In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 maart 2020 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, met als gevolg ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Hoewel de indieningstermijn van vier weken was overschreden, oordeelde de rechtbank dat dit niet tot niet-ontvankelijkheid leidde. De rechtbank vond het niet zinvol om de procedure opnieuw te doorlopen en stelde dat het in het belang van betrokkene was om de zorgmachtiging te verlenen zonder verdere vertraging.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2020, die plaatsvond in het gebouw waar betrokkene woont, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder betrokkene zelf en haar advocaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene zorg nodig heeft om haar geestelijke gezondheid te stabiliseren of te herstellen. De rechtbank oordeelde dat er op dat moment geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren, waardoor verplichte zorg noodzakelijk was. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, tot 2 september 2020, met als voorwaarde dat er toezicht op betrokkene wordt uitgeoefend.
De rechtbank concludeerde dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief was, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 10 maart 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.