ECLI:NL:RBGEL:2020:2001

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
05/149414-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld, poging tot diefstal met geweld, mishandeling en diefstal

Op 25 maart 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere geweldsdelicten. De zaak betreft een reeks incidenten die zich hebben voorgedaan in juni 2019 in Nijmegen. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld van de tas van [benadeelde 1], waarbij hij het slachtoffer met haar fiets ten val bracht en haar enkele meters over de grond sleurde. Daarnaast werd hij beschuldigd van poging tot diefstal met geweld van [slachtoffer], waarbij hij deze van zijn fiets schopte en hem in het gezicht sloeg. Ook werd de verdachte aangeklaagd voor de mishandeling van [benadeelde 2] en de diefstal van de tas van [benadeelde 3]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, alsook een TBS-maatregel met dwangverpleging. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die leed aan psychische stoornissen en verslaving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/149414-19 + 16/117105-16 (TUL)
Datum uitspraak : 25 maart 2020
Tegenspraak (279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] , vertrokken onbekend waarheen,
thans gedetineerd te [detentieadres] .
Raadsman: mr. E.D.B. Groeneweg, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 oktober 2019, 11 december 2019, 26 februari 2020 en 11 maart 2020.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt – na een toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging – verweten dat hij
  • op 21 juni 2019 in Nijmegen de tas van [benadeelde 1] heeft gestolen en dat hij daarbij geweld heeft gebruikt, door die [benadeelde 1] onder andere met haar fiets ten val te brengen (feit 1);
  • op 22 juni 2019 in Nijmegen geprobeerd heeft om geld van [slachtoffer] te stelen en dat hij daarbij geweld heeft gebruikt, door die [slachtoffer] onder andere van zijn fiets te trappen (feit 2);
  • op 22 juni 2019 in Nijmegen [benadeelde 2] heeft mishandeld, door hem onder andere in zijn gezicht te slaan (feit 3);
  • op 22 juni 2019 in Nijmegen de tas van [benadeelde 3] heeft gestolen (feit 4);
  • op 22 juni 2019 in Nijmegen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] heeft bedreigd door tegen hen te zeggen “als jullie binnen een straal van 40 meter komen dan dood ik jullie” (feit 5).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Feit 1: de diefstal met geweld van [benadeelde 1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat, gelet op de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige 1] en de camerabeelden, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld van [benadeelde 1] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte niet het oogmerk had om zich met geweld de tas van [benadeelde 1] toe te eigenen. Dit feit is dan ook enkel te kwalificeren als diefstal en niet als diefstal met geweld.
Beoordeling door de rechtbank
[benadeelde 1] heeft verklaard dat zij op 21 juni 2019 rond 16.45 uur aan het fietsen was langs het complex van NEC in Nijmegen. Zij fietste met haar 3-jarige kleinzoon achterop de fiets. Haar bruine lederen tas had zij voorop de fiets om het stuur heen gedaan. Zij zag een man in dezelfde richting lopen als dat zij fietste. Hij draaide zich om en voordat zij het wist greep de man haar tas voorop de fiets. Omdat de tas om het stuur heen zat trok de man haar en haar kleinzoon met fiets en al naar de grond. [benadeelde 1] voelde dat de man bleef trekken en in een reflex greep zij haar tas. De tas was toen al los van de fiets. Doordat de man eraan bleef trekken sleurde hij [benadeelde 1] circa 1.5 tot 2 meter over de grond. Op een gegeven moment liet [benadeelde 1] de tas los en rende de man weg. In de tas van [benadeelde 1] zat onder andere haar portemonnee, met minimaal 220 euro erin, muntgeld, haar rijbewijs en bankpassen. Mogelijk zat er ook een autosleutel in van een [merk 1] en een plastic verrekijker van haar kleinzoon. [benadeelde 1] omschreef de dader als circa 165 centimeter lang, donkere huidskleur, zwarte krullen die zijn hele hoofd bedekten, donker shirt vermoedelijk donker groen en een lange broek. [3]
Getuige [getuige 1] zag op voormelde datum omstreeks 16.40 uur langs de trainingsvelden van NEC bij het Goffert stadion een jongen rennen. Hij bleef achter een boom staan en pakte daar geld uit een damesportemonnee. Hij liep vervolgens het bos uit naar een bankje waar [getuige 1] stond. Hij gaf [getuige 1] de tas en zei: “zeg sorry tegen die mevrouw. Het komt allemaal door de regering”. [getuige 1] omschreef de man als licht getint, zwarte krulletjes boven op zijn hoofd die leken op een paddenstoel qua model, zwarte jas. [4]
De rechtbank stelt vast dat de signalementen die worden gegeven door [benadeelde 1] en [getuige 1] overeenkomen en concludeert dat dit, mede gelet op de locatie waar en het tijdstip waarop de man door beiden is gezien, over dezelfde persoon gaat.
