ECLI:NL:RBGEL:2020:2012

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
05/080871-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van ex-partner en kinderen door verdachte

Op 26 maart 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die beschuldigd werd van mishandeling van zijn ex-vrouw en kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn ex-partner, met wie hij van 1997 tot 2017 getrouwd was, in verschillende periodes heeft mishandeld. Dit gebeurde onder andere in een asielzoekerscentrum in Amersfoort en in hun woning in Wageningen. De mishandelingen omvatten het vastpakken en dichtdrukken van de keel van de ex-partner, het slaan en duwen, en het knijpen in de arm. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor deze mishandelingen, gebaseerd op de verklaringen van de ex-partner en de kinderen. De verdachte werd ook beschuldigd van mishandeling van zijn vier dochters, waarbij hij hen met een voorwerp sloeg en hen onder koud water hield. De rechtbank achtte ook deze beschuldigingen bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren en moest schadevergoeding betalen aan zijn ex-vrouw en kinderen. De rechtbank hield rekening met het tijdsverloop sinds de laatste feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij geen strafblad had en geen signalen van grensoverschrijdend gedrag meer waren waargenomen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van €350 voor de ex-partner en €500 voor elk van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/080871-18
Datum uitspraak : 26 maart 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag verdachte] 1969 te [geboorteplaats verdachte] ,
wonende te [adres verdachte] .
Raadsvrouw: mr. M. Mor-Yazir, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij eenmaal of meermalen in of omstreeks de periode van 05 september 2006 tot en met
31 december 2010 te Wageningen en/of te Amersfoort, althans in Nederland en/of te Andijan, althans in Oezbekistan, (telkens) zijn [echtgenote] heeft mishandeld door die [echtgenote] eenmaal of meermalen (met kracht)
- bij de keel te pakken en/of te grijpen en/of de keel dicht te drukken en/of tegen de muur te duwen en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- op/tegen de benen, althans tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- op/tegen het lichaam te duwen;
2.
hij eenmaal of meermalen in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 27 april 2017 te Wageningen, althans in Nederland (telkens) zijn [echtgenote] heeft mishandeld door die [echtgenote] eenmaal of meermalen (met kracht)
- bij de keel te pakken en/of te grijpen en/of de keel dicht te drukken en/of tegen de muur te duwen en/of (vervolgens) tegen een muur aan te duwen en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- op/tegen de benen, althans tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- op/tegen het lichaam te duwen en/of
- in de arm, althans in het lichaam te knijpen;
3.
hij eenmaal of meermalen in of omstreeks de periode van 05 september 2006 tot en met
13 april 2017 te Wageningen en/of te Amersfoort, althans in Nederland en/of te Andijan, althans in Oezbekistan, (telkens) zijn kind(eren), te weten
- [kind 2] , geboren op [geboortedatum kind 2] te [geboorteplaats kinderen] en/of
- [kind 3] , geboren op [geboortedatum kind 3] te [geboorteplaats kinderen] en/of
- [kind 1] , geboren op [geboortedatum kind 1] te [geboorteplaats kinderen] en/of
- [kind 4] , geboren op [geboortedatum kind 4] te [geboorteplaats kinderen] ,
heeft mishandeld door eenmaal of meermalen (met kracht)
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam, al dan niet met een voorwerp (een stok en/of een deegroller) te slaan en/of te stompen en/of
- op/tegen de benen, althans tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- bij de arm te pakken en/of (vervolgens) in de arm/hand te knijpen en/of
- bij de nek vast te pakken en/of (vervolgens) het hoofd onder koud water houden (waardoor [kind 2] met haar hoofd tegen de wastafel/kraan is gebotst) en/of
- op/tegen het lichaam te duwen.
