ECLI:NL:RBGEL:2020:1962

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
05/840705-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering in dienstbetrekking door een docent, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 maart 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verduistering in dienstbetrekking. De verdachte, geboren in 1972 en werkzaam als docent Consumptieve Technieken, werd verweten dat hij gedurende de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 september 2016 opzettelijk geldbedragen tot een totaal van ongeveer 10.000 euro had verduisterd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in die periode gebruik maakte van een Makro-pas die hem was verstrekt door zijn werkgever, een stichting. De verdachte had recht op een bedrag van € 250,00 per maand voor privé-aankopen, maar hij heeft in werkelijkheid voor een bedrag van € 8.601,02 aan privé-aankopen gedaan, wat resulteerde in een overschrijding van het toegestane bedrag met € 3.351,02. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk misbruik maken van de Makro-pas door meer goederen voor zichzelf aan te schaffen dan waar hij recht op had. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte het voorwaardelijk opzet had op het zich toe-eigenen van geld dat toebehoorde aan de school. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf, rekening houdend met de lange duur van de procedure en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840705-17
Datum uitspraak : 23 maart 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres]
raadsman: mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 september, 18 december 2017 en 9 maart 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
1 januari 2015 tot en met 30 september 2016 te Harreveld, gemeente Oost Gelre,
in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk geldbedragen tot een totaal van (ongeveer) 10.000 euro, althans enig geldbedrag(en),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde] (behorende tot stichting [stichting] ),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als docent Consumptieve Technieken, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Artikel 321 Wetboek van Strafrecht
Artikel 322 Wetboek van Strafrecht
1a. De geldigheid van de dagvaarding
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat in de tenlastelegging niet duidelijk staat beschreven op welk goed de verduistering zou zien. Ook in samenhang met het dossier is dat niet duidelijk geworden. In zoverre is de dagvaarding nietig, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden gezegd dat het bestreden onderdeel in de tenlastelegging niet voldoende duidelijk is omschreven in samenhang met de inhoud van het dossier. Het verweer van de raadsman van verdachte wordt dan ook verworpen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was sinds april 2005 in dienst bij [benadeelde] , onderdeel van Stichting [stichting] (hierna: de school). [2] Hij had een aanstelling voor 36 uur per week. In januari 2015 zijn de school en verdachte overeengekomen dat verdachte 40 uur per week zou gaan werken. Ter compensatie zou hij geen extra loon krijgen, maar mocht hij privé boodschappen doen met de al bij hem in het bezit zijnde Makro-pas. Dat heeft verdachte ook vanaf dat moment gedaan. [3] Per 11 oktober 2019 werd verdachte door de school geschorst. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde verduistering in dienstbetrekking voor een totaal bedrag van € 10.058,30.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de afspraken tussen de school en verdachte onduidelijk zijn gebleven. Daarnaast waren er meerdere pashouders en is niet duidelijk geworden of verdachte aansprakelijk is voor de alle in het dossier opgenomen facturen. Ten slotte, mocht verdachte al te veel hebben uitgegeven, dan kan niet worden aangenomen dat verdachte opzettelijk te veel aan privé-inkopen heeft besteed. Om de genoemde redenen dient verdachte te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt komt er op neer dat hij opzettelijk misbruik heeft gemaakt van de Makro-pas door bewust meer (spullen voor zichzelf) te kopen met die pas dan waarop hij recht had. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, dient de rechtbank allereerst vast te stellen welke afspraak er aan het gebruik van die pas ten grondslag lag en dus voor welk bedrag verdachte goederen mocht aankopen. Volgens de officier van justitie ging dit om een maandelijks bedrag van € 250,00. Verdachte heeft gesteld dat het om een maandelijks bedrag van € 350,00 ging.
De rechtbank overweegt dat de beoordeling van deze zaak plaatsvindt vanuit een strafrechtelijk kader, en niet een arbeidsrechtelijk of fiscaal kader.