Op camerabeelden van de [bedrijf] is te zien dat op 21 juni 2019 omstreeks 16.44 uur een man vanuit de richting Goffert over de Rentmeesterlaan naar het tankstation rende. Op de camera vanuit de winkel zagen verbalisanten vervolgens dat dezelfde man naar binnen rende en een pakje sigaretten kocht. Hij pakte briefgeld uit zijn broekzak. Deze man voldeed volledig aan het opgegeven signalement door getuige [getuige 1] . [5] De rechtbank concludeert dan ook dat dit ook de man is die de tas van [benadeelde 1] heeft meegenomen.
Verbalisant [verbalisant 1] herkent verdachte [verdachte] als de persoon op de beelden bij de [bedrijf] . Zij herkent hem, omdat ze onlangs nog in aanraking met hem is geweest. Ook toen gaf hij de regering meerdere malen de schuld van het feit dat hij geen huis en geen geld had. [6]
Concluderend
Gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tas van [benadeelde 1] heeft weggenomen door deze van de fiets van [benadeelde 1] af te trekken, waardoor zij met haar kleinzoon achterop ten val is gekomen. Vervolgens heeft verdachte haar nog een aantal meter over de grond gesleept door aan haar tas te blijven trekken. Het verweer van de verdediging dat verdachte bij de diefstal van de tas geen oogmerk tot geweld had, wordt weersproken door voormelde bewijsmiddelen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld van [benadeelde 1] .
Feit 2: de poging tot diefstal met geweld van [slachtoffer]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat, gelet op de aangifte en de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] , wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal met geweld van [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 22 juni 2019 op de Sint Annastraat in Nijmegen fietste. Hij zag een man aan komen lopen. Op het moment dat [slachtoffer] langs deze man heen fietste, schopte hij [slachtoffer] van zijn fiets af. De man zei in het Engels ‘geef me je geld’. [slachtoffer] voelde vervolgens dat de man hem enkele keren in zijn gezicht sloeg. Vervolgens kwamen de vrienden van [slachtoffer] en liep de man weg. [7]
[getuige 2] was op dat moment samen met [getuige 3] op de Sint Annastraat aanwezig in Nijmegen. Hij hoorde iemand “give me money, give me money” schreeuwen. Hij zag twee mensen tegenover elkaar slaan. De man met de groene jas sloeg de man die tegenover hem stond in zijn gezicht. De man met de groene jas schopte de andere man ook nog in zijn buik en op zijn bovenbeen. [8] Ook [getuige 3] hoorde iemand “money, money, money” roepen. Hij zag dat een jongen een andere jongen minimaal 2 trappen gaf. [9] De rechtbank stelt, gelet op de overeenkomsten in de verklaringen, vast dat [getuige 2] en [getuige 3] het incident hebben gezien waarbij [slachtoffer] geslagen en geschopt werd.
Zowel [getuige 2] als [getuige 3] herkennen verdachte op de foto’s die gemaakt zijn bij zijn aanhouding als de man die [slachtoffer] heeft geslagen en geschopt. [10]
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld. Het oogmerk om geld van [slachtoffer] te stelen blijkt uit de bewoordingen en de gedragingen van verdachte. Verdachte ging er vandoor op het moment dat de vrienden van [slachtoffer] naderden. Het bleef daardoor bij een poging, nu hij niets daadwerkelijk heeft kunnen wegnemen.
