Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
de officier van justitie
[klager] ,
De procedure
Het onderzoek in raadkamer
Het standpunt van klager
Het standpunt van de officier van justitie
De beoordeling
De beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Gelderland
Op 10 maart 2020 is bij de rechtbank Gelderland een klaagschrift ingediend door klager, die zijn rijbewijs terugvorderde op basis van artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Klager, geboren in 1988 en werkzaam als orderpicker bij Albert Heijn in Zwolle, stelde dat hij zijn rijbewijs nodig had voor woon-werkverkeer, aangezien de reistijd met het openbaar vervoer bijna twee uur bedraagt. Klager had vakantiedagen opgenomen en was af en toe met een collega meegereden, maar deze had niet dezelfde werktijden. Klager gaf aan dat hij bij beëindiging van zijn dienstverband ook zijn woning in Nederland zou verliezen.
De officier van justitie concludeerde echter tot ongegrondverklaring van het klaagschrift, omdat klager zijn auto had bestuurd onder invloed van alcohol (1025 µg/l) en gevaarlijk rijgedrag had vertoond. Klager had tijdens zijn verhoor aangegeven dat hij per 1 maart 2020 terug naar Polen zou gaan. De officier van justitie benadrukte dat de verkeersveiligheid voorop staat en dat de persoonlijke belangen van klager niet zwaarder wegen.
De raadkamer heeft het klaagschrift beoordeeld en vastgesteld dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien de overtreding van klager. De raadkamer heeft de belangen van verkeersveiligheid afgewogen tegen de persoonlijke belangen van klager en geconcludeerd dat de veiligheid op de weg ernstig in gevaar was gebracht door klagers gedrag. De raadkamer verklaarde het klaagschrift ongegrond, waarbij de beslissing werd genomen door mr. C. Kleinrensink, rechter, in tegenwoordigheid van E.M. Damink, griffier, en uitgesproken op 26 maart 2020.