ECLI:NL:RBGEL:2020:1874

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
18 maart 2020
Zaaknummer
05/146730-19, 05/275911-19, 05/740210-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht door jongvolwassene met minderjarige meisjes - strafzaak met meerdere parketnummers

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 19 maart 2020, stonden meerdere feiten van ontucht door een jongvolwassene tegen meisjes in de leeftijd van 13 tot en met 15 jaar centraal. De verdachte, geboren in 1999, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met verschillende minderjarige meisjes, waarbij hij gebruik maakte van zijn fysieke overwicht en de meisjes onder druk zette. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van meerdere zittingen, waarbij getuigen zijn gehoord en bewijs is verzameld. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van de meisjes en het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de meeste van de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele punten waar onvoldoende bewijs voor was. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de jonge leeftijd van de slachtoffers en de impact die de daden op hen hadden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en er werden bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder behandeling voor zijn psychiatrische problematiek. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die ook geestelijk letsel hadden opgelopen door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/146730-19, 05/275911-19 (gevoegd ter terechtzitting) en
05/740210-18 (tul)
Datum uitspraak : 19 maart 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in P.I. [plaats] ,
raadsman: mr. A.A. Dooijeweerd, advocaat te Zutphen,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 september 2019, 3 december 2019, 25 februari 2020 en 5 maart 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is
ten aanzien van parketnummer 05/146730-19, na een toegewezen vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2019 te Neede, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[benadeelde 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , door zijn penis en/of één of meer vingers in haar vagina te brengen, en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte,
- de deur van de slaapkamer op slot heeft gedaan en/of
- de broek van die [benadeelde 1] heeft uitgetrokken en/of
- glijmiddel heeft gepakt en dit op de vagina van die [benadeelde 1] heeft gesmeerd en/of
- die [benadeelde 1] heeft gedwongen op haar knieën te gaan zitten en/of
- de benen en/of armen van die [benadeelde 1] heeft vastgepakt/vastgehouden en/of
- in de zij van die [benadeelde 1] heeft geknepen en/of
- tegen die [benadeelde 1] heeft gezegd dat zij stil moest zijn en dat hij anders boos zou worden en/of
- het hoofd van die [benadeelde 1] in het matras heeft geduwd en/of
- die [benadeelde 1] heeft vastgehouden en/of in bedwang heeft gehouden en/of (aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht t.o.v. die [benadeelde 1] en/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [benadeelde 1] en/of (aldus) voor die [benadeelde 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 11 mei 2019 te Neede, althans in Nederland, met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2003,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , te weten
het brengen van zijn penis in haar vagina en/of
het brengen van zijn penis in haar mond en/of
het brengen van één of meer van zijn vingers in haar vagina;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 mei 2019 tot en met 26 mei 2019 te Neede en/of te Eibergen, althans in Nederland, met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 3] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 2] ,
te weten het brengen van zijn penis in haar vagina en/of anus;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 februari 2019 tot en met 20 maart 2019 te Neede en/of Ruurlo, althans in Nederland, met [benadeelde 3] , geboren op [geboortedag 4] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 3] , te weten het brengen van zijn penis in haar vagina;
5.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 21 november 2018 te Neede, althans in Nederland, met [benadeelde 4] , geboren op [geboortedag 5] 2004,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die van [benadeelde 4] ,
te weten het brengen van zijn penis in haar vagina;
6.
hij in of omstreeks de periode van 14 juni 2019 tot en met 16 juni 2019 te Eibergen, althans in Nederland, met [benadeelde 5] , geboren op [geboortedag 6] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die van [benadeelde 5] , te weten het brengen van zijn penis in haar vagina;
7.
hij in of omstreeks de periode van 16 februari 2019 tot en met 29 mei 2019 te Neede, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal een aantal afbeeldingen, te weten foto’s en/of een video
en/of een gegevensdrager bevattende een aantal afbeeldingen heeft
vervaardigd en/of
verworven en/of
in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
terwijl op die afbeeldingen (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn,
waarbij (telkens) een persoon die (kennelijk) de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit (onder meer):
het vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt ( [bestand 1] , proces-verbaal pagina 138 en 425)
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) poseert in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of (waar) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de
afbeeldingen nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking
heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (toonmap foto 3, foto 4, foto 5).
Aan verdachte is
ten aanzien van parketnummer 05/275911-19ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 juli 2017 te Haaksbergen, althans in Nederland, met [benadeelde 6] , geboren op [geboortedag 7] 2003, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 6] ,
te weten het brengen van zijn penis in haar vagina en/of
het brengen van één of meer van zijn vingers in haar vagina;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 december 2016 tot en met 14 januari 2017 te Neede en/of te Eibergen, althans in Nederland, met [benadeelde 7] , geboren op [geboortedag 8] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die van [benadeelde 7] , te weten het brengen van zijn penis in haar vagina.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de verdediging ten aanzien van de feiten die ten laste zijn gelegd onder parketnummer 05/146730-19 het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [benadeelde 1] geen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging primair bepleit dat de ten laste gelegde periode niet bewezen kan worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging naar voren gebracht dat geen sprake was van een ontuchtig karakter van de seksuele handelingen. Ook met betrekking tot de feiten 3, 4, 5 en 6 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van een ontuchtig karakter van de seksuele handelingen. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de meisjes de handelingen vrijwillig hebben ondergaan, dat de meisjes en verdachte in geringe mate in leeftijd verschilden, verdachte in gedrag jonger is dan zijn kalenderleeftijd, dat er geen sprake was van een ondergeschikte positie van de meisjes ten opzichte van verdachte en dat onder jongeren heden ten dage een andere seksuele moraal geldt, in die zin dat ze op steeds jongere leeftijd seksuele handelingen verrichten.
