ECLI:NL:RBGEL:2020:1960

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
05/740015-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man voor woninginbraken, pogingen tot woninginbraken, vernielingen en witwassen

Op 19 maart 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarige man, die werd beschuldigd van het plegen van meerdere woninginbraken, pogingen tot woninginbraken, vernielingen en witwassen. De verdachte heeft deze feiten in vereniging gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in woningen, waarbij hij en zijn mededaders zich toegang hebben verschaft door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 250 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en cognitieve beperking. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd voor materiële en immateriële schade. De uitspraak is gedaan in het kader van het jeugdsanctierecht, waarbij bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, waaronder een contactverbod met medeverdachten en een locatieverbod.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740015-19 + 05-126298-17 (tul)
Datum uitspraak : 19 maart 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1998 te [geboorteplaats 1] , wonende te [adres 1]
hierna te noemen: (de) verdachte
raadsvrouw: mr. W.H. Boer, advocaat te Heerde.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 maart 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijzigingen van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 december 2018 tot en met 1 januari 2019
te Ermelo, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, terwijl hij en/of zijn mededaders zich telkens gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een of meerdere woningen en/of op een of meerdere besloten erf/erven waarop een woning staat, te weten de woning aan de [adres 2] en/of de woning aan de [adres 3] , bevonden, alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich telkens buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, - uit de woning aan de [adres 2] , een zonnebril, een of meerdere sleutels, een laptop, een harde schijf, een docking station, een iPad, een iPad mini, een of meerdere (zilveren) kandelaars, een of meerdere (zilveren) servetringen, een of meerdere (zilveren) fotolijstjes, een of meerdere flessen drank, te weten [merk 8] , een of meerdere sieraden, waaronder een of meerdere ringen, een of meerdere gouden en/of zilveren ringen, een of meerdere armbanden, een of meerdere gouden
en/of zilveren armbanden, een of meerdere navelpiercings, een of meerdere
gouden en/of zilveren navelpiercings, een of meerdere hangers, een of
meerdere gouden en/of zilveren hangers, een of meerdere colliers, een of
meerdere gouden en/of zilveren colliers, een of meerdere oorbellen, een of
meerdere gouden en/of zilveren oorbellen, een of meerdere kettingen, een of
meerdere gouden en/of zilveren kettingen, een of meerdere horloges, een of
meerdere manchetknopen, een portemonnee met inhoud, te weten een geldbedrag
van 500 euro en/of een (elektronisch) kluisje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , en/of - uit de woning aan de [adres 3] , een of meerdere tablets (van het
merk [merk 2] ), een of meerdere notebooks, dan wel laptops (van het merk [merk 2]
en/of [merk 3] ), een of meerdere luidsprekers dan wel oordopjes (van het merk
[merk 2] ), meerdere sierraden waaronder een of meerdere ringen, een of meerdere
gouden en/of zilveren ringen, een of meerdere armbanden, een of meerdere
gouden en/of zilveren armbanden, een of meerdere hangers, een of meerdere
gouden en/of zilveren hangers, een of meerdere colliers, een of meerdere
gouden en/of zilveren colliers, een of meerdere oorbellen, een of meerdere
gouden en/of zilveren oorbellen, een of meerdere kettingen, een of meerdere
gouden en/of zilveren kettingen, een of meerdere televisies, enig geldbedrag,
te weten 120 euro, een of meerdere telefoons, een of meerdere spelcomputers en
daarbij behorende randapparatuur, een of meerdere spellen behorende bij de
spelcomputer(s), een of meerdere boeken, een of meerdere flessen drank,
waaronder [merk 4] en [merk 5] , en/of een [merk 6] Home speaker, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en
zich daarbij de toegang tot de plaats(en) van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn /hun bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 december 2018 tot en met 1 januari 2019,
te Ermelo, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen mis
drijf, om, terwijl hij en/of zijn mededaders zich telkens gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 4] en/of de [adres 5] , bevonden, alwaar verdachte en/of zijn
mededader(s) zich telkens buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), - uit de woning gelegen aan de [adres 4] , enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , en/of - uit de woning gelegen aan de [adres 5] , enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn /hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, - een of meerdere ruiten van de woning aan de [adres 4] heeft ingeslagen, en/of - een of meerdere ruiten van de woning aan de [adres 5] heeft ingeslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2018 tot en met 1 januari 2019,
te Ermelo, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk - een televisie, een televisiebeugel, een lamp, een of meerdere kasten en/of
een commode, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2]
toebehoorde, en/of - een of meer ruiten, een of meer kasten, een tafelkleed, een bloempot, een
tafel, een of meer muren, een of meer (wijn)flessen, een of meer matrassen,
een of meer bedden, een of meerdere sets beddengoed, een of meerdere jassen,
en/of een kluis, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan [slachtoffer 1] ,
toebehoorde, en/of - een of meer (buiten)lampen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan [slachtoffer 3]
toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 januari 2019,
te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
een of meerdere colliers, waaronder gouden en/of zilveren colliers, en/of
een of meerdere kettingen, waaronder gouden en/of zilveren kettingen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
en/of van een voorwerp, te weten een [merk 7] telefoon gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , p. 33-35;
- het proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde 1] , p. 36-46;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 55-61;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 407-410.