De vraag is dus van welk bedrag uit dient te worden gegaan € 250,00 of € 350,00. [naam 1] heeft verklaard dat de school met verdachte een regeling had getroffen dat verdachte voor
€ 250,00 per maand met de Makro-pas privé aankopen mocht doen. [5] Verdachte had een aanstelling voor 0,9 fte. Verdachte werd ICT-coördinator en [naam 1] wilde hem een volledige aanstelling geven. Verdachte had daar vanwege zijn loonbeslag niets aan. [naam 1] heeft in het bijzijn van verdachte aan HRM gevraagd om het verschil tussen volledig werken en 0,9 fte, uit te rekenen. Daarbij is gekeken naar het salaris van verdachte per maand. Niet is gekeken naar vakantiegeld e.d. Het verschil was afgerond ongeveer € 250,00. Zo is het te besteden bedrag tot stand gekomen. Bij het afrondend gesprek hierover was [naam 2] ook aanwezig. [6] Verdachte mocht voor € 250,00 per maand aankopen. Verder zijn geen restricties gesteld. De facturen zou verdachte conform de reeds geldende afspraken inleveren bij de administratie van de school, zodat deze ingeboekt konden worden in het administratiesysteem. Het gesprek zou worden uitgewerkt en in het personeelsdossier van verdachte worden gedaan. [7]
In het dossier bevindt zich een briefje. Gezien de verklaring van [naam 1] gaat de rechtbank ervan uit dit het desbetreffende afsprakenbriefje is wat in het personeelsdossier van verdachte is gestopt. Uit dit briefje, volgt dat afspraken zijn gemaakt met verdachte ten behoeve van de uitbreiding van uren in lesgevende taken. Het voorstel hield in dat verdachte voor een bedrag van € 250,00 per maand privéboodschappen mocht doen totdat hij “onder de curator uit was”. [8]
[naam 2] heeft verklaard dat er met verdachte, op het moment dat verdachte extra taken ging doen, de afspraak was gemaakt dat hij een tegemoetkoming kreeg van € 250,00, te besteden bij de Makro. [naam 1] en [naam 2] hadden een gesprek belegd, om te regelen dat verdachte de uitbreiding van zijn werkzaamheden kreeg. Verdachte had aangegeven dat aanvullend salaris voor hem niet interessant was omdat hij in de schuldsanering zat. Verdachte ging van 0,9 fte naar 1,0 fte en zo moest hij ook beloond worden. Verdachte is op papier niet van 0,9 fte naar 1,0 fte gegaan. Hij kreeg voor die 0,1 fte een tegemoetkoming. [9]
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de vaststelling dat tussen partijen is afgesproken dat verdachte elke maand voor € 250,00 op rekening van de school privé-aankopen mocht doen met het Makro-pasje. De verdediging heeft niet aannemelijk gemaakt dat er op dit punt aanvullende afspraken zijn gemaakt voor wat betreft de dertiende maand en het vakantiegeld, of dat het bedrag van € 250,00 geplust zou moeten worden met de BTW, zodat verdachte op een hoger te besteden bedrag per maand zou uitkomen. Verdachte heeft daarover niets verklaard en ook niet verklaard dat hij daarvan uit ging of daarover twijfelde.
Dit betekent dat het door verdachte te besteden bedrag moet worden berekend aan de hand van de tenlastegelegde periode, die 21 maanden bedraagt. De rechtbank neemt de laatste maand, september 2016 mee, nu onduidelijk is geworden tot wanneer de afspraak tussen verdachte en de school liep. Verdachte mocht dus gedurende 21 maanden een bedrag van € 250,00 euro aan privé-aankopen bij de Makro besteden. Dit is een totaal bedrag van € 5.250,00.
De vraag is vervolgens of verdachte binnen dit bedrag is gebleven en zo nee, of deze overschrijding een strafrechtelijk verwijt rechtvaardigt.
De school heeft in haar aangifte wat betreft de tenlastegelegde periode beschreven om welke facturen van de Makro en welke bedragen het ging. Bij haar aangifte heeft zij tevens de facturen van de Makro overgelegd en daarbij opgemerkt dat dit de facturen zijn die horen bij de Makropas in bezit van verdachte. [10] De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen.
Verdachte heeft naar de door de school overgelegde facturen bekeken en is tot de conclusie gekomen dat hij voor een bedrag van € 8.601,02 privé had aangekocht.
Op basis van die berekening heeft verdachte een bedrag van € 3.351,02 teveel uitgegeven. De rechtbank overweegt dat uit de facturen van de Makro echter nog drie soorten artikelen naar voren zijn gekomen, die volgens de school niet voor de school kunnen zijn aangeschaft. Dit betreffen de posten, alcohol, tabak en non-food artikelen met uitzondering van de hoofdtelefoons.
