ECLI:NL:RBGEL:2020:187

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 januari 2020
Publicatiedatum
15 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1095
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning Wajong-uitkering bij duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen door progressieve ziekte

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw met multiple sclerose (MS), en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die eerder was afgewezen omdat zij op haar achttiende verjaardag over arbeidsvermogen beschikte. Eiseres stelde dat haar situatie was verslechterd en dat zij recht had op een Wajong-uitkering vanaf 18 juni 2018, omdat haar beperkingen door de progressieve aard van haar ziekte waren toegenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische informatie voldoende aantoont dat eiseres per 18 juni 2018 duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. De rechtbank oordeelde dat het progressieve ziekteverloop van de MS bij eiseres op dat moment geobjectiveerd was en dat er geen reden was om aan te nemen dat dit zich op de datum van de aanvraag nog niet voordeed. De rechtbank heeft het bestreden besluit van het UWV vernietigd en heeft zelf in de zaak voorzien door eiseres met terugwerkende kracht een Wajong-uitkering toe te kennen.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden en dat het UWV in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 19/1095

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2020

in de zaak tussen

[Naam A] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.C. Cornelisse),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Zwolle, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 juli 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) afgewezen.
Bij besluit van 16 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.T.B. van der Werf.
Ter zitting is naar voren gekomen dat aan eiseres in het kader van een WIA-beoordeling per 2 september 2019 een IVA-uitkering is toegekend. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen de recente besluitvorming in de WIA-beoordeling aan de rechtbank te overleggen met daarbij een gemotiveerde schriftelijke reactie op de betekenis van deze WIA-beoordeling voor de onderhavige Wajong-zaak en om eiseres vervolgens in de gelegenheid te stellen hier schriftelijk op te reageren.
Verweerder en eiseres hebben schriftelijk gereageerd. Partijen hebben vervolgens aan de rechtbank toestemming gegeven de zaak zonder nadere zitting af te doen, waarna het onderzoek is gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiseres is op [woonplaats] 2016 achttien jaar geworden. Eiseres heeft MS en heeft sinds februari 2014 spierklachten en moeheidsklachten door MS. Eiseres heeft op 14 juni 2016 een aanvraag om een Wajong-uitkering (beoordeling arbeidsvermogen) gedaan. Deze aanvraag is na medisch en arbeidskundig onderzoek bij besluit van 18 augustus 2016 afgewezen, omdat eiseres op haar achttiende verjaardag over arbeidsvermogen beschikte. In die onderzoeken is vastgesteld dat eiseres ondanks haar beperkingen vier uur per dag belastbaar is, één uur aaneengesloten kan werken, basale werknemersvaardigheden heeft en een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren. Het bezwaar van eiseres tegen dit besluit is door verweerder ongegrond verklaard bij besluit van 30 november 2016. Hiertegen is geen beroep ingesteld.
Bij besluit van 20 november 2017 heeft verweerder eiseres met ingang van 4 september 2017 ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Op 18 juni 2018 heeft eiseres vanwege toegenomen beperkingen een nieuwe aanvraag om een Wajong-uitkering gedaan. Hierop is de besluitvorming gevolgd zoals opgenomen onder het procesverloop.
2. Verweerder heeft eiseres een Wajong-uitkering geweigerd omdat zij daarop geen recht heeft op haar achttiende verjaardag of op een later moment.
Volgens verweerder zijn er geen nieuwe medische feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de medische situatie van eiseres op haar achttiende verjaardag anders zou moeten worden bezien. Hierdoor is er geen reden om het eerdere besluit van 18 augustus 2016 te herzien, waarin de aanvraag om een Wajong-uitkering is afgewezen vanwege de vaststelling dat eiseres op haar achttiende verjaardag over arbeidsvermogen beschikte.
Volgens verweerder zijn de medische beperkingen van eiseres door spierklachten en moeheidsklachten vanwege MS ná haar achttiende jaar wel geobjectiveerd toegenomen. Vanwege deze toegenomen klachten en beperkingen is eiseres vanaf de nieuwe aanvraag van 18 juni 2018 afgenomen belastbaar. Zij is vanwege de toegenomen beperkingen niet in staat om vier uur per dag belastbaar te zijn. Hierdoor heeft eiseres geen arbeidsvermogen vanaf 18 juni 2018, welke datum valt binnen de termijn van vijf jaar na haar achttiende verjaardag. Zij heeft toch geen recht op een Wajong-uitkering op grond van artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong, omdat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. De beperkingen van eiseres kunnen in de toekomst afnemen door revalidatie en behandeling, waardoor zij vier uur per dag belastbaar kan worden. Eiseres kan dus in de toekomst nog arbeidsvermogen ontwikkelen.