Ten aanzien van feit 2
- [adres 5]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 53-54;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 407-410.
- [adres 6]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij rond middernacht alleen in haar woning was toen zij een aantal harde klappen en glasgerinkel hoorde. Ze zag dat de ruit van het raam dat zij had afgesloten stuk was. Volgens haar is men vermoedelijk niet haar woning binnengeklommen en heeft men dus ook niets weg kunnen nemen. [2]
Volgens medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) wilden medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en verdachte als allerlaatste ook in de woning aan de [adres 4] inbreken, maar [medeverdachte 1] wilde niet. Toen [verdachte] en [medeverdachte 2] de bewoonster in de woning zagen, zijn ze weggerend. Toen [medeverdachte 1] dit zag, is hij met hen mee gerend. [3]
In het licht van bovenstaande bewijsmiddelen, de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van de kort ervoor plaatsgevonden poging inbraak aan de [adres 5] en gezien de context van een gezamenlijke strooptocht langs diverse woningen die avond, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte ook het onder 2 ten laste gelegde feit ten aanzien van de woning aan de [adres 4] te Ermelo samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 3
- [adres 3]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 55-61;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 407-410.
- [adres 2]
Aangever [benadeelde 1] verklaart dat hij en zijn gezin oud en nieuw in Harderwijk hadden gevierd. Toen zij thuis waren aangekomen, zagen ze onder andere dat de tv van de muur was getrokken en op de grond lag. Op de eerste verdieping was het raam van het toilet ingeslagen. Aangever heeft verklaard (onder verwijzing naar de bij de aangifte gevoegde goederenlijst) dat de volgende goederen zijn vernield: tv en tv beugel, commode en bijbehorende kast en een lamp. [4] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte de televisie van de muur heeft getrokken. [5]
Gezien de aangifte en de verklaring van [medeverdachte 1] en tegen de achtergrond van de bewuste en nauwe samenwerking tussen de drie verdachten tijdens de achter elkaar plaatsgevonden inbraken en de bekennende verklaring van verdachte met betrekking tot de vernielingen in de woning van [slachtoffer 1] , acht de rechtbank ook het medeplegen van vernieling van de tenlastegelegde goederen in de woning van [benadeelde 1] bewezen. De rechtbank acht de vernieling van de buitenlamp van aangever [slachtoffer 3] echter niet bewezen. Verdachte moet daarvan partieel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , p. 33-35;
- het proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde 1] , p. 36-46;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 55-61;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 160-163;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 407-410.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 31 december 2018 tot en met 1 januari 2019
te Ermelo
, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,terwijl hij en
/ofzijn mededaders zich telkens gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in
een ofmeerdere woningen
en/of op een of meerdere besloten erf/erven waarop een woning staat, te weten de woning aan de [adres 2] en
/ofde woning aan de [adres 3] , bevonden, alwaar verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich telkens buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, - uit de woning aan de [adres 2] , een zonnebril,
een of meerdere sleutels, een laptop, een harde schijf,een docking station, een iPad, een iPad mini,
een ofmeerdere
(zilveren
)kandelaars,
een ofmeerdere
(zilveren
)servetringen,
een ofmeerdere
(zilveren
)fotolijstjes,
een ofmeerdere flessen drank
, te weten [merk 8] , een ofmeerdere sieraden, waaronder
een of meerdere ringen, een ofmeerdere gouden en
/ofzilveren ringen,
een of meerdere armbanden, een ofmeerdere gouden
en
/ofzilveren armbanden,
een ofmeerdere navelpiercings,
een of meerdere
gouden en/of zilveren navelpiercings, een of meerdere hangers, een of
meerdere gouden
en/of zilverenhangers,
een of meerdere colliers, een of
meerdere gouden en
/ofzilveren colliers,
een of meerdere oorbellen, een of
meerdere gouden en
/ofzilveren oorbellen,
