ECLI:NL:RBGEL:2020:2014

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
05/880310-17 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in verband met witwassen met gevangenisstraf en schatting wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor het medeplegen van witwassen. De ontnemingsvordering werd ingediend door de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland, die stelde dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten ter hoogte van € 25.270,41. Tijdens de zitting op 11 maart 2020 was de veroordeelde niet aanwezig, maar zijn raadsman, mr. E.H. Bokhorst, was wel aanwezig om de verdediging te voeren. De officier van justitie paste zijn vordering aan en stelde het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 12.635,20, wat de verdediging redelijk achtte.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de veroordeelde inderdaad wederrechtelijk voordeel had genoten. De rechtbank baseerde haar oordeel op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen waren vervat. De rechtbank schatte het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 5.054,08, wat overeenkomt met een vijfde deel van het eerder genoemde bedrag van € 25.270,41. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van dit bedrag, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken, met inachtneming van de coronamaatregelen die op dat moment van kracht waren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880310-17 (ontneming)
Datum zitting : 11 maart 2020
Datum uitspraak: 25 maart 2020
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedag veroordeelde] 1993 te [geboorteplaats veroordeelde]
adres : [adres veroordeelde]
plaats : [postcode en woonplaats veroordeelde] .
Raadsman: mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is gesteld op € 25.270,41.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 11 maart 2020 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 11 maart 2020 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde niet verschenen. Als uitdrukkelijk gemachtigde raadsman is ter terechtzitting verschenen, mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal.
De officier van justitie, mr. E. Agelink, heeft ter terechtzitting de vordering aangepast en heeft gevorderd dat het voordeel wordt gesteld op € 12.635,20.
De raadsman van veroordeelde heeft het woord ter verdediging gevoerd.

4.De beoordeling van de vordering

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie gaat ervan uit dat veroordeelde de feiten samen met een ander heeft gepleegd. Omdat veroordeelde geen inzage geeft in de verdeling van het voordeel, moet ervan worden uitgegaan dat hij de beschikking had over de helft van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie heeft het voordeel daarom geschat op € 12.635,20 (de helft van het bedrag van € 25.270,41 dat wordt genoemd in het ontnemingsrapport).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht de nieuwe berekening van de officier van justitie redelijk.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 25 maart 2020 tegen veroordeelde gewezen vonnis. Veroordeelde is ter zake van witwassen en het medeplegen van witwassen, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. [1]
De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om het wederrechtelijk voordeel te schatten, conform artikel 36e lid 5 van het Wetboek van Strafrecht en sluit daarbij aan bij het tegen veroordeelde gewezen vonnis van 25 maart 2020.
De rechtbank overweegt dat het wederrechtelijk voordeel in ieder geval bestaat uit de door veroordeelde ontvangen geldbedragen op zijn bankrekening van de aangevers ten aanzien waarvan in het vonnis witwassen bewezen is verklaard. Veroordeelde heeft van die aangevers de volgende, niet terugbetaalde geldbedragen wederrechtelijk verkregen:
van [aangever 1] [2] € 24.502,50
van [aangever 2] [3]
767,91 +
€ 25.270,41
Voor wat betreft het geldbedrag overgemaakt door [bedrijf 3] , overweegt de rechtbank dat uit de bij de ABN AMRO Bank gevorderde gegevens bleek dat het geldbedrag van € 3.025,- wegens vermoedens van overboekingsfraude door de ABN AMRO Bank was veilig gesteld. De rechtbank zal dit bedrag dan ook niet meenemen.
De rechtbank gaat er bij het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel vanuit dat veroordeelde het voordeel niet alleen heeft genoten. Veroordeelde heeft echter geen openheid van zaken gegeven over het aantal personen dat betrokken was en over de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier kan worden vastgesteld dat – afgezien van veroordeelde – er tenminste nog vier andere personen bij het witwassen betrokken waren, als gevolg waarvan veroordeelde ook is veroordeeld voor het
medeplegenvan witwassen.
De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook schattenderwijs vaststellen op € 5.054,08 (zijnde: een vijfde deel van het wederrechtelijk verkregen geldbedrag van € 25.270,41).

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
stelt vast het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van
€ 5.054,08 (zegge: vijfduizendvierenvijftig euro en acht cent);
legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van dit bedrag.
Deze uitspraak is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. de Vries, griffier.
Deze uitspraak is ondertekend door mr. J.J.H. van Laethem en door hem in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2020.
Vanwege het coronavirus en de in verband daarmee door de Rijksoverheid en de Rechtspraak met ingang van 17 maart 2020 genomen maatregelen is de rechtbank voor medewerkers slechts zeer beperkt toegankelijk en is het openbare gedeelte gesloten.
Mrs. R.S. Croll, rechter, M. Hoedeman, rechter en mr. J.J. de Vries, griffier, zijn daarom buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De openbaarheid van deze beslissing wordt geborgd doordat de beslissing aan de raadsman van verdachte (en eventuele andere procesdeelnemers) kenbaar wordt gemaakt en overigens door spoedige publicatie op www.rechtspraak.nl”

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018376800, gesloten op 8 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte met bijlagen, p. 114-118.
3.Proces-verbaal van aangifte met bijlagen, waaronder een kopie van de factuur van [bedrijf 2] p. 255-262.