Aan deze standpunten van verweerder ligt een medisch en arbeidskundig onderzoek ten grondslag. Het medisch onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van de verzekeringsarts L.I. Sie van 26 juni 2018 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep S.G. van Wageningen van 13 december 2018 en 16 mei 2019. Het arbeidskundig onderzoek van verweerder is vastgelegd in het rapport van de arbeidskundige bezwaar en beroep J. van Dijk van 14 januari 2019.
3. Eiseres stelt in beroep dat haar ten onrechte een Wajong-uitkering is geweigerd.
Zij stelt allereerst dat verweerder het eerdere afwijzende besluit van 18 augustus 2016 moet herzien, omdat er wel nieuwe medische informatie is over haar gezondheidstoestand na 2016. Haar ziekte is progressief, zodat zij vanaf haar achttiende verjaardag recht heeft op een Wajong-uitkering.
Daarnaast stelt zij dat zij op grond van artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong ook recht heeft op een Wajong-uitkering vanaf 18 juni 2018. Zij heeft per die datum toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na haar achttiende verjaardag op grond waarvan zij duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Eiseres betwist dat zij in de toekomst nog arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiseres naar de rapportages van de verzekeringsartsen in de ZW-procedure. Voorts heeft eiseres in de beroepsprocedure verwezen naar het besluit van verweerder om eiseres per einde wachttijd 2 september 2019 een WIA-uitkering in de vorm van een IVA-uitkering toe te kennen vanwege volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid.
Herziening van het besluit van 18 augustus 2016
4. De rechtbank stelt voorop dat eiseres met haar aanvraag van 18 juni 2018 allereerst een herziening van het in rechte vaststaand besluit van 18 augustus 2016, gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 30 november 2016, heeft beoogd. Die eerdere besluitvorming heeft betrekking op de afwijzing van een Wajong-uitkering vanaf de achttiende verjaardag van eiseres vanwege het beschikken over arbeidsvermogen op die datum. In dat kader moet worden beoordeeld of verweerder met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dit herzieningsverzoek terecht heeft afgewezen onder verwijzing naar de eerdere afwijzende besluitvorming.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken medische feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb zijn aangevoerd die betrekking hebben op het relevante moment in die eerdere besluitvorming. Dat is de dag waarop eiseres achttien jaar is geworden. Verweerder is dan ook terecht niet teruggekomen op die eerdere besluitvorming. Eiseres stelt in de kern dat haar klachten en beperkingen nadien zijn toegenomen, omdat haar ziekte zich progressief ontwikkelt. Deze toename heeft dus geen betrekking op de medische situatie van eiseres op haar achttiende verjaardag, maar op de periode daarna. Verweerder heeft dan ook terecht geoordeeld dat er geen sprake is van een andere medische situatie op de achttiende verjaardag van eiseres dan waarvan in de eerdere besluitvorming reeds is uitgegaan. Dit betekent dat eiseres met ingang van haar achttiende verjaardag nog steeds geen recht heeft op een Wajong-uitkering vanwege het ontbreken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Het beroep is in zoverre ongegrond.
Beroep toegenomen beperkingen
6. Vervolgens moet worden beoordeeld of eiseres vanaf een later moment recht heeft op een Wajong-uitkering vanwege toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na haar achttiende verjaardag op de voet van artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong.
7. Het recht op Wajong-uitkering bestaat alleen als de betrokkene als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) heeft. Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft de betrokkene arbeidsvermogen indien hij: a) een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, b) beschikt over basale werknemersvaardigheden, c) aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van één uur, en d) ten minste vier uur per dag belastbaar is. Er is alleen sprake van arbeidsvermogen als aan alle vier geformuleerde voorwaarden wordt voldaan. Wordt aan één van de vier voorwaarden door een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek niet voldaan, dan is geen sprake van arbeidsvermogen en moet vervolgens de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen worden beoordeeld.