Feiten 3 en 4: de mishandeling van [benadeelde 2] en de diefstal van [benadeelde 3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat, gelet op de aangiftes van [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en het feit dat de gestolen goederen van [benadeelde 3] bij verdachte zijn aangetroffen, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van [benadeelde 3] en de mishandeling van [benadeelde 2] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
[benadeelde 2] heeft verklaard dat hij op 22 juni 2019 samen met zijn vriendin [benadeelde 3]
(de rechtbank begrijpt [benadeelde 3] )over de Sint Annastraat liep. Zij zagen een man op de stoep staan die aan het plassen was in één van de voortuinen. De man liep hen ter hoogte van perceel 77 voorbij en riep “als jullie dichter bij mij in de buurt komen dan 40 meter maak ik jullie dood”. [benadeelde 2] reageerde daarop door tegen hem te zeggen dat hij rustig en/of normaal moest doen. Hierop liep de man op hem af en begon hem te slaan. De man sloeg [benadeelde 2] met zijn vuisten op zijn gezicht en dat deed hij ongeveer 3 á 4 keer. Hij heeft [benadeelde 2] ook enkele malen getrapt op zijn lichaam. Op de plekken waar de man hem raakte deed het pijn. Later kwam [benadeelde 2] erachter dat hij een bloedneus had en ook een pijnlijke kaak. [11] [benadeelde 3] heeft verklaard dat ze aanvankelijk luchtig reageerden op de woorden van verdachte en aangaven dat ze wel om zouden lopen, toen de man op [benadeelde 2]
(de rechtbank begrijpt [benadeelde 2] )begon in te slaan en schoppen. [benadeelde 3] ging er tussen staan en kreeg een duw van de man. [12]
De man zag vervolgens de fiets van [benadeelde 3] staan met aan het stuur haar tas. In die tas zaten haar portemonnee met daarin een [bank] pas, creditcard, OV-chipkaart en 4 euro aan kleingeld. [13] De man pakte die tas van [benadeelde 3] . [benadeelde 3] en [benadeelde 2] kwamen er later achter dat hij meerdere goederen uit de tas van [benadeelde 3] heeft meegenomen. [14] Ook heeft de man de fietssleutel uit de fiets van [benadeelde 3] gehaald. De man liep tenslotte weg over de Sint Annastraat in de richting van de Archipelstraat. [15]
Op de Sint Annastraat ter hoogte van perceel 93 in Nijmegen zag verbalisant verdachte lopen en hij voldeed aan het eerder gegeven signalement. Verbalisant heeft hem meerdere malen aangeroepen dat hij moest blijven, maar verdachte bleef rennen. Uiteindelijk is hij met behulp van een diensthond aangehouden op het Javaplein. [16] Direct na zijn aanhouding werden bij verdachte de creditcard en de [bank] bankpas op naam van [benadeelde 3] aangetroffen en inbeslaggenomen. [17]
Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, met in het bijzonder dat verdachte in de directe nabijheid van het incident vlak nadat het is gebeurd wordt gezien door een verbalisant en het feit dat hij de gestolen bankpas en creditcard van [benadeelde 3] bij zich draagt bij zijn aanhouding, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [benadeelde 2] en de diefstal van de goederen van [benadeelde 3] .
Vrijspraak feit 5: de bedreiging van [benadeelde 2] en [benadeelde 3]
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van [benadeelde 2] en [benadeelde 3] . Hoewel uit het voorgaande blijkt dat verdachte de tenlastegelegde woorden wel jegens [benadeelde 2] en [benadeelde 3] heeft geuit, komt uit het dossier niet naar voren dat door die woorden en de omstandigheden waaronder die woorden zijn geuit bij de bedreigden objectief gezien de redelijke vrees voor de dood kon ontstaan. Verdachte uitte de tenlastegelegde woorden immers voor de diefstal en de mishandeling en werden door [benadeelde 3] en [benadeelde 2] niet serieus genomen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de aan hem tenlastegelegde bedreiging onder feit 5.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1 tot en met 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks21 juni 2019 te Nijmegen,
althans in Nederland, een tas inhoudende:
- een portemonnee (inhoudende 220 euro contant geld en
/ofmuntgeld en
/ofeen rijbewijs en
/ofbankpassen) en
/of
- een autosleutel ( [merk 1] ) en/of
- een verrekijker,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken, en
/of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
(terwijl die [benadeelde 1] aan het fietsen was met haar kleinzoon achterop
)de tas van die [benadeelde 1]
(die om haar stuur zat
)vast te grijpen waardoor die [benadeelde 1] met haar fiets ten val kwam en
/of (vervolgens
)die [benadeelde 1] een aantal meters mee te sleuren;
2.