een of meerdere kettingen, een of
meerdere
gouden en/ofzilveren kettingen,
een ofmeerdere horloges,
een of
meerdere manchetknopen, een portemonnee met inhoud, te weten een geldbedrag
van 500 euro en
/ofeen (elektronisch) kluisje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , en
/of- uit de woning aan de [adres 3] ,
een ofmeerdere tablets (van het merk [merk 2] ),
een ofmeerdere notebooks, dan wel laptops (van het merk [merk 2] en
/of[merk 3] ),
een ofmeerdere luidsprekers
dan wel oordopjes(van het merk
[merk 2] ), meerdere sieraden waaronder
een of meerdere ringen, een ofmeerdere
gouden
en/of zilverenringen,
een of meerdere armbanden, een of meerdere
gouden en/of zilveren armbanden, een of meerdere hangers, een of meerdere
gouden en/of zilveren hangers, een of meerdere colliers, een of meerdere
gouden en/of zilveren colliers, een of meerdere oorbellen, een ofmeerdere
gouden
en/of zilverenoorbellen,
een of meerdere kettingen, een of meerdere
gouden en/of zilveren kettingen,een
of meerderetelevisie
s, enig geldbedrag,
te weten 120 euro, een
of meerderetelefoon
s, een
of meerderespelcomputer
sen
daarbij behorende randapparatuur,
een of meerdere spellen behorende bij de
spelcomputer(s), een ofmeerdere boeken,
een ofmeerdere flessen drank,
waaronder [merk 4] en [merk 5] , en
/ofeen [merk 6] Home speaker, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en
zich daarbij de toegang tot de plaats
(en
)van het misdrijf heeft verschaft en
/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijn /hun bereik heeft gebracht door middel van braak
, verbrekingen
/ofinklimming;
2.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 31 december 2018 tot en met 1 januari 2019,
te Ermelo,
in ieder geval in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleenter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf, om, terwijl hij en
/ofzijn mededaders zich telkens gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 4] en
/ofde [adres 5] , bevonden, alwaar verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich telkens buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond
(en
), - uit de woning gelegen aan de [adres 4] , enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , en
/of- uit de woning gelegen aan de [adres 5] , enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en
/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijn /hun bereik te brengen door middel van braak
, verbrekingen
/ofinklimming, - een
of meerdereruit
envan de woning aan de [adres 4] heeft ingeslagen, en
/of - een ofmeerdere ruiten van de woning aan de [adres 5] heeft ingeslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 31 december 2018 tot en met 1 januari 2019,
te Ermelo,
in ieder geval in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk - een televisie, een televisiebeugel, een lamp, een
of meerderekast
enen
/of
een commode,
in elk geval enig goed,die geheel of ten dele aan een ander dan
aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s
), te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2]
toebehoorden, en
/of - een ofmeer ruiten,
een ofmeer kasten, een tafelkleed, een bloempot, een tafel,
een ofmeer muren, een
of meer (wijn
)fles
sen, een
of meermatras
sen,
een
of meerbed
den,
een ofmeerdere sets beddengoed,
een of meerdere jassen,
en
/ofeen kluis,
in elk geval enig goed,die geheel of ten dele aan een ander
dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s
), te weten aan [slachtoffer 1] ,
toebehoorden
, en/of - een of meer (buiten)lampen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan [slachtoffer 3]
toebehoorde,heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt
en/of weggemaakt;
4.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2019 tot en met 9 januari 2019,
te Amsterdam,
in ieder geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
(en
),
-
een of meerdere colliers, waarondergouden
en/of zilverencolliers,
en/of
- een of meerdere kettingen, waaronder gouden en/of zilveren kettingen,heeft
verworven, voorhanden gehad,overgedragen
en/of omgezet,
en
/ofvan
een voorwerp, te weteneen [merk 7] telefoon gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp
geheel of gedeeltelijk -onmiddellijk
of
middellijk -afkomstig was uit enig
(eigen
)misdrijf;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, meermalen gepleegd..