Ten aanzien van feit 7 heeft de verdediging bepleit dat het aangetroffen materiaal niet door verdachte is gemaakt; hij heeft het slechts ontvangen. Ten aanzien van de feiten die ten laste zijn gelegd onder parketnummer 05/275911-19 heeft de verdediging het volgende aangevoerd. Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de wettige bewijsmiddelen ontbreken. Met betrekking tot feit 1 heeft de verdediging bepleit dat geen sprake was van een ontuchtig karakter van de seksuele handelingen.
De beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 05/146730-19
Feit 1
Op grond van de verklaringen van [benadeelde 1] en verdachte staat vast dat zij op 11 mei 2019 in de ochtend samen op de slaapkamer van verdachte waren. [benadeelde 1] heeft verklaard dat verdachte haar daar onder dwang heeft gepenetreerd. Tegenover deze verklaring staat de verklaring van verdachte dat zij naakt op bed hebben geknuffeld en dat [benadeelde 1] verdachte heeft afgetrokken, maar dat er geen sprake is geweest van penetratie. De rechtbank is daarmee geconfronteerd met twee lezingen.
De verklaring van [benadeelde 1] dat er sprake is geweest van dwang wordt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. Weliswaar heeft [benadeelde 1] ’s moeder verklaard dat [benadeelde 1] aan haar heeft verteld dat verdachte aan [benadeelde 1] had gezeten en in haar was geweest en dat [benadeelde 1] daarbij emotioneel was, die verklaring geeft naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende steun aan de verklaring van [benadeelde 1] dat verdachte haar op die dag tot penetratie heeft gedwongen. Daar komt bij dat [benadeelde 1] tijdens het informatieve gesprek en later als getuige wisselend heeft verklaard over het toepassen van dwang door verdachte. Op grond hiervan acht de rechtbank het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Feiten 2 t/m 5
De rechtbank overweegt allereerst het volgende. Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht heeft als doel om jongeren tussen de twaalf en zestien jaren te beschermen tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Van deze jongeren kan namelijk niet worden verwacht dat zij zelf in staat zijn die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Dit artikel beschermt jongeren ook tegen verleiding die mede van henzelf kan uitgaan. Het voorgaande kan onder omstandigheden anders zijn. Bijvoorbeeld als de seksuele handelingen vrijwillig plaatsvonden en het leeftijdsverschil gering was. Daarbij geldt als maatstaf of de seksuele handelingen als sociaal-ethisch zijn aanvaard.
De rechtbank komt, op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde feiten en is anders dan de verdediging van oordeel dat het handelen van verdachte als ontuchtig is aan te merken. Naar het oordeel van de rechtbank was er geen sprake van een gering leeftijdsverschil tussen de meisjes en verdachte; de meisjes waren tussen de 13 en 15 jaar en verdachte was 18-19 jaar. Verdachte was telkens op de hoogte van de leeftijd van de meisjes. Een leeftijdsverschil van rond de vier jaar is aanzienlijk in deze leeftijdsfase: de meisjes zijn pubers en verdachte is een jongvolwassene. De door de verdediging naar voren gebrachte omstandigheid dat verdachte in gedrag jonger is dan zijn kalenderleeftijd maakt dat niet anders. Ook als dat juist zou zijn, brengt dat naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat sprake was van zodanige gelijkwaardigheid tussen verdachte en de meisjes dat het ontuchtige karakter van de seksuele handelingen ontbreekt, nu verdachte reeds seksuele ervaring had en de seksuele omgang met verdachte voor de meisjes veelal de eerste of een van eerste seksuele ervaringen was. Daarnaast waren sommige meisjes tijdens de seks zo onder invloed van drugs en/of alcohol dat zij zich naderhand niets meer konden herinneren, hetgeen afbreuk doet aan de beweerdelijke vrijwilligheid van het seksuele contact. Bovendien ziet naar het oordeel van de rechtbank de bescherming van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht juist ook op situaties van een aanzienlijk leeftijdsverschil waarbij de oordeelsvorming van de jongere mogelijk is aangetast door alcohol- en/of drugsgebruik.