hij op
of omstreeks22 juni 2019 te Nijmegen,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag,
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal
te doen voorafgaan,te doen vergezellen
en/of te doen volgenvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, die [slachtoffer] van zijn fiets heeft getrapt/geschopt
(vervolgens
)die [slachtoffer] meermalen
, althans eenmaalin het gezicht heeft geslagen
/gestompten
/of (vervolgens
)die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaalin de buik en
/ofop het
(boven
)been heeft geschopt/getrapt en
/ofhierbij heeft gezegd ‘give me money, give me money’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks22 juni 2019 te Nijmegen,
althans in Nederland, [benadeelde 2] heeft mishandeld door die [benadeelde 2] meermalen,
althans eenmaal (met zijn vuisten)in het gezicht te slaan en
/of in het gezicht en/oftegen het lichaam te
trappen/schoppen;
4.
hij op
of omstreeks22 juni 2019 te Nijmegen,
althans in Nederland,een tas inhoudende een portemonnee
(inhoudende een bankpas en
/ofeen creditcard en
/ofeen OV-kaart en
/ofkleingeld) en
/ofeen fietssleutel,
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot diefstal vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
Ten aanzien van feit 3:
Mishandeling
Ten aanzien van feit 4:
Diefstal

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte, gelet op de ernst van de feiten en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, ter zake van het volledige tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek en een maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging (hierna: TBS-maatregel met dwangverpleging).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte nog een kans moet worden gegeven om een voorwaardelijke straf of maatregel met bijzondere voorwaarden te ondergaan. Dit, ondanks het feit dat verdachte zelf heeft aangegeven bang te zijn dat het wederom mislukt wanneer hij in een voorwaardelijke setting terecht komt. Subsidiair vindt de verdediging een voorwaardelijke terbeschikkingstelling het meest geschikt. Immers is verdachte gebaat bij een adequate behandeling die op een zo kort mogelijke termijn start. Het wachten op een tbs kliniek die hem wil opnemen kan enkele maanden in beslag nemen en dat is niet wenselijk.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 28 januari 2020;
- een voorlichtingsrapportage van [naam 1] verslavingszorg gedateerd 19 februari 2020;
- een multidisciplinair rapport van [naam 2] , GZ-psycholoog BIG/supervisor en [naam 3] , GZ-psycholoog BIG/supervisant, gedateerd 3 januari 2020 en van [naam 4] , psychiater in opleiding, onder supervisie van dr. [naam 5] , psychiater, gedateerd 31 januari 2020.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, een poging tot diefstal met geweld, een mishandeling en een diefstal. Verdachte heeft onder andere [benadeelde 1] met haar 3-jarige kleinzoon ten val gebracht terwijl zij aan het fietsen waren. Hij heeft haar vervolgens nog enkele meters over de grond gesleept. Zowel [benadeelde 1] als haar kleinzoon hadden hierbij door de val ernstig letsel kunnen oplopen. Verder heeft verdachte [slachtoffer] van zijn fiets geschopt en hem geslagen en geschopt, omdat hij geld van hem wilde hebben. Tot slot heeft hij [benadeelde 2] mishandeld, waardoor hij pijn en letsel heeft opgelopen, en de tas van [benadeelde 3] gestolen. Dit zijn allemaal feiten die onrust veroorzaken en de in de samenleving aanwezige gevoelens van onveiligheid en onbehagen versterken. Tenslotte blijkt ook uit het handelen van verdachte dat hij totaal geen respect heeft voor anderen en hun eigendommen. De rechtbank neemt verdachte zijn handelen dan ook zeer kwalijk.