In de facturen van de periode januari 2015 tot en met september 2016 voor een totaalbedrag van € 2.811,77 aan alcohol en tabak is besteed, bovenop het door verdachte genoemde bedrag. Daarnaast zijn er met de pas van verdachte verschillende non-food artikelen aangeschaft, in 2015 voor een bedrag van € 2.763,91 en in 2016 voor een bedrag van
€ 1.191,60. De vraag is of ten aanzien van de aangeschafte tabak, alcohol en non-food artikelen kan worden vastgesteld dat dit door verdachte is gebeurd en of deze goederen al dan niet rechtmatig zijn aangeschaft voor de school, zoals verdachte ook geregeld deed.
De rechtbank redeneert als volgt:
Wat betreft de post ‘alcohol’ is de rechtbank er niet van overtuigd dat op de school nooit alcohol is geschonken. Dat er soms alcohol werd geschonken komt naar voren uit de getuigenverklaringen van [naam 3] en [naam 2] bij de rechter-commissaris. Over deze post bestaat te veel twijfel en daarom zal de rechtbank deze buiten beschouwing laten.
Ten aanzien van de post ‘tabak’ is de rechtbank van oordeel dat de aankopen hiervoor wel voor privégebruik van verdachte waren. Door geen van de getuigen is verklaard dat tabak voor de jongeren werd aangekocht. De door verdachte genoemde gewoonte van “groepsshag” is volgens hen lang geleden afgeschaft.
Wat betreft de non-food artikelen, waaronder bijvoorbeeld een Playmobil vrachtvliegtuig en een Scholl kalknagelbehandelset, twijfelt de rechtbank niet aan de verklaring van de school dat deze non-food artikelen niet voor de school kunnen zijn aangekocht. Dat betekent dat die aankopen door verdachte zijn gedaan met de pas van school. Dat verdachte zijn Makro-pas aan collega’s zou hebben uitgeleend en dat zij met zijn pas die aankopen zouden hebben gedaan, is op geen enkele wijze onderbouwd of concreet gemaakt. Ook na herhaaldelijk doorvragen volstaat verdachte met de mededelingen dat “hij het niet kan zeggen omdat het lang geleden is, hij zijn pas wel eens uitleende maar niet meer weet wanneer en aan wie en hij niet kan zeggen welke goederen van de lijst wel eens of in het geheel niet zijn aangeschaft.” Nu is het best voorstelbaar dat men van dagelijkse boodschappen niet meer weet of en hoeveel daarvan in 2015 is aangeschaft. Tegelijkertijd is het moeilijk voor te stellen dat men niet van een lange lijst non-food artikelen minst genomen kan aangeven of ooit een dergelijk goed is aangeschaft of dat het goed iemand in het geheel niets zegt. Helemaal nu het gaat om zeer specifieke goederen als bijvoorbeeld PlayStation spelletjes, een ketting en een Playmobil vliegtuig. Nu de aankopen zijn gedaan met de pas van verdachte en de stelling van verdachte dat anderen dat mogelijk hebben gedaan met zijn pas in het geheel niet is onderbouwd, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte degene is geweest die de non-food artikelen heeft aangeschaft.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de periode van
1 januari 2015 tot en met september 2016 voor een hoger bedrag aan privé-aankopen met zijn Makro-pas bij de Makro heeft gedaan dan de afspraak was. Verdachte had in de tenlastegelegde periode gedurende 21 maanden, een bedrag van in totaal € 5.250,00 mogen besteden. Uitgaande van de verklaring van verdachte heeft hij een bedrag van
€ 8.601,02 aan privé-aankopen besteed. De rechtbank is van oordeel dat de aankopenbedragen ter zake tabak en non-food artikelen (met uitzondering van de hoofdtelefoons ad € 310,80) daarbij moeten worden opgeteld. De berekening van de politie ziet echter op 1 bedrag voor de posten alcohol en tabak gezamenlijk. De rechtbank kan dit bedrag niet nader specificeren en laat om die reden dit bedrag geheel buiten beschouwing.