Dat verdachtes handelen ook voor verdachte en de kring van personen waarmee verdachte omging niet sociaal-ethisch was aanvaard en het standpunt van de verdediging over de seksuele moraal onder jongeren in die zin niet opgaat, leidt de rechtbank af uit het volgende. Verdachte heeft via Whatsapp aan [benadeelde 3] gevraagd of zij niet tegen anderen wil zeggen dat zij en verdachte seks hadden. Verdachte zei daarbij “straks word ik nog als pedo gezien”. [2] Bovendien heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij wist dat het strafbaar is om seks te hebben met meisjes die nog geen 16 jaar oud zijn. [3] Op de telefoon van verdachte is ook een whatsappgesprek aangetroffen tussen verdachte en [naam 1] . [naam 1] vraagt daarin aan verdachte of hij [benadeelde 3] gaat “fixen” (de rechtbank begrijpt: seks met [benadeelde 3] gaat hebben), waarop verdachte antwoordt dat [benadeelde 3] hem wil “fixen”. [naam 1] reageert daarop met: “oh real”, “haha ze is 14”. Verdachte antwoordt: “ya”, “iknow”, “dus”. [naam 1] appt daarna dat [benadeelde 3] maagd is en dat over 10 jaar een leeftijdsverschil van 5 jaar niet uitmaakt, maar nu wel. [4] Verdachte wordt dus nadrukkelijk gewezen op het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem en [benadeelde 3] . Dat de meisjes en verdachte elkaar kenden en dat zij soms een (korte) affectieve relatie met elkaar hadden, maakt het voorgaande niet anders.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 2
[benadeelde 1] heeft op 24 mei 2019 verklaard dat verdachte haar ongeveer een jaar eerder heeft gevingerd [5] bij het schooltje in Neede. Verdachte is toen met zijn vingers in de vagina van [benadeelde 1] geweest. [6] [benadeelde 1] is geboren op [geboortedag 2] 2003 en was toen 14 jaar oud. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij [benadeelde 1] heeft gevingerd. Verdachte wist dat [benadeelde 1] toen 14 jaar was. [8]
Daarnaast heeft [benadeelde 1] verklaard dat zij op 11 mei 2019 seks heeft gehad met verdachte, waarbij sprake was van penetratie. [9] Ondanks dat de rechtbank onder feit 1 heeft overwogen dat er geen bewijs is ten aanzien van de dwang, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [benadeelde 1] met betrekking tot de seksuele handelingen die op die dag door verdachte zijn verricht. Temeer nu verdachte heeft verklaard dat hij eerder seks met [benadeelde 1] heeft gehad, waarbij telkens sprake was van penetratie. [10] Daarnaast wordt de verklaring van [benadeelde 1] op dat punt ondersteund door de verklaring van haar moeder: [benadeelde 1] heeft op dezelfde dag tegen haar moeder verteld dat verdachte in haar is geweest. [11]
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zijn penis in de mond van [benadeelde 1] heeft gebracht, nu [benadeelde 1] heeft verklaard dat zij geen seksuele handelingen bij verdachte heeft verricht. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3
[benadeelde 2] heeft verklaard dat zij geboren is op [geboortedag 3] 2005. Op 17 mei 2019 was zij met onder andere verdachte bij [naam 2] in Borculo. Anderen hebben haar verteld dat zij toen seks met verdachte heeft gehad. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij seks heeft gehad met [benadeelde 2] , waarbij sprake was van penetratie. Dit was onder andere op de dag van het feestje van [naam 2] ; volgens verdachte was dat rond 18 mei 2019. [13] Verdachte heeft verklaard dat [benadeelde 2] toen 13 jaar oud was. [14]
Dat er op meer data in de ten laste gelegde periode seks zou zijn geweest tussen [benadeelde 2] en verdachte acht de rechtbank niet bewezen. De verklaring van [benadeelde 2] daaromtrent is niet consistent en met name gebaseerd op wat zij van andere personen heeft gehoord. Naar het oordeel van de rechtbank is dat onvoldoende om tot een bewezenverklaring van meer data te komen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4
[benadeelde 3] heeft verklaard dat zij op haar vijftiende verjaardag ( [geboortedag 4] 2019) voor het eerst seks heeft gehad met verdachte. Verdachte heeft toen zijn piemel in haar vagina gestopt en is vervolgens heen en weer gegaan. Dit vond plaats in Ruurlo. Een week na haar vijftiende verjaardag heeft [benadeelde 3] bij verdachte thuis in Neede en bij haar thuis in Lochem ook seks gehad met verdachte. [15]
Verdachte heeft verklaard dat hij meerdere keren seks heeft gehad met [benadeelde 3] , waarbij sprake was van penetratie. Verdachte wist dat [benadeelde 3] toen 15 jaar was. [16]
Ten aanzien van feit 5
[benadeelde 4] heeft verklaard dat zij in 2018 drie keer seks heeft gehad met verdachte. De eerste keer was aan het begin van de zomer. [benadeelde 4] is geboren op [geboortedag 5] 2004 en was toen 14 jaar. De tweede keer was in de zomer en de derde keer was na de zomervakantie, toen school was begonnen. De eerste en tweede keer vonden plaats in Neede bij verdachte thuis. De derde keer vond plaats bij het zwembad/de sporthal in Neede. [17]
[naam 3] heeft verklaard dat [benadeelde 4] op dezelfde dag tegen haar heeft verteld dat zij seks heeft gehad met verdachte bij het zwembad in Neede. [18]
Verdachte heeft verklaard dat hij seks heeft gehad met [benadeelde 4] , waarbij sprake was van penetratie. [19] Verdachte heeft ontkend dat de seks bij hem thuis en bij het zwembad heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [benadeelde 4] . Temeer nu deze voor wat betreft de derde keer wordt ondersteund door de verklaring van [naam 3] .