Verder weegt de rechtbank in zijn nadeel mee dat verdachte in het verleden vaker voor vermogensdelicten – waaronder diefstal met geweld en diefstal met braak – en brandstichtingen is veroordeeld. Bovendien blijkt uit zijn strafblad dat verdachte ook strafbare feiten blijft plegen, ook als hem een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden is opgelegd
Door de rapporteurs is beschreven dat bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis en een verslaving aan cocaïne en cannabis. Verdachte gebruikte in de dagen voorafgaand aan de tenlastegelegde feiten dagelijks cannabis en cocaïne. Zoals verdachte de dagen rondom de tenlastegelegde feiten beschrijft lijkt er sprake te zijn geweest van een psychotisch toestandsbeeld met paranoïde wanen. Als gevolg van die wanen had hij het gevoel dat hij in de gaten werd gehouden en dat ‘ze’ het op hem gemunt hadden. Een redelijke verklaring had verdachte hier niet voor, maar hij was wel in de volle overtuiging dat ‘anderen’ hem kwaad wilden doen. Deze overtuiging hangt verdachte nu hij in detentie zit en geen psychotische symptomen meer heeft nog steeds ten dele aan. Verdachte benoemt dat hij de slachtoffers aanviel om zichzelf te beschermen.
Verdachte was door zijn middelengebruik en later ook psychotisch functioneren niet in staat om zijn huis en zijn baan te behouden, waardoor hij op straat moest leven en meer middelen ging gebruiken om de stress aan te kunnen. Hij werd toenemend psychotisch en vanuit een psychotisch toestandsbeeld heeft hij de tenlastegelegde feiten gepleegd. Hij voelde zich bedreigd en angstig en naar zijn idee moest hij zichzelf beschermen. Er zit echter ook een meer berekenende kant aan, daar verdachte niet uit angst of bescherming geld moest wegnemen. Hij was dus nog wel in enige mate in staat om ook van de gelegenheid gebruik te maken om zijn slachtoffers te beroven. Dit had als reden om er financieel beter op te worden en om uit zijn benarde situatie te komen. Dit maakt dat hij zich niet volledig door zijn psychose liet leiden. Alles bij elkaar genomen wordt geconcludeerd dat er sprake was van een aanzienlijke doorwerking van de stoornis(sen) van verdachte op de tenlastegelegde feiten en geen volledige. Er wordt dan ook geadviseerd om verdachte de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt hem tot de hare.
Een belangrijke factor is huisvesting voor verdachte. Bij het ontbreken van huisvesting neemt de spanning namelijk toe, gaat hij meer drugs gebruiken, wordt hij psychotisch en raakt hij ook zijn baan kwijt. Verdachte heeft eigenlijk op alle leefgebieden problemen. Ook schort het verdachte aan goede copingvaardigheden. Hij kiest voor een actieve copingstijl met als gevolg een wanhoopsdaad als schreeuw om hulp. Tegelijkertijd staat hij er dan niet bij stil dat hij hierdoor anderen in gevaar brengt. Het risico op recidive wordt, zonder behandeling in een gesloten klinische setting gericht op verslaving en psychose, dan ook hoog ingeschat. Enerzijds is het risico op herhaald middelenmisbruik en psychotische decompensatie groot en anderzijds ontbreekt het bij verdachte aan ziektebesef of –inzicht die noodzakelijk is bij een vrijwillige behandeling.
Het is van belang dat verdachte abstinent blijft voor middelen als cannabis en cocaïne om het risico op recidive te verkleinen. Een gesloten setting, 24-uurszorg gericht op begeleiding/behandeling van psychose en verslaving is geïndiceerd. Het is belangrijk dat verdachte niet opnieuw psychotisch decompenseert. In een kliniek kan goed onderzocht worden of verdachte stabiel blijft, dan wel psychotisch wordt als hij abstinent blijft van middelen. Het is bovendien van belang dat verdachte goed wordt begeleid via resocialisatie naar een woonplek en een dagbesteding. Verdachte geeft zelf aan niet klinisch opgenomen te willen worden, terwijl een opname in een gesloten setting met maximaal toezicht en structuur van de leefsituatie wordt geadviseerd. Gezien de aard en ernst van de bovenbeschreven pathologie en het daarmee samenhangende hoge recidiverisico wordt dan ook geadviseerd om aan verdachte een TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank vindt dat het gaat om dusdanig ernstige feiten dat – ondanks de problematiek van verdachte – uit oogpunt van vergelding een gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank acht het daarnaast, met name met het oog op de beveiliging van de maatschappij ook van belang dat verdachte zo snel mogelijk behandeld wordt in een kliniek voor zijn problematiek.
