ECLI:NL:RBGEL:2020:1958

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
22 maart 2020
Zaaknummer
05/079471-95
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de tbs-maatregel van een man met een strafrechtelijke achtergrond en psychische problematiek

Op 20 maart 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak van een 45-jarige man die onder de tbs-maatregel valt. De rechtbank heeft besloten de tbs-maatregel, die eerder voorwaardelijk was beëindigd, met een jaar te verlengen. De man had 48 hennepplanten in zijn bezit en er waren sterke aanwijzingen dat hij zijn ex-vriendin had belaagd en/of bedreigd, wat leidde tot een overtreding van de voorwaarden van zijn voorwaardelijke beëindiging. Ondanks dat hervatting van de dwangverpleging mogelijk was, heeft de rechtbank dit niet besloten, omdat de maatschappelijke veiligheid geen hervatting vereiste en de man een laatste kans moest krijgen om zelfstandig te functioneren.

De rechtbank heeft de vorderingen van de officier van justitie, die om verlenging van de tbs-maatregel en hervatting van de dwangverpleging vroeg, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de man niet klaar was voor volledig zelfstandig functioneren, maar dat hij met hulp van de reclassering en zijn voormalig behandelaar, Ch. de Vrijer, de kans moest krijgen om zijn leven op orde te krijgen. De rechtbank handhaafde de voorwaarden van de tbs-maatregel, met enkele aanpassingen, en benadrukte dat de man openheid moest geven over zijn vrijetijdsbesteding en financiën, en zich onder behandeling moest laten stellen.

De beslissing van de rechtbank is genomen in het kader van de coronamaatregelen, waardoor de rechtbank beperkt toegankelijk was. De openbaarheid van de uitspraak wordt gewaarborgd door publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/079471-95
Datum uitspraak: 20 maart 2020
Beslissingvan de meervoudige kamer op de vordering ingevolge artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende te P.I. Almelo te Almelo,
raadsvrouw: mr. A.J. Louwerse, advocaat te Haarlem.

Procedure

Betrokkene is op 17 februari 1997 bij arrest van het Gerechtshof te Arnhem veroordeeld tot onder meer terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege ter zake van afpersing en poging tot afpersing. Bij beslissing van de rechtbank van 23 februari 2018 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd. Bij beslissing van de rechtbank van 1 maart 2019 is de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd.
Bij vordering van 30 december 2019, bij de griffie van deze rechtbank ingekomen op diezelfde datum, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel wordt verlengd voor de duur van één jaar. Bij vordering van 15 januari 2020, bij de griffie van deze rechtbank ook op diezelfde datum ingekomen, heeft de officier van justitie gevorderd dat de verpleging van betrokkene zal worden hervat.

Het onderzoek ter terechtzitting

Ter zitting van 6 maart 2020 zijn gehoord:
- betrokkene;
- de raadsvrouw mr. A.J. Louwerse;
- de deskundige N. van der Molen, reclasseringswerker bij Inforsa;
- de deskundige A. Huntink, reclasseringswerker bij Inforsa;
- de deskundige drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater en
- de officier van justitie, mr. G. van Roermund.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting de vorderingen toegelicht en daarin volhard.
Meer in het bijzonder heeft de officier van justitie aangevoerd dat hoewel bij betrokkene wellicht het behandelplafond is bereikt, hij niet in staat lijkt zich zelfstandig aan regels en wetten te houden. Hij heeft immers begin 2020 een strafbaar feit gepleegd door hennep te kweken. Nu er nog wel sprake is van problematiek bij betrokkene en betrokkene geen heil ziet in een voorwaardelijke beëindiging, ziet de officier van justitie geen andere mogelijkheid dan hervatting van de dwangverpleging en verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar.