Feit 6
Zowel [benadeelde 5] als verdachte hebben ontkend dat er tussen hen seks heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet gelet daarop onvoldoende aanknopingspunten om tot een bewezenverklaring te komen. De verklaringen van [naam 4] en [naam 5] , dat [benadeelde 5] en verdachte gezegd zouden hebben dat zij seks zouden hebben gehad, acht de rechtbank daarvoor onvoldoende. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 7
Op 29 mei 2019 werd onder verdachte zijn telefoon in beslag genomen en onderzocht. [20]
Op de telefoon van verdachte is een filmpje aangetroffen, voorzien van bestandsnaam [bestand 2] ’. Op het filmpje is een vrouw/meisje te zien. Haar bovenkleding is naar boven geschoven. Achter haar bevindt zich een naakt onderlichaam van een man; zijn blote buik en piemel zijn zichtbaar. Te zien is dat de man zijn piemel van achteren in het meisje stopt en daarbij heen en weer gaat.
Daarnaast is te zien dat de vrouw/het meisje twee moedervlekken tussen haar schouderbladen heeft. Deze moedervlekken zijn vergeleken met een foto van de moedervlekken van [benadeelde 2] . Daaruit is gebleken dat de moedervlekken qua vorm, kleur en plaats exact overeenkomen. [21]
[naam 5] heeft op 20 juni 2019 verklaard dat hij ongeveer anderhalve maand geleden op de Needseberg was met onder andere [benadeelde 2] en verdachte. Op enig moment gingen [benadeelde 2] en verdachte een rondje lopen. Toen zij terugkwamen, liet verdachte een filmpje aan [naam 5] zien waarop te zien was dat twee personen seks met elkaar hadden. [naam 5] zag een piemel en een kont van een meisje. Ook zag hij dat het meisje voorovergebogen zat. Toen verdachte het filmpje liet zien, zei hij dat [benadeelde 2] en hij de personen op het filmpje zijn. [22] Toen verbalisanten het filmpje dat op de telefoon van verdachte was aangetroffen aan [naam 5] lieten zien, herkende [naam 5] dit filmpje als het filmpje dat destijds door verdachte aan hem werd getoond. [23]
De rechtbank trekt uit het voorgaande de conclusie dat [benadeelde 2] het meisje is dat op het filmpje te zien is en dat het filmpje door verdachte is gemaakt.
Daarnaast zijn op de telefoon van verdachte onder meer drie foto’s aangetroffen (foto 3, foto 4 en foto 5). Deze foto’s zijn aan [benadeelde 2] en [benadeelde 3] getoond. [24]
Bij het zien van foto 4 (‘vagina met slip’) heeft [benadeelde 2] verklaard dat zij eenzelfde moedervlek heeft als op de foto te zien is en eenzelfde string bezit. [25]
Bij het zien van foto 3 en foto 5 heeft [benadeelde 3] verklaard dat zij de persoon is die op de foto’s is te zien. Op de ene foto is een borst te zien die wordt beroerd door een hand met een ring, op de andere foto staat een borst in een witte BH met een zwart kanten randje. [benadeelde 3] heeft haar ring en haar BH herkend. [26]
Nu [benadeelde 2] destijds 14 jaar was en [benadeelde 3] 15 jaar en op het filmpje seksuele handelingen zijn te zien en de nadruk van de foto’s ligt op lichaamsdelen in ondergoed, zijn het filmpje en de foto’s als kinderpornografisch te classificeren.
Ten aanzien van parketnummer 05/275911-19
Feit 1
De rechtbank constateert dat de enige bewijsmiddelen die op ontuchtige handelingen van verdachte zien – naast de verklaring van [benadeelde 6] – de verklaringen zijn van haar moeder, [naam 6] en [naam 7] . Deze verklaringen zijn echter gebaseerd op een en dezelfde bron, te weten [benadeelde 6] . Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting ontkend dat hij ontuchtige handelingen met [benadeelde 6] heeft gepleegd.
Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [benadeelde 6] onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd en zal hem daarvan vrijspreken.