2a. Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Onder de feiten 1 en 3 is verdachte mishandeling van zijn ex-partner in de periode van 5 september 2006 tot en met 31 december 2010 (feit 1) en kinderen in de periode van 5 september 2006 tot en met 13 april 2017 (feit 3) ten laste gelegd. De maximumstraf voor de mishandeling van een echtgenoot en/of kind bedraagt 4 jaar. Bij een dergelijk strafmaximum is de verjaringstermijn 12 jaar. Op 2 maart 2020 is de dagvaarding aan verdachte uitgereikt. Dit betekent dat de feiten gepleegd vóór 2 maart 2008 zijn verjaard en dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van de feiten 1 en 3 voor de periode van 5 september 2006 tot 2 maart 2008 niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2b. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Te beoordelen periode na 2 maart 2008
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie meegedeeld dat zij bedoeld heeft enkel de mishandelingen die in Nederland zijn gepleegd ten laste te leggen. Uit het dossier volgt dat verdachte en zijn familie op 28 september 2010 naar Nederland zijn gekomen. De rechtbank zal de te beoordelen periode dan ook inkorten. Dit betekent dat de te beoordelen periode ten aanzien van feit 1 van 28 september 2010 tot en met 31 december 2010 betreft en ten aanzien van feit 3 de periode van 28 september 2010 tot en met 13 april 2017 betreft.
Overwegingen
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was vanaf 1997 tot 2 augustus 2017 getrouwd met [echtgenote] . [2]
Verdachte heeft samen met [echtgenote] vier dochters, te weten:
- [kind 1] , geboren op [geboortedatum kind 1] te [geboorteplaats kinderen] ; [3]
- [kind 2] , geboren op [geboortedatum kind 2] te [geboorteplaats kinderen] ; [4]
- [kind 3] , geboren op [geboortedatum kind 3] te [geboorteplaats kinderen] ; [5]
- [kind 4] , geboren op [geboortedatum kind 4] te [geboorteplaats kinderen] . [6]
Op 28 september 2010 kwamen zij als gezin aan in Nederland in het Asielzoekerscentrum (AZC) in Amersfoort. In maart 2011 kregen zij een woning in Wageningen. [7] Op 13 april 2017 is verdachte uit de woning vertrokken. [8]
Ten aanzien van feit 1: de mishandeling van [echtgenote] in de periode van
28 september 2010 tot en met 31 december 2010
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat, op grond van de aangifte en de verklaringen van de dochters, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [echtgenote] door haar bij de keel vast te pakken en deze dicht te drukken en haar meermaals te slaan en te duwen. De officier van justitie acht de overige geweldshandelingen niet wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de mishandeling van [echtgenote] , omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is.
Beoordeling door de rechtbank
Zoals vastgesteld verbleven [echtgenote] en verdachte van 28 september 2010 tot maart 2011 in het AZC in Amersfoort, op dat moment waren zij getrouwd.
[echtgenote] heeft verklaard dat verdachte tijdens een ruzie in het AZC in Amersfoort zeer agressief werd naar haar en de kinderen toe. Op een gegeven moment pakte verdachte haar bij de keel en drukte hij deze dicht. Zij raakte door het dichtdrukken bewusteloos en zakte op de grond. [9]
[kind 1] heeft verklaard dat zij circa drie maanden na aankomst in het AZC zag dat haar vader haar moeder bij haar keel pakte met zijn handen. Ze schrok hier erg van omdat haar moeder geen geluid meer maakte. Ze dacht op dat moment dat haar moeder dood was. [10]
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij [echtgenote] toen bij haar keel heeft gepakt en geduwd. [11] Verdachte heeft ontkend haar keel te hebben dichtgedrukt.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [echtgenote] heeft mishandeld door haar bij haar keel vast te pakken en deze dicht te drukken. De verklaring van [kind 1] , dat haar moeder geen geluid meer maakte en dat zij dacht dat haar moeder dood was, past bij de verklaring van [echtgenote] dat zij door het dichtknijpen van de keel bewusteloos is geraakt. Het dichtknijpen van de keel hangt ook samen met het vastpakken bij de keel, wat verdachte niet ontkent.