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk door twee of meer verenigde personen enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
Witwassen door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voor toepassing van het jeugdsanctierecht gepleit en heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 250 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts tot het verrichten van 120 uren werkstraf, te vervangen door 60 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd, een contactverbod met medeverdachten en een locatieverbod voor de [locatie] te Ermelo.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om conform het advies van de Reclassering het jeugdstrafrecht toe te passen en een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 27 maart 2019;
- voorlichtingsrapportage van de Reclassering, gedateerd 21 februari 2020.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van woninginbraken, het medeplegen van twee pogingen daartoe, het medeplegen van vernielingen en aan het medeplegen van witwassen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben ruiten ingeslagen om zich de toegang tot de woningen te verschaffen. Vervolgens hebben zij de woningen doorzocht en een grote hoeveelheid goederen weggenomen. Daarnaast hebben ze in deze woningen op een grove manier vernielingen aangericht en een grote ravage achtergelaten. Hierdoor gaan deze woninginbraken ‘gewone’ woninginbraken te boven. Het handelen van verdachte getuigt van gebrek aan respect voor andermans eigendommen en privacy. Inbraak en vernieling van huisraad zijn ernstige feiten, die schade veroorzaken en in het algemeen bij de benadeelden gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengen. Hierbij komt dat deze inbraken tijdens de viering van oud en nieuw zijn gepleegd, waardoor deze feiten extra impact hebben gehad op voorgenoemde gevoelens van de benadeelden en hun gezin.
Dit is ook indringend naar voren gekomen in de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , bijvoorbeeld in de passages waarin wordt beschreven welke grote invloed dit heeft op hun nog jonge kinderen.
De reclassering heeft in het rapport van 21 februari 2020 toepassing van het jeugdsanctierecht geadviseerd. Het beeld dat door JJI Intermezzo en Jeugdreclassering wordt gezien is dat van een zeer beïnvloedbare jongen die meer dan de gemiddelde persoon van zijn leeftijd moeite heeft grenzen aan te geven en de gevolgen van gedrag te overzien. Er is sprake van een cognitieve beperking (vastgesteld meest recent door de JJI Intermezzo in november 2019). Dit wordt onder meer duidelijk in de tegenstelling tussen de, als oprecht beoordeelde, voornemens een maatschappelijk verantwoord leven te leiden en het delictgedrag. Het begeleidings- en controletraject (in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis) wordt door de jeugdreclassering uitgevoerd en volgens de reclassering is het gelet op de persoon van verdachte en zijn ontwikkeling zeer onwenselijk dat dit zou moeten worden overgedragen naar de volwassenenreclassering.
Gelet op het advies van de reclassering ziet de rechtbank aanleiding om vanwege de persoon van verdachte het jeugdsanctierecht toe te passen.
Gezien de ernst en hoeveelheid feiten zou – mede gezien de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting – een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend zijn.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank echter in sterke mate rekening met de relatief jonge leeftijd van verdachte.
De rechtbank legt hem daarom een jeugddetentie op voor de duur van 250 dagen waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest. De geadviseerde voorwaarden zullen worden overgenomen. De geadviseerde begeleiding zal moeten leiden tot vermindering van de herhalingskans.
Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf op voor de duur van 120 uur. Deze taakstraf is de helft van de taakstraf die wordt opgelegd aan de medeverdachten. Reden is dat verdachte aanzienlijk langer in voorarrest heeft gezeten.
Tot slot zal de rechtbank het geschorste bevel van de voorlopige hechtenis opheffen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder feit 1, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten. Door [benadeelde 1] wordt een bedrag van € 5.464,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade gevorderd. Door [benadeelde 2] wordt een bedrag van € 600,- aan immateriële schade gevorderd. Daarnaast verzoeken zij een contactverbod en een locatieverbod voor de [locatie] te Ermelo.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partijen tot betaling van het gevorderde bedrag toe te wijzen, met de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de hoogte van de schadevergoeding te verlagen. Volgens de raadsvrouw zijn bepaalde posten, zoals de waarde van een gouden collier, niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Daarnaast heeft zij onder verwijzing van een uitspraak van Rechtbank Amsterdam van 4 augustus 2017 verzocht om de hoogte van de immateriële schadevergoeding te verlagen naar € 350,-.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, de onderbouwing van de vordering en hetgeen overigens ter zitting met betrekking tot de vordering gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen tot een bedrag van
€ 5.464,- materiële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering zal tot dit bedrag worden toegewezen.
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft ook een bedrag van € 500,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, de benadeelde partij [benadeelde 2] een bedrag van € 600,-.
De vraag die ingevolge artikel 6: 106, eerste lid, onder b van het BW voorligt is of door bewezen gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten sprake is geweest van een aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon van benadeelden op andere wijze.