Feit 2
[benadeelde 7] , geboren op [geboortedag 8] 2002, heeft verklaard dat zij op oudejaarsdag 2016 met onder andere verdachte was en dat zij alcohol hadden gedronken. Verdachte sliep toen bij [benadeelde 7] in Eibergen. De volgende dag heeft zij van verdachte gehoord dat zij seks hadden gehad en dat hij haar had ontmaagd. Omdat [benadeelde 7] dronken was, weet zij niet of zij dit wilde. In de twee weken na oudejaarsdag, heeft [benadeelde 7] nog twee keer seks met verdachte gehad bij verdachte thuis. [27]
Verdachte heeft verklaard dat hij meerdere keren seks heeft gehad met [benadeelde 7] , waarbij sprake was van penetratie. De eerste keer was op oudejaarsdag 2016. Zij hadden toen alcohol gedronken. [28]
Gelet op het meer dan geringe leeftijdsverschil is er naar het oordeel van de rechtbank ook hier geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat seksuele handelingen met iemand onder de 16 jaar een ontuchtig karakter hebben. Verdachte was ten tijde van dit feit weliswaar zelf ook minderjarig, maar met zijn 17 jaar was hij aanzienlijk ouder dan [benadeelde 7] , die op dat moment 14 jaar oud was. Ook dat het voor [benadeelde 7] haar eerste seksuele ervaringen waren en de omstandigheden waaronder die hebben plaatsgevonden, maken naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van onevenwichtigheid. Aan mogelijke vrijwilligheid van de kant van [benadeelde 7] kan daarom worden voorbijgegaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de volgende feiten heeft begaan, te weten dat:
ten aanzien van parketnummer 05/146730-19
2.
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2018 tot en met 11 mei 2019 te Neede,
althans in Nederland,met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2003,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , te weten
het brengen van zijn penis in haar vagina en
/of
het brengen van zijn penis in haar mond en/of
het brengen van één of meer van zijn vingers in haar vagina;
3.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 17 mei 2019 tot en met 26 mei 2019
te Neede en/of te Eibergen, althansin Nederland, met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 3] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 2] ,
te weten het brengen van zijn penis in haar vagina
en/of anus;
4.
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 3 februari 2019 tot en met 20 maart 2019 te Neede en
/ofRuurlo, althans in Nederland, met [benadeelde 3] , geboren op [geboortedag 4] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 3] , te weten het brengen van zijn penis in haar vagina;
5.
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 juni 2018 tot en met 21 november 2018 te Neede,
althans in Nederland,met [benadeelde 4] , geboren op [geboortedag 5] 2004,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die van [benadeelde 4] ,
te weten het brengen van zijn penis in haar vagina;
7.
hij in
of omstreeksde periode van 16 februari 2019 tot en met 29 mei 2019 te Neede, althans in Nederland
, meermalen, althans eenmaaleen aantal afbeeldingen, te weten foto’s en
/ofeen video
en/of een gegevensdrager bevattende een aantal afbeeldingenheeft
vervaardigd en/of
verworven en/of
in bezit gehad
en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
terwijl op die afbeeldingen (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn,
waarbij (telkens) een persoon die (kennelijk) de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voormelde seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit (onder meer):
het vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt ( [bestand 1] , proces-verbaal pagina 138 en 425)
het telkens
geheel ofgedeeltelijk naakt poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt,
waarbij deze perso
(o)n
(en
)poseren in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij hun leeftijd past en/of (waar) door het camerastandpunt
en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoonen/of de uitsnede van de
afbeeldingen
nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen en/ofborsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking
heeft en
/ofstrekt tot seksuele prikkeling (toonmap foto 3, foto 4, foto 5);
ten aanzien van parketnummer 05/275911-19
2.
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 31 december 2016 tot en met 14 januari 2017 te Neede en
/ofte Eibergen,
althans in Nederland,met [benadeelde 7] , geboren op [geboortedag 8] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die van [benadeelde 7] , te weten het brengen van zijn penis in haar vagina.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert ten aanzien van parketnummer 05/146730-19 op:
feit 3:
‘met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’
feiten 2, 4 en 5, telkens:
‘met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd’
feit 7:
‘een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen’
en
‘een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd’.
Het bewezenverklaarde levert ten aanzien van parketnummer 05/275911-19 op:
feit 2:
‘met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd’.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling geëist. Om de juiste voorwaarden aan deze maatregel te koppelen, dient de behandeling van de strafzaak aangehouden te worden opdat een maatregelenrapport opgesteld kan worden.
Het standpunt van de verdediging
Ingeval de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de verdediging verzocht om verdachte, naast een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest, een voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld. Daarnaast heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de context van het geheel. Verdachte en aangeefsters waren onderdeel van een groep die ongeremd drank en drugs gebruikte en onderling seksuele contacten had.
De beoordeling door de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft ontucht gepleegd met vijf meisjes in de leeftijd van 13 tot en met 15 jaar oud. Met zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van de meisjes aangetast. Dit soort feiten brengen, juist aan minderjarigen die nog aan het begin van hun seksuele ontwikkeling staan, schade toe. Bovendien was het voor meerdere meisjes de eerste seksuele ervaring. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt hoe ingrijpend de gevolgen voor hen zijn geweest. Daarnaast heeft verdachte van één meisje een kinderpornografische video gemaakt en van twee meisjes drie kinderpornografische foto’s in zijn bezit gehad. Ten aanzien van twee foto’s weegt de rechtbank in strafverminderende zin mee dat de afgebeelde foto’s uit eigen beweging naar verdachte zijn gestuurd.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 14 januari 2020. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar wel voor andere strafbare feiten. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de reclasseringsadviezen van 20 juni 2019, 24 juli 2019, 6 september 2019 en 19 februari 2020. Ook heeft de rechtbank gelet op de Pro Justitia rapportages (psychologisch en psychiatrisch onderzoek) van 25 november 2019 en 18 februari 2020.