Inzake de overige ten laste gelegde geweldshandelingen overweegt de rechtbank als volgt. [echtgenote] heeft in haar aangifte ten aanzien van de ten laste gelegde periode enkel verklaard over het incident in het AZC in Amersfoort waarbij zij bij de keel is gegrepen. Zij heeft voorts verklaard dat verdachte haar na dit incident tot 2017 vermoedelijk niet meer heeft mishandeld; zij kan zich dit niet herinneren. De rechtbank acht de overige ten laste gelegde geweldshandelingen dan ook niet wettig en overtuigend bewezen, nu zij niet kan vaststellen dat deze ook hebben plaatsgevonden in de te beoordelen periode. De rechtbank zal verdachte van die geweldshandelingen vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2: de mishandeling van [echtgenote] in de periode van
1 januari 2017 tot en met 27 april 2017
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat, op grond van de aangifte, de verklaringen van de dochters en de eigen verklaring van verdachte, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [echtgenote] , door haar bij de keel vast te pakken en deze dicht te drukken, haar arm vast te pakken en daarin te knijpen en haar te slaan. De officier van justitie acht de overige geweldshandelingen niet wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [echtgenote] heeft mishandeld door haar bij de keel vast te pakken en door haar arm vast te pakken en daar in te knijpen. Daartoe is aangevoerd dat [echtgenote] heeft verklaard alleen thuis te zijn geweest op het moment dat verdachte haar bij haar keel pakte. Zij heeft niets verklaard over het thuiskomen van hun dochter [kind 2] . Desondanks verklaart [kind 2] wel het incident gezien te hebben. Deze verklaring is dan ook ongeloofwaardig, zodat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs overblijft. Ten aanzien van het knijpen in de arm stelt de verdediging dat verdachte niet het opzet had om [echtgenote] hiermee pijn te doen. Hij wilde enkel met haar praten.
Beoordeling door de rechtbank
Zoals vastgesteld kregen [echtgenote] en verdachte in maart 2011 een woning in Wageningen waar zij halverwege april 2017 ook nog samen verbleven. Zij waren in de ten laste gelegde periode getrouwd.
Bij de keel vastpakken, de keel dichtdrukken en tegen het lichaam duwen
[echtgenote] heeft verklaard dat zij op 13 april 2017 bij haar woning in Wageningen kwam. Zij hoorde en zag dat verdachte kwaad was en tegen haar begon te schreeuwen. Hij werd agressief en toen zag en voelde [echtgenote] dat verdachte haar richting de slaapkamer duwde. Zij zag en voelde dat verdachte haar met zijn rechterhand bij haar keel pakte. [12] Zij voelde dat hij haar keel dichtdrukte.
[kind 2] heeft verklaard dat zij op 12 april 2017 thuis kwam en geschreeuw van haar ouders hoorde. Ze ging naar hun kamer en zag dat haar vader haar moeder aan het wurgen was, hij duwde haar tegen de muur en pakte met zijn twee handen haar bij haar keel. [kind 2] schreeuwde daarop tegen haar vader waarna hij zijn handen terugtrok. [13]
Verdachte heeft verklaard dat hij [echtgenote] tijdens ruzies in 2017 wel eens bij de keel vastpakte. Ook heeft hij verklaard haar geduwd te hebben. [14] Hij heeft ontkend de keel van [echtgenote] dichtgedrukt te hebben.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [echtgenote] in de ten laste gelegde periode meermaals bij haar keel heeft gepakt en tegen het lichaam heeft geduwd. De rechtbank acht niet bewezen dat hij de keel van [echtgenote] ook heeft dichtgedrukt. De gebeurtenissen van 13 april 2017 volgen enkel uit de aangifte van [echtgenote] en vinden geen steun in andere bewijsmiddelen. De verklaring van [kind 2] ziet op een dag eerder, te weten op 12 april 2017. Daarnaast gebruikt [kind 2] het woord wurgen, wat zij vervolgens beschrijft als de handeling, waarbij verdachte met zijn twee handen [echtgenote] bij haar keel pakt. Uit deze beschrijving volgt echter niet dat verdachte de keel van [echtgenote] ook heeft dichtgeknepen. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.
