rijbewijs ten grondslag liggen, wordt verwezen naar het in deze zaak opgemaakte proces-verbaal met mutatienummer PL0600-2020072385, opgemaakt door een verbalisant van de politie-eenheid Oost-Nederland.
De officier van justitie is bevoegd het ingevorderde rijbewijs onder zich te houden als bij het in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, bedoelde onderzoek is gebleken dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger was dan 570 µg/l, dan wel als op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw een feit als bedoeld in artikel 164, tweede of derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 zal begaan.
De raadkamer is van oordeel dat er voldaan is aan de eisen die artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 aan een rechtmatige inhouding stelt.
Vervolgens heeft de raadkamer een afweging te maken tussen het belang van de verkeersveiligheid enerzijds en het belang van betrokkene anderzijds. Bij de beoordeling van de vraag of de verkeersveiligheid in het geding is, dient de raadkamer rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder het feit waarvan klager verdacht wordt, maar ook eventueel eerdere (soortgelijke) door klager begane feiten.
Naar het oordeel van de raadkamer mag worden aangenomen dat door de vermoedelijk door klager begane overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht.
De raadkamer is van voorts oordeel dat geen sprake is van een situatie dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat in de strafzaak, in geval van veroordeling, aan klager een (deels) onvoorwaardelijke ontzegging zal worden opgelegd van kortere duur dan de tijd gedurende welke het rijbewijs op dat moment ingehouden of ingevorderd is geweest.
Uit het dossier blijkt klager onder invloed van veel te veel alcohol (1025 µg/l) zijn auto heeft bestuurd en daarbij levensgevaarlijk rijgedrag heeft vertoond.
De raadkamer is van oordeel dat op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in het onderhavige geval de door klager naar voren gebrachte persoonlijke belangen niet opwegen tegen de belangen van verkeersveiligheid die met de verdere inhouding van het rijbewijs zijn gediend.

De beslissing

De raadkamer:
verklaarthet klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. C. Kleinrensink, rechter, in tegenwoordigheid van E.M. Damink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 maart 2020.
De rechter en de griffier zijn buiten staat te ondertekenen. Daarom is in opdracht getekend door een dienstdoende tekenrechter.
Naam en handtekening tekenrechter:
De openbaarheid van deze beslissing wordt geborgd doordat de beslissing aan de raadsman van klager (en eventuele andere procesdeelnemers) kenbaar wordt gemaakt en overigens door spoedige publicatie op
www.rechtspraak.nl.