Uit de Pro Justitia rapportages blijkt het volgende. Bij verdachte is sprake van ADHD, een normoverschrijdende gedragsstoornis, een autismespectrumstoornis en een stoornis in het gebruik van middelen. Door zijn impulsiviteit handelt verdachte snel en denkt hij niet na over de gevolgen. Daarbij gaat hij zijn eigen gang en houdt hij geen rekening met de gevoelens van anderen. Ook reflecteert verdachte niet op zijn eigen handelen en externaliseert hij zijn verantwoordelijkheid. Mede hierdoor leert verdachte slecht van voorgaande ervaringen. Volgens de deskundigen waren de stoornissen ook aanwezig tijdens het bewezen verklaarde handelen en waren deze van invloed op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Geconcludeerd wordt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en acht verdachte dan ook verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten.
In beide Pro Justitia rapportages wordt geadviseerd niet het jeugdstrafecht maar het commune strafrecht toe te passen. De psycholoog en psychiater zien onvoldoende mogelijkheden meer voor pedagogische beïnvloeding van verdachte. De psycholoog vult daarop aan dat als contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht worden aangemerkt de justitiële voorgeschiedenis van verdachte, een patroon van antisociale gedragingen en de bevinding dat hij onvoldoende onder de indruk is van justitiële autoriteiten. Ten aanzien van de op te leggen straf en/of maatregel geven de onderzoekers de rechtbank voor het geval de rechtbank tot bewezenverklaring van verkrachting komt in overweging een voorwaardelijke maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen, omdat in dat geval een groter gewicht moet worden toegekend aan de psychische problematiek van verdachte. Als de rechtbank verkrachting niet bewezen vindt, wordt geadviseerd om verdachte een klinische behandeling en daaropvolgend een langdurige ambulante behandeling op te leggen waar een op verdachtes problematiek toegespitste behandeling gerealiseerd kan worden.
Verdachte had ten tijde van het begaan van het onder parketnummer 05/275911-19 bewezenverklaarde de leeftijd van 18 jaren nog niet bereikt. Op grond van artikel 77a van het Wetboek van Strafrecht moet de rechtbank daarom in beginsel rechtdoen op grond van de bijzondere bepalingen van artikelen 77d tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht. In dit geval ziet de rechtbank in hetgeen in de rapportages over de persoon van verdachte wordt beschreven echter aanleiding af te wijken van dit uitgangspunt. De rechtbank zal daarom ten aanzien de zaken met beide parketnummers met toepassing van artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht tot een strafoplegging komen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf de enige gepaste reactie is op het handelen van verdachte. De rechtbank acht het ter voorkoming van recidive daarnaast van groot belang dat verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek. Nu de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, acht zij een voorwaardelijke maatregel van terbeschikkingstelling niet aan de orde. Daarnaast blijkt uit het psychiatrisch onderzoek dat de psychiater verdachte in staat acht om zich aan voorwaarden te houden. De rechtbank is daarom van oordeel dat door het koppelen van bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf het gevaar voor recidive afdoende wordt beperkt. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf van drie jaren opleggen, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk deel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals opgenomen in het psychiatrisch rapport.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
In deze strafzaak hebben zich zes benadeelde partijen, bijna allen via een advocaat, met vorderingen tot schadevergoeding gevoegd: [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 6] en [benadeelde 7] . De opgevoerde schadeposten betreffen materiële en immateriële schade.
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit (parketnummer 05/275911-19). De benadeelde partij [benadeelde 6] kan daarom haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 3] verzocht deze volledig toe te wijzen. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze vordering voor wat betreft de reiskosten en de immateriële schade toegewezen kan worden, met dien verstande dat de hoogte van het bedrag van de immateriële schade gematigd dient te worden naar € 1.500,-. Voor wat betreft de telefoonkosten en de proceskosten heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] heeft de officier van justitie verzocht deze toe te wijzen, met dien verstande dat ook ten aanzien van deze vordering de hoogte van het bedrag van de immateriële schade gematigd dient te worden. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] heeft de officier van justitie verzocht deze toe te wijzen, met uitzondering van de schadepost arbeidsvermogensverlies. Voor het overige dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen te worden verklaard. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht telkens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partijen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zodat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering. Subsidiair heeft de verdediging naar voren gebracht dat de gestelde schadeposten niet uitsluitend aan verdachte toegeschreven kunnen worden en niet is komen vast te staan in welke mate de door de benadeelde partijen gestelde problemen als door verdachte veroorzaakte schade kunnen worden aangemerkt.
De beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank oordeelt ten aanzien van de verschillende benadeelde partijen en schadeposten als volgt.
Materiële schade
[benadeelde 1] (05/146730-19, feit 2)
Dit deel van de vordering betreft de schadeposten: in beslag genomen kleding en reiskosten. Nu deze schadeposten naar het oordeel van de rechtbank voldoende zijn onderbouwd en zij haar redelijk voorkomen, is de rechtbank van oordeel dat deze kunnen worden toegewezen
(€ 209,93).