In de arm knijpen
[echtgenote] heeft verder verklaard dat zij op 27 april 2017 verdachte tegenkwam in het centrum van Wageningen. Hij kwam naar haar toe lopen en pakte met zijn rechterhand haar rechterarm. [echtgenote] voelde dat verdachte hard kneep en haar in een richting duwde. Door het knijpen had [echtgenote] een pijnlijke arm. [15] [kind 1] heeft verklaard dat zij zag dat haar vader haar moeder bij haar hand pakte en haar meetrok. [16]
Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij [echtgenote] hard geknepen heeft in haar arm. [17]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [echtgenote] hard in de arm heeft geknepen. Door zo te handelen heeft verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [echtgenote] pijn zou toebrengen.
Concluderend
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
[echtgenote] in de ten laste gelegde periode heeft mishandeld door haar meermaals bij haar keel vast te pakken en tegen het lichaam te duwen en door haar eenmaal hard in haar arm te knijpen. De rechtbank acht de overige ten laste gelegde geweldshandelingen niet wettig en overtuigend bewezen. [echtgenote] heeft van andere geweldsincidenten in de ten laste gelegde periode geen aangifte gedaan. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de overige ten laste gelegde geweldshandelingen.
Ten aanzien van feit 3: de mishandeling van de dochters van verdachte in de periode
van 28 september 2010 tot en met 13 april 2017
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat, op grond van de aangiftes van de kinderen en de eigen verklaringen van verdachte, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [kind 3] , [kind 2] , [kind 1] en [kind 4] , zoals deze is ten laste gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich wat betreft feit 3 aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Zoals vastgesteld zijn de dochters met hun ouders op 28 september 2010 aangekomen in het AZC in Amersfoort. In maart 2011 kregen zij een woning in Wageningen waar zij ten tijde van de ten laste gelegde periode gezamenlijk hebben verbleven.
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn kinderen wel eens met een soort liniaal op hun arm of voeten sloeg, om ze wakker te maken of omdat ze huiswerk moesten maken. Hij heeft ook verklaard dat hij zijn kinderen tikken heeft gegeven. Op hun schouder sloeg verdachte zijn kinderen wel hard. Ook gaf hij zijn kinderen wel eens een tikje op hun hoofd, heeft hij ze geduwd en heeft hij ze geknepen. Als zijn kinderen ruzie hadden duwde verdachte zijn kinderen ook wel eens met hun hoofd onder de kraan. Hij waste daarbij hun gezicht met koud water. Dit heeft hij één of twee keer gedaan. [18] Verdachte heeft ontkend dat [kind 2] daarbij met het hoofd tegen de wastafel is gebotst.
[kind 2] heeft verklaard dat zij in maart 2010 (
de rechtbank begrijpt maart 2011), in het AZC in Amersfoort een beker op de grond liet vallen. Haar vader gaf haar daarop een klap op haar schouder dit deed haar veel pijn. Ook sloeg hij haar twee keer met kracht op haar hoofd. [19] Op 20 juni 2013 gaf haar vader haar, tijdens het huiswerk maken, meermalen een harde klap op haar hoofd. Hij pakte haar hard bij haar linkerarm vast en duwde haar naar de badkamer. Hij pakte haar nek vast en duwde haar hoofd naar de kraan. Ze voelde koud water over haar haren en haar gezicht. Haar vader trapte haar vervolgens tegen haar linkerbeen. [kind 2] heeft verklaard bij het onder de kraan duwen door verdachte hard met haar hoofd tegen de wastafel te zijn gebotst. [20] Op 13 november 2013 gaf haar vader haar een klap met zijn rechterhand op haar hoofd. [21]