Aan de vereisten voor oplegging van de TBS-maatregel wordt voldaan. Het gaat immers om misdrijven waarvoor aldus artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht oplegging van een TBS-maatregel mogelijk is, er is tijdens de feiten sprake geweest van een stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en tot slot eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van deze TBS-maatregel met dwangverpleging. De duur van deze maatregel zal gelet op de bewezen verklaarde strafbare feiten (nu deze onder andere waren gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam) onbeperkt kunnen worden verlengd.
Alles overziend zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden en een TBS-maatregel met dwangverpleging opleggen. De gevangenisstraf is lager dan geëist, nu de rechtbank een feit minder bewezen heeft verklaard dan de officier van justitie. Verdachte kan met deze gevangenisstraf hoogstwaarschijnlijk aansluitend in een kliniek worden geplaatst waar zijn behandeling kan beginnen. Deze straf past bij de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, de ernst van de feiten en het biedt de samenleving voldoende bescherming tegen het gevaar dat verdachte voor haar vormt.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
  • [benadeelde 1] (feit 1) vordert een bedrag van € 290,99 (enkel materiële schade);
  • [benadeelde 2] (feit 3) vordert een bedrag van € 80,- (enkel materiële schade);
  • [benadeelde 3] (feit 4) vordert een bedrag van € 272,70 (enkel materiële schade),
te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] volledig kan worden toegewezen, nu deze goed is onderbouwd en redelijk voorkomt.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 3] stelt de officier van justitie dat deze gedeeltelijk kan worden toegewezen. Ten aanzien van de schadepost van de [merk 2] zonnebril moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze post niet is onderbouwd
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] dient in zijn geheel niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
De toegewezen vorderingen moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente en ook dient hierbij de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen moeten worden afgewezen. Daartoe is aangevoerd dat onvoldoende duidelijkheid bestaat over welke gestolen goederen reeds aan de benadeelden zijn teruggegeven. Daarnaast is de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] onvoldoende onderbouwd. Dit geldt ook voor de gevorderde [merk 2] zonnebril uit de vordering van benadeelde partij [benadeelde 3] .
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 1)
De rechtbank overweegt dat gevorderde schade bestaande uit het gestolen geldbedrag van € 220,-, de reparatie van de fiets, de kapotte kleding en de reparatie van de tas, voldoende is onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het gepleegde feit. De gevorderde schade komt de rechtbank bovendien redelijk voor. De rechtbank zal de vordering benadeelde partij ter waarde van € 290,99 dan ook volledig toewijzen. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 21 juni 2019.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] (feit 3)
De rechtbank kan van de gevorderde schade, te weten een horlogeband ter waarde van € 80,-, niet vaststellen dat deze schade in rechtstreeks verband staat tot het bewezenverklaarde feit. Dit blijkt immers niet uit het dossier en het wordt ook door de benadeelde partij niet nader onderbouwd. Nader onderzoek naar de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafproces op. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 3] (feit 4)
Toe te wijzen materiële schade
Met betrekking tot de volgende schadeposten
  • nieuwe huissleutel € 16,-;
  • nieuwe fietssleutel € 15,-;
  • portemonnee € 48,95;
  • nieuw rijbewijs aanvragen € 39,75;
  • nieuwe OV-chipkaart € 11,-,
overweegt de rechtbank dat deze voldoende zijn gemotiveerd en in rechtstreeks verband staan tot het gepleegde strafbare feit. De rechtbank zal de vordering benadeelde partij voor wat betreft deze schadeposten dan ook toewijzen.