[benadeelde 2] (05/146730-19, feiten 3 en 7)
Dit deel van de vordering betreft de schadeposten: reiskosten, telefoonkosten, verplaatsbare schade ouders, aanschaf bewakingscamera’s en verlies inkomsten. De rechtbank is van oordeel dat deze schadeposten niet toewijsbaar zijn. Ten aanzien van de schadeposten ‘reis- en telefoonkosten en verlies inkomsten [bedrijfsnaam] ’ is de rechtbank van oordeel dat deze niet zijn onderbouwd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij de gelegenheid te geven de vordering nader te onderbouwen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Voor de schadepost ‘verplaatsbare schade ouders’ geldt dat dit geen kosten of schade betreft die de benadeelde partij zelf had kunnen vorderen, om de reden dat zij zelf die schade niet zou kunnen lijden. Er is dus geen sprake van verplaatste schade als bedoeld in artikel 6:107, eerste lid, onder a, van het Burgerlijk Wetboek. Ten aanzien van de schadepost aanschaffing bewakingscamera’s is de rechtbank van oordeel dat deze schadepost niet een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
[benadeelde 3] (05/146730-19, feiten 4 en 7)
Dit deel van de vordering betreft de schadeposten: kosten medicijnen en reiskosten.
Ten aanzien van de schadepost ‘kosten medicijnen’ is de rechtbank van oordeel dat deze niet is onderbouwd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij de gelegenheid te geven de vordering nader te onderbouwen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Ten aanzien van de schadepost ‘reiskosten’ is de rechtbank van oordeel dat deze kan worden toegewezen, nu deze naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd en haar redelijk voorkomt (€ 103,-).
[benadeelde 4] (05/146730-19, feit 5)
Dit deel van de vordering betreft de schadeposten: kosten medicijnen en reiskosten. De rechtbank is van oordeel dat deze schadeposten niet zijn onderbouwd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij de gelegenheid te geven de vordering nader te onderbouwen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
[benadeelde 7] (05/275911-19, feit 2)
Dit deel van de vordering betreft de schadeposten: arbeidsvermogensverlies en reiskosten. De rechtbank is van oordeel dat deze schadeposten niet toewijsbaar zijn.
Ten aanzien van de schadepost ‘arbeidsvermogensverlies’ is de rechtbank van oordeel dat deze schadepost niet een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Voor wat betreft de schadepost ‘reiskosten’ geldt naar het oordeel van de rechtbank dat deze niet zijn onderbouwd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij de gelegenheid te geven de vordering nader te onderbouwen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen ontstaat, gelet op artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in zijn eer of goede naam of op andere wijze. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat met de door verdachte gepleegde ontucht een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partijen, waardoor zij in hun persoon zijn aangetast. Zij hebben immers op jonge leeftijd (onder andere) seks gehad met verdachte. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen en dat dit letsel moet bestaan uit een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, daaronder begrepen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De Hoge Raad heeft echter ook bepaald dat op dit uitgangspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Hierbij valt met name te denken aan zedenzaken, waarin het strafbare feit een dusdanig ernstige inbreuk vormt op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit, dat dit in zichzelf als een aantasting van de persoon dient te worden beschouwd en reeds daarom smartengeld toegewezen kan worden. Het vaststellen van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is dan voor de vergoeding van smartengeld niet nodig.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de normschending, aannemelijk is dat de benadeelde partijen door het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Daarbij constateert de rechtbank dat de vorderingen wat betreft de concrete gevolgen voor de benadeelde partij niet of slechts in beperkte mate zijn onderbouwd. Om die reden zal de rechtbank, hoewel zij zich realiseert dat de tegen de benadeelde partijen gepleegde feiten van elkaar verschillen en dus verschillende gradaties van gevolgen kunnen hebben, voor alle benadeelde partijen hetzelfde bedrag aan smartengeld toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken plegen toe te wijzen, zal de rechtbank de hoogte van dat bedrag op € 2.000,- vaststellen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering, nu de behandeling van dat deel van de vorderingen naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande zullen de vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen tot een bedrag van:
  • € 2.209,93 [benadeelde 1] ;
  • € 2.000,- [benadeelde 2] ;
  • € 2.103,- [benadeelde 3] ;
  • € 2.000,- [benadeelde 4] ;
  • € 2.000,- [benadeelde 7] .
Daarnaast zal de rechtbank, om te bevorderen dat de schade wordt vergoed, de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de betreffende kosten zijn gemaakt of de betreffende schade daadwerkelijk is geleden. Het exact vaststellen van de ingangsdata en berekenen van de rente vormt een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal daarom ten aanzien van de rente telkens uitgaan van begindata die in het midden liggen van de bewezen verklaarde periode, met uitzondering van de benadeelde partij [benadeelde 2] (gelet op de bewezenverklaring):
  • 1 september 2018 [benadeelde 1] ;
  • 17 mei 2019 [benadeelde 2] ;
  • 1 maart 2019 [benadeelde 3] ;
  • 1 september 2018 [benadeelde 4] ;
  • 7 januari 2017 [benadeelde 7] .