[kind 3] heeft verklaard dat haar vader op 15 juni 2015 een soort deegroller gebruikte waarmee hij haar regelmatig op haar benen en armen sloeg om haar wakker te maken. Ze heeft ook gezien dat hij dit bij haar zusjes deed. Haar vader heeft haar, toen zij moest huilen, meegenomen naar de badkamer en met een stok heel hard op haar benen geslagen. Haar benen zijn hier toen rood en dik van geworden. Op 9 april 2017 zag zij dat haar vader [kind 4] sloeg. Op 10 of 11 april 2017 sloeg haar vader [kind 3] op haar hoofd, met veel kracht. Vervolgens schopte haar vader haar, met veel kracht tegen haar bovenbeen. [22]
[kind 1] heeft verklaard dat haar vader in maart 2011 haar met zijn rechterhand en met veel kracht in haar gezicht sloeg. In april 2011 sloeg haar vader haar met zijn rechterhand tegen haar rechterschouder en kneep hij met kracht in haar rechterarm. Zij heeft hierbij een blauwe plek opgelopen. Ongeveer een maand later kneep haar vader haar erg hard in haar hand en ze voelde pijn aan haar hand. [23]
[kind 4] heeft verklaard dat haar vader haar voor de eerste keer heeft mishandeld in 2010. Zij werd bijna iedere dag met een stok uit bed geslagen. Hij sloeg dan op haar benen, rug en schouders. Toen zij 6 jaar oud was
(de rechtbank begrijpt in 2012)sloeg haar vader haar op haar schouders. [24]
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [kind 3] , [kind 2] , [kind 1] en [kind 4] heeft mishandeld in de periode van 28 september 2010 tot en met 13 april 2017. Hij heeft dit gedaan door hen tegen het hoofd en tegen het lichaam te slaan, met de blote hand of met een voorwerp, bij de arm te pakken en vervolgens in de arm te knijpen, bij de nek vast te pakken en vervolgens het hoofd onder koud water te houden, door ze tegen het lichaam te duwen en door ze tegen de benen te schoppen. De rechtbank acht ook bewezen dat [kind 2] met haar hoofd tegen de wastafel is gebotst. Weliswaar heeft verdachte ontkend dat dit is gebeurd, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om de verklaring van [kind 2] op dit punt in twijfel te trekken. Het is een specifieke gebeurtenis, die samenhangt met het onder water houden van het hoofd, wat verdachte niet ontkent.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte [kind 1] in het gezicht heeft geslagen nu ondersteunend bewijs hiervoor ontbreekt.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1 tot en met 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
eenmaal of meermalenin
of omstreeksde periode van 28 september 2010 tot en met
31 december 2010 te
Wageningen en/ofte Amersfoort,
althans in Nederland en/of te Andijan, althans in Oezbekistan, (telkens)[echtgenote] heeft mishandeld door die [echtgenote]
eenmaal of meermalen (met kracht
)
- bij de keel te pakken
en/of te grijpenen
/ofde keel dicht te drukken
en/of tegen de muur te duwen en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- op/tegen de benen, althans tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- op/tegen het lichaam te duwen;
2.
hij eenmaal of meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 27 april 2017 te Wageningen, althans in Nederland (telkens) [echtgenote] heeft mishandeld door die [echtgenote] eenmaal of meermalen (met kracht)
- bij de keel te pakken
en/of te grijpen en/of de keel dicht te drukken en/of tegen de muur te duwen en/of (vervolgens) tegen een muur aan te duwenen
/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- op/tegen de benen, althans tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- op/tegen het lichaam te duwen en
/of
- in de arm
, althans in het lichaamte knijpen;
3.