Concluderend komt de rechtbank op een totaalbedrag aan ongeoorloofde privé-uitgaven van € 8.601,02 (verklaring verdachte) + € 2.763,91 (non-food 2015) + € 1.191,60 (non-food 2016) - € 310,80 (hoofdtelefoons) - € 5.250,00 (toegestane uit te geven bedrag) = € 6.995,73
Het vorenstaande brengt mee dat verdachte in relatief korte periode ruimschoots twee keer zoveel heeft uitgegeven dan was toegestaan door de school. Dit kan hem niet zijn ontgaan, zeker gezien de aard van de artikelen die zijn aangeschaft, de omvang van het aantal artikelen en dat alles in relatie tot zijn (officiële) salaris. Dat verdachte op deze manier zijn werkgever benadeelde, moet hem onmiskenbaar duidelijk zijn geweest. Dit betekent dat verdachte minst genomen het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het zich op deze manier toe-eigenen van geld, toebehorende aan de school. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit geldbedrag heeft verduisterd toen hij in dienst was van de school.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één ofmeerdere tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van
1 november 2015 tot en met 30 september 2016 te Harreveld, gemeente Oost Gelre,
in elk geval in Nederland,(telkens) opzettelijk
geldbedragen tot een totaal van (ongeveer) 10.000 euro, althansenig geldbedrag
(en
),
in elk geval enig goed,dat
/die geheel of ten dele toebehoorde
(n
)aan [benadeelde] (behorende tot stichting [stichting] ),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk
(e
)goed
(eren
)verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als docent Consumptieve Technieken,
in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 80 uren werkstraf, te vervangen door 40 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat als toch tot een veroordeling wordt gekomen, dat sprake is van undue delay en dit voor rekening van de officier van justitie komt. Dit heeft verdachte erg in de weg gezeten en hem erg geraakt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 11 februari 2020;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 31 oktober 2017.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan van verduistering in dienstbetrekking door met zijn Makro-pasje boven het afgesproken bedrag van € 250,00 per maand privé-aankopen te doen gedurende een periode van 21 maanden. Verdachte heeft enkel zichzelf verrijkt en geen oog gehad voor de gevolgen van zijn handelen. Daarbij heeft hij gedurende een lange periode herhalend ernstig misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen. Verdachte heeft door zijn handelen de school en de publieke sector financieel benadeeld.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Door de raadsman is bepleit dat de redelijke termijn is geschonden. De rechtbank is hiervan sprake is. Weliswaar is de duur van de zaak mede afhankelijk geweest van de onderzoekwensen van de raadsman, maar dat neemt niet weg dat de zaak ook een aanzienlijke periode heeft stilgelegen, welke periode niet voor rekening van verdachte komt. In totaal is verdachte voor het eerst op 14 december 2016 gehoord en wordt op 23 maart 2020 vonnis gewezen. De redelijke termijn van twee jaren is overschreden en daarmee houdt de rechtbank rekening bij de strafoplegging.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf geen recht doet aan alle feiten en omstandigheden. De rechtbank acht het feit dermate ernstig dat zij enkel een gevangenisstraf passend acht. Gezien het lange tijdsverloop zal echter worden volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarmee wordt recht gedaan aan de ernst van het bewezenverklaarde en aan het lange tijdsverloop in deze.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) maand;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op één jaar wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A.M. Janssen (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en
mr. C.C.M. Poland, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en door
mr. M.C. van der Mei uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 maart 2020.
Vanwege het coronavirus en de in verband daarmee door de Rijksoverheid en de Rechtspraak met ingang van 17 maart 2020 genomen maatregelen is de rechtbank voor medewerkers slechts zeer beperkt toegankelijk en is het openbare gedeelte gesloten.
Mrs. Poland en Janssen zijn daarom buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De openbaarheid van dit vonnis/beslissing wordt geborgd doordat het vonnis/de beslissing aan (de raadsman van) verdachte (en eventuele andere procesdeelnemers) kenbaar wordt gemaakt en overigens door spoedige publicatie op www.rechtspraak.nl.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam Achterhoek-Oost, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2016549672, gesloten op 12 juli 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 22
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 maart 2020 en het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [benadeelde] , p. 4.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [benadeelde] , p. 5.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [benadeelde] , p. 5.
6.Het proces-verbaal getuigenverhoor kabinet rechter-commissaris van [naam 1] , d.d. 18 november 2019, p. 2.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten extra achtergrond informatie ten behoeve van de aankopen van [verdachte] voor persoonlijk gebruik en niet bedoel voor de school, p. 1.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een afsprakenbriefje van 24 september 2014, p. 31.
9.Het proces-verbaal getuigenverhoor kabinet rechter-commissaris van [naam 2] , d.d. 26 november 2019, p. 2.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [benadeelde] , p. 4, inclusief bijlagen, de schriftelijke bescheiden, te weten de facturen van de Makro van 1 november 2015 tot en met 28 september 2016 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p. 7 e.v.