Proceskosten
De rechtbank zal daarnaast ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 2] een bedrag voor proceskosten toewijzen op grond van liquidatietarieven kanton. In dit tarief wordt ten aanzien van vorderingen tot € 5.000,- ieder punt gewaardeerd op € 240,- met een maximum van zes punten. Nu de advocaat van de benadeelde partij, mr. M.J.E.C. Camps, de vordering heeft ingediend, bij het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris aanwezig is geweest en ter terechtzitting de vordering heeft toegelicht, betekent dit dat de rechtbank een bedrag van € 720,- (3 punten) voor proceskosten zal toewijzen.
7b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, dient de bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 18 september 2018 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee maanden ten uitvoer te worden gelegd (parketnummer 05/740210-18).

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 77b, 240b en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte ten aanzien van parketnummer 05/146730-19 vrij van de onder 1 en 6 ten laste gelegde feiten;
 spreekt verdachte ten aanzien van parketnummer 05/275911-19 vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten
1 (één) jaar,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op 3 (drie) jaren wordt bepaald;
de algemene voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
de bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend op zijn invrijheidstelling zal melden bij Reclassering Nederland en zich vervolgens gedurende het reclasseringstoezicht zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich hierbij houden aan de opdrachten en aanwijzingen die hem door of namens de reclassering zullen worden gegeven;
- dat de veroordeelde zich klinisch zal laten behandelen voor zijn psychiatrische problematiek bij de [naam kliniek] , of een soortgelijke instelling voor klinische forensische psychiatrie, zulks ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde zal zich hierbij houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling(en) door of namens de instelling zullen worden gegeven, de medewerking aan het innemen van medicatie daaronder begrepen. De opname zal maximaal 2 jaren duren of zoveel korter als de instelling in overleg met de reclassering wenselijk acht;
- dat de veroordeelde zich - volgend op zijn klinische behandeling - onder ambulante behandeling zal stellen bij een instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling(en) door of namens de instelling zullen worden gegeven, indien en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, het volgen van cognitieve therapie met een delictscenario procedure en recidivepreventie daaronder begrepen;
- dat de veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol. Ter controle van deze bijzondere voorwaarde, zal de veroordeelde meewerken aan urineonderzoek;
- dat de veroordeelde mee zal werken aan een door de reclassering vooraf goedgekeurde dagbesteding;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde 1] (05/146730-19, feit 2)
 veroordeelt veroordeelde tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 1], van een bedrag van
€ 2.209,93 (tweeduizend tweehonderdnegen euro en drieënnegentig), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 1] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 1] , een bedrag
te betalen van € 2.209,93 (tweeduizend tweehonderdnegen euro en drieënnegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 32 (tweeëndertig) dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
[benadeelde 2] (05/146730-19, feiten 3 en 7)
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 2], van een bedrag van
€ 2.000,- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op de datum van deze uitspraak begroot op
€ 720,- (zevenhonderdtwintig euro);
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 2] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 2] , een bedrag
te betalen van € 2.000,- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 30 (dertig) dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
[benadeelde 3] (05/146730-19, feiten 4 en 7)
 veroordeelt veroordeelde tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 3], van een bedrag van
€ 2.103,- (tweeduizend honderddrie euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 3] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 3] , een bedrag
te betalen van € 2.103,- (tweeduizend honderddrie euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 31 (eenendertig) dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
[benadeelde 4] (05/146730-19, feit 5)
 veroordeelt veroordeelde tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 4], van een bedrag van
€ 2.000,- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 4] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 4] , een bedrag
te betalen van € 2.000,- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 30 (dertig) dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
[benadeelde 7] (05/275911-19, feit 2)
 veroordeelt veroordeelde tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 7], van een bedrag van
€ 2.000,- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 7] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 7] , een bedrag
te betalen van € 2.000,- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 30 (dertig) dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
[benadeelde 6] (05/275911-19, feit 1)
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijkin haar vordering;
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling (05/740210-18)

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 18 september 2018, te weten van:
2 (twee) weken gevangenisstaf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. C.J.M. van Apeldoorn en mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Waizy, griffier, en uitgesproken op de griffie van deze rechtbank op 19 maart 2020.
Vanwege het coronavirus en de in verband daarmee door de Rijksoverheid en de Rechtspraak met ingang van 17 maart 2020 genomen maatregelen is de rechtbank gesloten. Hierdoor kan het vonnis niet op een openbare terechtzitting worden uitgesproken.
mr. C.H.M. Pastoors en mr. C.J.M. van Apeldoorn zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost Nederland, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ONRBC19533 (onderzoeksnaam MANGO), gesloten op 16 oktober 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een afdruk van het Whatsapp-gesprek, p. 530.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 februari 2020.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 130.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 256.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 257.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 255 en 256.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 63.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 258.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 63.
11.Het proces-verbaal van aangifte, p. 253.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 320, 325 en 326.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 februari 2020.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 56.
15.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 498-500.
16.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 februari 2020.
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 799, 800, 801, 803 en 804.
18.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 814-815.
19.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 februari 2020.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 885.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 439.
22.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 346-348.
23.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 349.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 885.
25.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 895.
26.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 901.
27.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 765 en 766.
28.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 februari 2020.