hij
eenmaal ofmeermalen in
of omstreeksde periode van 28 september 2010 tot en met 13 april 2017 te Wageningen
en/of te Amersfoort, althans in Nederland en/of te Andijan, althans in Oezbekistan, (telkens)zijn kind
(eren
), te weten
- [kind 2] , geboren op [geboortedatum kind 2] te [geboorteplaats kinderen] en
/of
- [kind 3] , geboren op [geboortedatum kind 3] te [geboorteplaats kinderen] en
/of
- [kind 1] , geboren op [geboortedatum kind 1] te [geboorteplaats kinderen] en
/of
- [kind 4] , geboren op [geboortedatum kind 4] te [geboorteplaats kinderen] ,
heeft mishandeld door
eenmaal ofmeermalen (met kracht)
-
in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en
/of op/tegen het lichaam, al dan niet met een voorwerp
(een stok en/of een deegroller)te slaan en
/of te stompenen
/of
- op/tegen de benen
, althans tegen het lichaamte schoppen
en/of te trappen en/of
- bij de arm te pakken en
/of (vervolgens
)in de arm/hand te knijpen en
/of
- bij de nek vast te pakken en
/of (vervolgens
)het hoofd onder koud water houden (waardoor [kind 2] met haar hoofd tegen de wastafel/kraan is gebotst) en
/of
-
op/tegen het lichaam te duwen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Mishandeling begaan tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
Mishandeling begaan tegen zijn kinderen, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte, gelet op het feit dat sprake is van huiselijk geweld, het soort geweld dat is toegepast en het tijdsverloop, ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de geëiste werkstraf moet worden gematigd. Daartoe is aangevoerd dat verdachte geen contact heeft met twee van zijn kinderen en dat hij hiermee al genoeg is gestraft. Ten aanzien van het geëiste voorwaardelijk deel stelt de verdediging dat er geen enkele aanleiding is om aan te nemen dat verdachte zijn kinderen wederom iets aan zou doen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 19 februari 2020;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 5 maart 2020.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn ex-vrouw gedurende in totaal ongeveer 1 jaar en aan de mishandeling van zijn kinderen gedurende ongeveer 6,5 jaar. De mishandelingen vonden veelal thuis plaats. Dit is bij uitstek de plek waar je je veilig zou moeten voelen. Door zo te handelen heeft verdachte deze gevoelens van veiligheid volledig weggenomen. Zowel zijn ex-vrouw als zijn kinderen waren constant bang om weer mishandeld te worden door hem. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank mee dat hij geen strafblad heeft. Bovendien dateren de jongste feiten al van bijna drie jaar geleden en is van een goede reden voor het aanzienlijke tijdsverloop sinds de aangiftes in maart/april 2018 niet gebleken. Uit het reclasseringsadvies van 5 maart 2020 volgt dat er door Veilig Thuis, de wijkagent en een medewerker van het sociaal wijkteam de afgelopen anderhalf jaar geen signalen zijn waargenomen van enige vorm van dreiging/grensoverschrijdend gedrag richting zijn inmiddels ex-vrouw of dochters. Ook volgt uit het advies dat de reclassering gesproken heeft met twee van zijn dochters en dat er de afgelopen anderhalf jaar geen sprake meer is geweest van enige dreiging, angst of grensoverschrijdend gedrag jegens hen. Zij hebben volgens het advies geen angst ten aanzien van hun vader. Verdachte lijkt de echtscheiding geaccepteerd te hebben en is zijn eigen leven vorm aan het geven. Hij heeft werk, een woning en is inmiddels geheel schuldenvrij. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank ziet, nu de laatste feiten in 2017 zijn gepleegd en van enig grensoverschrijdend gedrag van verdachte richting zijn ex-vrouw en kinderen al lange tijd geen sprake meer is, geen reden voor het opleggen van een voorwaardelijke straf.
Omdat de rechtbank tot een minder vergaande bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, en omdat zij (meer dan de officier van justitie mogelijk heeft gedaan) rekening houdt met het aanzienlijke tijdsverloop, zal zij de geëiste werkstraf matigen. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
  • [echtgenote] (feiten 1 en 2) vordert een bedrag van € 3.500,- (enkel immateriële schade);
  • [kind 1] (feit 3) vordert een bedrag van € 2.600,- (enkel immateriële schade);
  • [kind 2] (feit 3) vordert een bedrag van € 2.600,- (enkel immateriële schade);
  • [kind 3] (vertegenwoordigd door mevrouw [echtgenote] ) (feit 3) vordert een bedrag van € 2.600,- (enkel immateriële schade);
  • [kind 4] (vertegenwoordigd door mevrouw [echtgenote] ) (feit 3) vordert een bedrag van € 2.600,- (enkel immateriële schade).