Het standpunt van betrokkene

De raadsvrouw van betrokkene heeft het woord gevoerd en primair gepleit voor afwijzing van beide vorderingen.
Subsidiair heeft zij gepleit voor afwijzing van de vordering tot hervatting van de dwangverpleging en aanhouding van de zaak ten aanzien van de vordering tot verlenging van de maatregel. Dan kan de officier van justitie worden opgedragen het aanvragen van een zorgmachtiging in werking te stellen door een medische verklaring op te stellen onder verwijzing naar artikel 2.3 Wet forensische zorg.
Meer subsidiair heeft zij gepleit voor afwijzing van de vordering tot hervatting van de dwangverpleging en voor verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling met één jaar.
Uiterst subsidiair, indien geoordeeld wordt dat de dwangverpleging dient te worden hervat, heeft de raadsvrouw verzocht om verlenging van de maatregel terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Hiertoe is aangevoerd dat betrokkene enkel wordt verweten de voorwaarde van het niet plegen van strafbare feiten te hebben overtreden; hij is nog niet veroordeeld. Beide feiten zijn geen fysieke geweldsdelicten en zijn beperkt in hun omvang waardoor zij niet in de lijn van de indexdelicten liggen. Ook de persoonlijke omstandigheden van betrokkene zijn tegenwoordig niet te vergelijken met die van destijds. Hervatting van de dwangverpleging, terwijl de maatregel bijna beëindigd zou worden, is volgens de raadsvrouw disproportioneel. Gelet op het advies van de psychiater is de maatregel ook niet langer nodig om de maatschappij te beschermen. De stoornis van betrokkene is immers verminderd, terwijl de kans op recidive met betrekking tot de indexdelicten laag is.

De beoordeling

De inhoud van de adviezen en rapporten
De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder de verlengingsadviezen van GGZ Reclassering Inforsa. In het advies van 31 december 2019 staat onder meer het volgende vermeld:

De heer [betrokkene] is een krenkbare man die impulsief en eigenwijs kan reageren, hetgeen niet direct verband houdt met het indexdelict, hetgeen wel van invloed kan zijn op het algemene risico op recidive. Het onderhouden van intieme relaties is de laatste jaren problematisch gebleken. Zorgelijke signalen op dit gebied blijven bestaan (lastigvallen van ex-partners).
Beschermende factor is dat zijn sociale netwerk groot is en hem structuur en ondersteuning biedt en tegenhang geeft. Ook de begeleiding door Stadsgeldbeheer is een beschermende factor. Wat verder positief is dat in deze jaren zijn impulscontrole (eerst doen, dan denken) en de agressieregulatie enigszins zijn verbeterd (al jaren geen fysieke agressie meer).
Zijn copingmechanismen zijn in de tbs periode toegenomen maar dienen nog steeds aandacht te krijgen (middels therapie bij mevrouw De Vrijer).
OXREC geeft aan dat de risico’s binnen 2 jaar gemiddeld is. De gemiddelde score is gebaseerd op zijn delict geschiedenis, financiën en intieme relaties. Wanneer het gaat om de inschatting van het indexdelict worden der risico’s laag-gemiddeld geschat op langere termijn.
De reclassering sluit met haar advies aan bij de heer Gerritsen namelijk dat de tbs maatregel beëindigd kan worden op de hierboven genoemde redenen.”
In het advies van 24 februari 2020 staat onder meer vermeld:

De beschermende factor die in het verlengingsadvies van de reclassering van 31 december 2019 is genoemd zoals dat zijn sociale netwerk groot is en hem structuur en ondersteuning biedt en tegenhang geeft, is voor een deel ook een risicofactor gebleken. Ook de begeleiding door Stadsgeldbeheer is [als] een beschermende factor aangeven in dat advies, maar ook dat blijkt achterhaald te zijn. Betrokkene wordt verdacht wordt van een nieuw vermogensdelict (hennepplantage in zijn woning aangetroffen).
Achteraf bezien is het de vraag of zijn impulscontrole (eerst doen, dan denken) en de agressieregulatie enigszins zijn verbeterd (al jaren geen fysieke agressie meer), gezien de delicten waar hij van verdacht wordt.
Zijn copingmechanismen zijn in de tbs periode enigszins toegenomen maar dienen nog steeds aandacht te krijgen. De reclassering is van mening dat behandeling volgen in een ambulante kader hiervoor te marginaal is.
De reclassering is van mening, anders dan dat zij in het advies van 31 december 2019 geeft, dat de tbs-maatregel met twee jaar verleng[d] dient te worden.
Tevens is de reclassering van mening dat de hervatting van de dwangverpleging op zijn plaats is gezien hij verdacht wordt van twee strafbare feiten. De reclassering is van mening dat de heer [betrokkene] onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorwaarden, die opgelegd zijn door de rechtbank te Arnhem op 23 februari 2018.
De visie van de reclassering is dat de hervatting van de tbs met dwangverpleging onder andere gericht dient te worden op behandeling; hoe om te gaan met intieme relaties (het aangaan van gelijkwaardige relatie, hoe om te gaan met achterdocht, agressieregulatie, verwachtingen uitspreken.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van een psychiatrische rapportage d.d. 3 december 2019 en een aanvullende psychiatrische rapportage d.d. 28 februari 2020, beide van drs. H.A. Gerritsen. In de rapportage van 3 december 2019 staat onder meer het volgende vermeld.
“Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van verslavingsproblematiek (een stoornis in cocaïnegebruik, matig/ernstig, in langdurige remissie in een gereguleerde omgeving) bij een 45-jarige, (laag)gemiddeld intelligente man met een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Er zijn thans onvoldoende aanwijzingen voor ADHD en een PTSS, diagnoses die voorheen wel werden gesteld.
Indien de maatregel terbeschikkingstelling nu zou worden opgeheven, dan wordt de kans op een nieuw vermogensdelict met geweld (afpersing) op de korte termijn (binnen een half jaar) als laag tot laag-matig ingeschat en op de (middel)lange termijn (tussen een half jaar en langer dan 2 jaar) als laag-matig tot matig. Zonder het kader van de tbs is te verwachten dat betrokkene – vanwege vooral zijn zwakke persoonlijkheidsstructuur – moeite blijft houden om zich te handhaven in het dagelijkse leven, conflicten blijft maken met zijn omgeving en mogelijk terugvalt in het gebruik van middelen. Hij staat nu vrijwillig onder bewindvoering en heeft een uitgebreid netwerk aan vrienden en familie. Als hij terug zou vallen in crimineel gedrag, is het de verwachting dat dit eerder in de vorm van een vermogensdelict zonder geweld plaatsvindt.
De verwachting is dat betrokkene niet wezenlijk meer zal veranderen.
Naar het oordeel van rapporteur heeft het na zeer langdurige behandeling geen zin meer om betrokkene te verplichten tot behandeling, de inschatting is dat verplichte behandeling niet meer kan en zal bijdragen aan vermindering van het recidiverisico. Mocht betrokkene opnieuw vervallen in een vermogensdelict, dan ligt afstraffing meer voor de hand.
Rapporteur geeft Uw college in overweging om de tbs-maatregel met voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging niet meer te verlengen. Mocht de rechtbank dit niet verantwoord vinden, dan zou een tussenstap kunnen zijn om de tbs-maatregel met een jaar te verlengen met voortzetting van (afnemende) bemoeienis van de reclassering en betrokkene zelf verantwoording te laten dragen voor het realiseren van ambulante behandeling/begeleiding bij zijn voormalige behandelaar van de Van der Hoeven Kliniek. Een tussenstap zou kunnen zijn om de zitting voor drie maanden aan te houden om betrokkene de kans te geven de rechtbank voor te lichten over wat hij exact heeft kunnen regelen met zijn voormalig behandelaar (De Vrijer) en het aansluitend opnieuw te beoordelen.”
In de aanvullende rapportage van 28 februari 2020 staat onder meer vermeld:

Rapporteur blijft bij zijn standpunt zoals in zijn rapport d.d. 3 december 2019 verwoord, namelijk om de tbs-maatregel met voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging niet meer te verlengen. De verwachting is namelijk dat betrokkene zich niet kan/wil houden aan de voorwaarden zoals de afgelopen jaren duidelijk naar voren is gekomen. Rapporteur raadt ook af om betrokkene verplicht in zo'n kader te laten behandelen bij mevrouw
E.C. de Vrijer, vrijgevestigd psycholoog.
Rapporteur verwacht niet dat omzetting van de huidige tbs-maatregel met voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging in een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege het recidiverisico zal verlagen. Eerder is de verwachting dat de behandeling dan vast gaat lopen, omdat betrokkene zich zal verzetten. Naar het oordeel van rapporteur is zo'n omzetting alleen zinvol als de maatschappij tegen betrokkene zou moeten worden beschermd.
Rapporteur vindt het wel zinvol dat er nog behandeling voor betrokkene plaatsvindt. De behandeling zou zich dan moeten richten op zijn persoonlijkheidsstoornis, in het bijzonder op zijn kwetsbare zelfbeeld gepaard gaand met een verhoogde krenkbaarheid, jaloezie, wantrouwen en emotieregulatie - vooral in intieme relaties - naast aandacht voor het zich
handhaven in het dagelijks leven. Het zou het mooiste zijn als hij dat op vrijwillige basis zou doen.
Ter zitting heeft de deskundige het rapport aangevuld. De deskundige verwacht niet dat hervatting van de verpleging of een voorzetting van de voorwaardelijke beëindiging meerwaarde zal bieden. Hervatting van de verpleging leidt volgens de deskundige niet tot verbetering of vermindering van het recidiverisico. Gelet op de afgelopen vijf jaren zal het juist tot voorzetting van de strijd tussen behandelaars en betrokkene leiden.
Volgens de deskundige zit er een belangrijk verschil tussen vooraf geplande agressie bij een overval en reactieve agressie bij stalking. Betrokkene is ouder geworden en dan verbetert statistisch gezien de agressieregulatie. Hierin is ook bij betrokkene verbetering opgetreden. Het recidiverisico met betrekking tot geweld is dus wel degelijk afgenomen. Daarnaast is volgens de deskundige de vraag of betrokkene niet wil of niet kan meewerken aan behandeling. Het niet kunnen meewerken kan namelijk het gevoel oproepen van niet willen meewerken en zich tegen de behandeling verzetten.
Reclasseringswerker N. van der Molen heeft ter zitting naar voren gebracht dat bij betrokkene gekeken moet worden naar de grootte van de schade die is veroorzaakt door de hennepteelt, maar ook naar therapieën op het gebied van relaties en achterdocht. Daarbij dient ook gekeken te worden naar het delictscenario. Volgens haar zou een langdurige terbeschikkingstelling niet het doel moeten zijn, maar het op orde krijgen van de financiën, het oppakken van behandeling en een dagbesteding en het zelfstandig zijn wel de te behalen doelen. Volgens de reclassering is betrokkene niet open geweest, waardoor voortzetting van de voorwaardelijke beëindiging niet de aangewezen weg is.
Volgens reclasseringswerker A. Huntink kan verandering in het gedrag van betrokkene worden bereikt door behandeling.
Betrokkene heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij in staat is zelfstandig te kunnen functioneren en dat hij hulp zal zoeken bij zijn voormalig psycholoog, mw. De Vrijer. Ter zitting heeft hij toegezegd te zullen samenwerken met de reclassering indien dat van hem gevraagd wordt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd in verband met een veroordeling voor een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, drie maal (poging) tot afpersing, waarbij verdachte met een vuurwapen banken en/of postkantoren is binnengevallen en mensen heeft bedreigd.
Op basis van de overgelegde stukken en de verklaring van betrokkene is voldoende aannemelijk dat hij achtenveertig hennepplanten in zijn woning heeft gehad. Daarnaast zijn er sterke aanwijzingen voor belaging en/of bedreiging van zijn ex-vriendin.
Hij heeft daarmee de (algemene) voorwaarde van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging overtreden en bovendien heeft hij bepaald niet openheid en eerlijkheid betracht in zijn contacten met de reclassering.
Betrokkene doet nogal laconiek over een en ander: het telen van hennep mag weliswaar niet, maar hij had nu eenmaal geld nodig om een wereldreis te maken met zijn moeder en bovendien heeft hij in ieder geval geen mensen bedreigd met een vuurwapen. Ook met betrekking tot zijn ex-vriendin, lijkt hij de schuld wel gemakkelijk bij haar te leggen hoewel zijn uitlatingen en gedrag er niet om liegen.
De vraag is waartoe dit moet leiden. Er lijkt alle reden te zijn de dwangverpleging te hervatten, maar toch zal de rechtbank dat niet doen. De tbs-maatregel loopt vanaf 1998. De proportionaliteit is al nijpend en dat wordt niet minder. Hervatting van de dwangverpleging en terugplaatsing in de kliniek zal onontkoombaar leiden tot een langdurige voortzetting van de maatregel. Niet uitgesloten is dat het hele traject van toenemende vrijheden en verloven opnieuw moet worden afgelegd en daarna het begeleid c.q. zelfstandig wonen opnieuw opgestart.
De rapporterend psychiater heeft nadrukkelijk gewaarschuwd voor averechtse effecten hiervan. Betrokkene zal verharden en er zal voortdurend strijd ontstaan tussen hem en behandelaars, gezien zijn, uit de aanwezige problematiek voortvloeiende sterke behoefte aan autonomie. De maatschappelijke veiligheid vergt ook niet een hervatting van de dwangverpleging.
Anderzijds heeft de reclassering niet duidelijk gemaakt wat zij nu wil bereiken met hervatting en terugplaatsing in de kliniek, anders dan therapieën op het gebied van relaties en achterdocht, agressieregulatie en het op orde krijgen van de financiën. Dit is precies wat de afgelopen jaren is gebeurd. Op geen enkele wijze is duidelijk gemaakt wat het voordeel is van hervatting van de dwangverpleging, anders dan betrokkene duidelijk maken dat hij zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen enkele winst te halen met hervatting van de verpleging. Deze vordering zal worden afgewezen.
De maatregel wordt echter wel verlengd met één jaar. Betrokkene heeft laten zien nog niet klaar te zijn voor een volledig zelfstandig functioneren; hij blijft verkeerde keuzes maken die voor hem op het eerste gezicht een gemakkelijke uitweg bieden voor een ondervonden probleem, te weten geldgebrek waarvoor hennepteelt een oplossing is. Ook het adequaat omgaan met teleurstellingen binnen een relatie behoeft kennelijk nog wel aandacht.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene een laatste kans moet worden geboden om met behulp van de reclassering te bewijzen dat hij zelfstandig kan functioneren en dat hij hulp zal zoeken bij zijn voormalig psycholoog.
Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank dus geen aanleiding de officier van justitie opdracht te geven om de aanvraag van een zorgmachtiging in werking te stellen door een medische verklaring op te stellen onder verwijzing naar artikel 2.3 Wet forensische zorg. Een zorgmachtiging biedt op geen enkele manier een beter kader dan de huidige maatregel, temeer daar betrokkene ook dan weer helemaal opnieuw moet beginnen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, de algemene veiligheid van personen dan wel de algemene veiligheid van goederen de verlenging van de maatregel vereist. De maatregel zal worden verlengd met een periode van 1 (één) jaar.
De rechtbank zal de voorwaarden die bij de beslissing van 23 februari 2018 zijn opgelegd handhaven, met dien verstande dat de voorwaarde met betrekking tot alcohol en drugs komt ter vervallen en dat de voorwaarden ten aanzien van te volgen behandeling en zijn financiën worden aangepast aan de inmiddels ontstane situatie.