[merk 2] zonnebril
De rechtbank kan ten aanzien van de schadepost ‘ [merk 2] zonnebril € 142,-’ niet vaststellen dat deze schade in rechtstreeks verband staat tot het bewezenverklaarde feit. Dit blijkt immers niet uit het dossier en het wordt ook door de benadeelde partij niet nader onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de schadepost [merk 2] zonnebril.
Concluderend
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 4 bewezenverklaarde handelen tot een bedrag van € 130,70 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 22 juni 2019.
7b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Ondanks het feit dat is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, is de rechtbank van oordeel dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 16/117195-16 moet worden afgewezen. Immers is een tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland van 8 september 2016 voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 14 uren, gelet op de opgelegde TBS-maatregel met dwangverpleging niet meer opportuun.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 37a, 37b, 45, 57, 300, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
  • beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • gelast dat verdachte
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 1)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] (feit 3)
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijkin zijn vordering;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] (feit 4)
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 4 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 3], van een bedrag van
€ 130,70(honderddertig euro en zeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 3] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling (16/117105-16)

wijst af de vorderingvan de officier van justitie van 9 september 2019, strekkende
tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van politierechter te Midden-Nederland van 8 september 2016 voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 14 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Hoedeman (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. J.J.H. van Laethem, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier.
Dit vonnis is ondertekend door J.J.H. van Laethem en door hem in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2020.
Vanwege het coronavirus en de in verband daarmee door de Rijksoverheid en de Rechtspraak met ingang van 17 maart 2020 genomen maatregelen is de rechtbank voor medewerkers slechts zeer beperkt toegankelijk en is het openbare gedeelte gesloten.
Mrs. M. Hoedeman (voorzitter), mr. R.S. Croll , rechter en E.W.A. Nabbe, griffier, zijn daarom buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De openbaarheid van dit vonnis wordt geborgd doordat het vonnis aan de raadsman van verdachte en de benadeelde partijen kenbaar wordt gemaakt en overigens door spoedige publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Bijlage I
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 juni 2019 te Nijmegen, althans in Nederland, een tas inhoudende:
- een portemonnee (inhoudende 220 euro contant geld en/of muntgeld en/of een rijbewijs en/of bankpassen) en/of
- een autosleutel ( [merk 1] ) en/of
- een verrekijker,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door (terwijl die [benadeelde 1] aan het fietsen was met haar kleinzoon achterop) de tas van die [benadeelde 1] (die om haar stuur zat) vast te grijpen waardoor die [benadeelde 1] met haar fiets ten val kwam en/of (vervolgens) die [benadeelde 1] een aantal meters mee te sleuren;
2.
hij op of omstreeks 22 juni 2019 te Nijmegen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, die [slachtoffer] van zijn fiets heeft getrapt/geschopt (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in de buik en/of op het (boven)been heeft geschopt/getrapt en/of hierbij heeft gezegd ‘give me money, give me money’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 22 juni 2019 te Nijmegen, althans in Nederland, [benadeelde 2] heeft mishandeld door die [benadeelde 2] meermalen, althans eenmaal (met zijn vuisten) in het gezicht te slaan en/of in het gezicht en/of het lichaam te trappen/schoppen;
4.
hij op of omstreeks 22 juni 2019 te Nijmegen, althans in Nederland, een tas inhoudende een portemonnee (inhoudende een bankpas en/of een creditcard en/of een OV-kaart en/of kleingeld) en/of een fietssleutel , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op of omstreeks 22 juni 2019 te Nijmegen, althans in Nederland, [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] dreigend de woorden toe te voegen
"als jullie binnen een straal van 40 meter komen dan dood ik jullie", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voetnoten

1.De volledige inhoud van de tenlastelegging is terug te vinden in Bijlage I.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON5R019055 VANILLE, gesloten op 24 juni 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , p. 34 en 35.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 49.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 57.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 60.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 18.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 23.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 25.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 66 en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 70.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , p. 30 en 31.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 27.
13.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 27.
14.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , p. 31.
15.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 27 en 28.
16.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 95.
17.De kennisgeving van inbeslagneming, p. 77 en 79.