Voorts is verzocht de te vergoeden schade te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen voldoende zijn onderbouwd en volledig kunnen worden toegewezen, met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen moeten worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Daartoe is aangevoerd dat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gebaseerd op de aantasting gedurende langere tijd in hun persoon, waarbij door de benadeelden een onderscheid is gemaakt door het geleden fysieke letsel en het geleden psychische letsel.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [echtgenote]
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de aard van de onder de feiten 1 en 2 bewezenverklaarde geweldshandelingen, voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien een inbreuk is gemaakt op haar lichamelijke integriteit en bovendien aannemelijk is dat zij ten gevolge van de geweldshandelingen pijn heeft gehad en lichamelijk letsel, bestaande uit blauwe plekken en een pijnlijke keel, heeft opgelopen. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding schattenderwijs en naar billijkheid op € 350,-.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van de vordering, dat is 8 mei 2019.
Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat de feiten hun sporen hebben nagelaten bij de benadeelde partij, is zij van oordeel dat zij onvoldoende met concrete gegevens heeft onderbouwd dat daadwerkelijk psychische schade is ontstaan. Nader onderzoek naar de vraag of deze schade is ontstaan, en naar de hoogte daarvan, zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De benadeelde partij zal voor de meer gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Zij kan het resterende deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] en [kind 4]
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de aard van de onder feit 3 bewezenverklaarde geweldshandelingen, voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partijen immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek hebben de benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien een inbreuk is gemaakt op haar lichamelijke integriteit en bovendien aannemelijk is dat zij ten gevolge van de geweldshandelingen pijn hebben gehad en lichamelijk letsel, bestaande uit blauwe plekken en kneuzingen, hebben opgelopen. Op grond van de door de benadeelde partijen gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding schattenderwijs en naar billijkheid per benadeelde op
€ 500,-.
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van de vordering, dat is 8 mei 2019.
Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat de feiten hun sporen hebben nagelaten bij de benadeelde partijen, is zij van oordeel dat zij onvoldoende met concrete gegevens hebben onderbouwd dat daadwerkelijk psychische schade is ontstaan. Nader onderzoek naar de vraag of deze schade is ontstaan, en naar de hoogte daarvan, zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De benadeelde partijen zullen voor de meer gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen. Zij kunnen het resterende deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [echtgenote] (feiten 1 en 2)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [kind 3] (feit 3)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [kind 2] (feit 3)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [kind 1] (feit 3)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [kind 4] (feit 3)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.H. Pouwels (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. M.J. Wasmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier.
Dit vonnis is ondertekend door mr. M.J. Wasmann en door haar in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2020.
Vanwege het coronavirus en de in verband daarmee door de Rijksoverheid en de Rechtspraak met ingang van 17 maart 2020 genomen maatregelen is de rechtbank voor medewerkers slechts zeer beperkt toegankelijk en is het openbare gedeelte gesloten.
Mrs. C.A.H. Pouwels en K.A.M. van Hoof, rechters, en mr. E.W.A. Nabbe, griffier, zijn daarom buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De openbaarheid van dit vonnis wordt geborgd doordat het vonnis aan de raadsman van verdachte en de benadeelde partijen kenbaar wordt gemaakt en overigens door spoedige publicatie op
www.rechtspraak.nl.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2018179718, gesloten op 26 april 2018, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [echtgenote] , p. 6 en 9.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [kind 1] , p. 26.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [kind 2] , p. 11.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [kind 3] , p. 21.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [kind 4] , p. 32.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [kind 1] , p. 29.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [kind 3] , p. 24.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [echtgenote] , p. 8.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [kind 1] , p. 29.
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 maart 2020.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [echtgenote] , p. 9.
13.Het proces-verbaal van aangifte van [kind 2] , p. 19.
14.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 maart 2020.
15.Het proces-verbaal van aangifte van [echtgenote] , p. 9.
16.Het proces-verbaal van aangifte van [kind 1] , p. 30.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 45.
18.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 maart 2020.
19.Het proces-verbaal van aangifte van [kind 2] , p. 13 t/m 14.
20.Het proces-verbaal van aangifte van [kind 2] , p. 14 t/m 15.
21.Het proces-verbaal van aangifte van [kind 2] , p. 16.
22.Het proces-verbaal van aangifte van [kind 3] , p. 22 en 23.
23.Het proces-verbaal van aangifte van [kind 1] , p. 29 en 30.
24.Het proces-verbaal van aangifte van [kind 4] , p. 33.