De beslissing

De rechtbank:

verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling van [betrokkene] met
1 (één) jaar;
 wijzigt de bijzondere voorwaarden, waardoor zij komen aldus komen te luiden dat betrokkene:
1. zich niet schuldig maakt aan strafbare feiten;
2. openheid geeft over zijn vrijetijdsbesteding;
3. zich onder behandeling laat stellen en zich dient te conformeren aan de aanwijzingen van zijn behandela(a)r(en), ook als dit inhoudt dat zijn behandelaar Ch. de Vrijer is, dit zolang de behandela(a)r(en) en de reclassering dit nodig achten. Ook als dit medicatiegebruik inhoudt;
4. niet zal verhuizen of van adres zal veranderen zonder toestemming van de reclassering, waarbij allen zich inspannen om zo spoedig mogelijk passende woonruimte te vinden;
5. open is over zijn financiën en zich hierin laat begeleiden door de reclassering. Indien de reclassering externe begeleiding door Stadsgeldbeheer of soortgelijke instelling nodig acht, dan dient betrokkene hieraan zijn medewerking te verlenen, zolang de reclassering dit nodig acht. Stadsbeheer zal alleen ingeschakeld worden wanneer betrokkene zijn financiën niet zelfstandig kan beheren of hier niet voldoende openheid in geeft;
6. streeft naar het verkrijgen en behouden van een structurele controleerbare dagbesteding/werk. Tevens dient hij niet van dagbesteding/werk te wisselen zonder overleg en met toestemming van de reclassering;
7. openheid geeft over zijn sociale netwerk aan de reclassering. Betrokkene geeft toestemming om, indien de reclassering dit nodig acht, contact met hen op te nemen;
8. zich begeleidbaar opstelt en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering. Betrokkene geeft openheid van zaken en toestemming om contact op te nemen met voor het traject relevante derden;
9. medewerking verleent aan Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT) inclusief een time-out in de FPC Van der Hoeven Kliniek van maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter, mr. A. Tegelaar en
mr. F.E. Venema, als rechters in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken op 20 maart 2020.
Mr. A. Tegelaar, mr. F.E. Venema en mr. A. Bril zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Vanwege het coronavirus en de in verband daarmee door de Rijksoverheid en de Rechtspraak met ingang van 17 maart 2020 genomen maatregelen is de rechtbank voor medewerkers slechts zeer beperkt toegankelijk en is het openbare gedeelte gesloten.
De openbaarheid van dit vonnis/beslissing wordt geborgd doordat het vonnis/de beslissing aan (de raadsman/vrouw van) verdachte (en eventuele andere procesdeelnemers) kenbaar wordt gemaakt en overigens door spoedige publicatie op www.rechtspraak.n