De rechtbank stelt vast dat deze woninginbraak niet alleen heeft geleid tot braakschade maar ook dat door verdachte en zijn medeverdachten zinloze vernielingen aan persoonlijke bezittingen zijn toegebracht en dat de woning in een grote ravage is achtergelaten. In de toelichtingen is op indringende en overtuigende wijze beschreven wat de impact hiervan is geweest. De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat verdachte en zijn medeverdachte het recht op de persoonlijke levenssfeer en het recht om zich veilig te kunnen voelen in de eigen woning van de benadeelde partijen en hun nog jonge kinderen ernstig hebben geschonden en dat dit gevolgen heeft gehad voor het psychische welbevinden en nog steeds heeft. Derhalve is sprake van aantasting van de persoon van de benadeelden op andere wijze, als bedoeld in voornoemd artikel. Overigens is tegen de achtergrond van de ernst van de aangenomen schending niet nodig dat door bijvoorbeeld een psycholoog of arts een psychisch ziektebeeld is vastgesteld en/of dat sprake is van behandeling.
De rechtbank acht een bedrag van € 500,- per benadeelde aan immateriële schade billijk. De vorderingen zullen tot dit bedrag worden toegewezen. Dat de gevolgen van de benadeelden dermate verschillen dat dit een verschil in hoogte van het schadebedrag rechtvaardigt, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn medeverdachten is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 1 januari 2019.
7b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de bij de politierechter op 11 oktober 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd. Tevens heeft hij gevorderd dat deze wordt omgezet in veertien dagen taakstraf.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen omdat de tenuitvoerlegging het reeds ingezette traject zal doorkruisen.
Beoordeling door de rechtbank
Omdat is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, komt de vordering voor toewijzing in aanmerking. Vanwege verdachtes persoonlijke belangen legt de rechtbank in plaats daarvan een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van 14 (veertien) uren op.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 57, 311, 350 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 past het jeugdsanctierecht toe;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
jeugddetentievoor de duur van
250 (tweehonderdvijftig) dagen enbepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
50(vijftig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
legt als algemene voorwaarden op:
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
legt als bijzondere voorwaarden op:
  • dat veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en reclassering, afdeling
  • dat veroordeelde zich laat behandelen door Amethist of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt ook als dat inhoudt diagnostisch onderzoek. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • dat veroordeelde verblijft in [naam] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de jeugdreclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de jeugdreclassering voor hem heeft opgesteld;
  • dat veroordeelde een zinvolle dagbesteding (scholing of arbeid) heeft, te bepalen door de jeugdreclassering, van minimaal 26 uur in de week. Hij maakt concreet en aantoonbaar zichtbaar zich in te zetten om te komen tot zo een dagbesteding voor zolang hij deze niet heeft. Veroordeelde zal meewerken aan plaatsing bij een re-integratie setting zoals 50/50 van het Leger des Heils indien hem dat door de jeugdreclassering wordt aangewezen en zal zich houden aan de aanwijzingen en regels hieromtrent;
  • een contactverbod met de medeverdachten J. [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 1998 te [geboorteplaats 2] , wonende te [adres 7] , en L.M. [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1998 te [geboorteplaats 1] , wonende te [adres 1] ;
  • een locatieverbod ten aanzien van de [locatie] te Ermelo.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en reclassering, afdeling Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
bepaalt dat het toezicht op het contact- en locatieverbod plaats vindt onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie;
stelt als voorwaarde dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 veroordeelt verdachte tevens tot een
taakstraf (in de vorm van een werkstraf) gedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van aantal 60 (zestig) dagen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feiten 1, 3 en 4 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 1]tot het gevorderde bedrag van
€ 5.964,
-en
[benadeelde 2]tot een bedrag van
€ 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 1] , een bedrag te betalen van € 5.964,- en aan [benadeelde 2] een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom respectievelijk 64 (vierenzestig) dagen en 10 (tien) dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

wijst toe de vorderingvan de officier van justitie van 5 maart 2020, strekkende
tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 11 oktober 2017 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van
1 (één) weeken gelast de omzetting van deze straf in
een taakstrafvan
14 (veertien) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 dagen jeugddetentie;

Heft ophet geschorste
beveltot
voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S.M. Bak (voorzitter), mr. P.J.C. Cremers en mr. Y. Yildiz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Doedens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 maart 2020.
Mr. P.J.C. Cremers, mr. Y. Yildiz en de griffier zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON3R6019002 (Labrador), gesloten op 4 maart 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 77-78.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 352-363.
4.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] , p. 33-35; proces-verbaal van verhoor [benadeelde 1] , p. 36-46.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 352-363.