8. Niet in geschil is dat eiseres vanwege toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak (MS) vanaf de datum van de onderhavige aanvraag van 18 juni 2018 en dus binnen vijf jaar na haar achttiende verjaardag, minder belastbaar is dan ten tijde van de eerdere Wajong-beoordeling in 2016. Verweerder erkent mede op basis van de actuele informatie van de behandelend neuroloog van 12 december 2018 dat de klachten en beperkingen van eiseres vanwege MS per 18 juni 2018 zijn toegenomen ten opzichte van de eerdere Wajong-beoordeling. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep Van Wageningen is eiseres vanwege deze toegenomen klachten en beperkingen per 18 juni 2018 niet meer in staat om vier uur per dag belastbaar te zijn, zodat zij per die datum geen arbeidsvermogen heeft. Volgens haar is echter niet uitgesloten dat eiseres in de toekomst nog arbeidsvermogen kan ontwikkelen. De beperkingen van eiseres kunnen in de toekomst afnemen door revalidatie en behandeling, waardoor zij in de toekomst wel weer vier uur per dag belastbaar wordt, aldus Van Wageningen. Eiseres is het daar niet mee eens. Volgens haar is er sprake van een duidelijke diagnose (MS), progressieve klachten en geobjectiveerde beperkingen die duurzaam zijn, zodat haar belastbaarheid in de toekomst nier meer zal toenemen en zij aldus in de toekomt geen arbeidsvermogen kan ontwikkelen. In geschil is derhalve of het ontbreken van arbeidsvermogen per 18 juni 2018 duurzaam is.
9. Ten behoeve van de beoordelingen die in het kader van de Wajong worden verricht hanteren de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen van verweerder het Compendium Participatiewet Wajong en SMBA (Compendium). In de bijlage “Duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen” bij het Compendium is voor de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen een stappenplan opgenomen voor het beoordelen van het aspect van de duurzaamheid bij het ontbreken van arbeidsvermogen. In het stappenplan is het volgende vermeld:
Stap 1 - de verzekeringsarts dient vast te stellen of sprake is van een progressief ziektebeeld. Zo ja, dan ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam.
Stap 2 - indien geen sprake is van een progressief ziektebeeld, dient door de verzekeringsarts te worden vastgesteld of sprake is van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden en of de aandoening zodanig ernstig is dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht. Wordt aan beide voorwaarden voldaan, dan ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam en is de beoordeling afgerond.
Stap 3 - wordt aan de voorwaarden van stap 2 niet voldaan, dan stellen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige in gezamenlijk overleg vast of het ontbreken van arbeidsvermogen van de cliënt duurzaam is. Zij betrekken daarbij ten minste de volgende aspecten in onderlinge samenhang:
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
Op grond van hun gezamenlijk overleg concluderen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige of het arbeidsvermogen al dan niet duurzaam ontbreekt.
10. Ten aanzien van de eerste stap – of sprake is van een progressief ziektebeeld – heeft eiseres verwezen naar de rapportages die ten grondslag liggen aan het besluit aan haar een IVA-uitkering toe te kennen. Verzekeringsarts J.E. van Riessen heeft in zijn rapport van 1 juli 2019 vastgesteld dat uit informatie van de behandelend specialist (neuroloog) van 12 december 2018 blijkt dat er sprake is van een geleidelijk progressieve ziekte. Volgens Van Riessen zijn de psychische, lichamelijke en energetische belastbaarheid van eiseres door haar klachten beperkt en is eiseres gezien de diagnoses MS en slaapstoornis maximaal twee uur per dag en tien uur per week belastbaar in passend werk. De verwachting van Van Riessen is dat de mogelijkheden van eiseres in de komende jaren geleidelijk zullen afnemen gelet op het progressieve ziekteverloop. Omdat de arbeidsdeskundige onvoldoende passende functies kon selecteren en verbetering van de belastbaarheid van eiseres niet of nauwelijks is te verwachten, heeft verweerder eiseres een IVA-uitkering toegekend.
11. Verweerder heeft door middel van een aanvullend rapport van Van Wageningen van 26 september 2019 gereageerd op de betekenis van de bovenstaande WIA-beoordeling voor de onderhavige Wajong-zaak. Zij heeft in haar reactie opgemerkt dat het progressieve ziekteverloop van de MS bij eiseres ten tijde van het onderzoek door de primaire verzekeringsarts Sie op 26 juni 2018 nog niet geobjectiveerd was en dus voor haar nog niet rechtstreeks te vertalen was in een toegenomen dan wel duurzame arbeidsongeschiktheid. De toegenomen beperkingen zijn volgens Van Wageningen pas medisch geobjectiveerd met de brief van de behandelend neuroloog van 12 december 2018 en de MRI op 1 augustus 2018 met op 28 augustus 2018 de uitslag. Op de MRI is de progressie van de MS gezien. Daarnaast heeft Van Wageningen opgemerkt dat in de meeste gevallen de ziekte MS minder progressief verloopt dan bij eiseres het geval is. Hierdoor kan Van Wageningen de conclusie van Sie, ook nu, goed volgen. Dat nadien ten tijde van de WIA-beoordeling op 1 juli 2019 gesproken wordt van duurzame beperkingen, kan volgens haar niet retrospectief worden betrokken op de onderhavige Wajong-beoordeling.
12. De rechtbank kan deze reactie niet volgen. In de bezwaarprocedure dient een volledige heroverweging van het primaire besluit te worden gedaan. De medische informatie waar het hier om gaat – de MRI van 1 augustus 2018 en de informatie van de behandelend neuroloog van 12 december 2018 – waren bekend bij Van Wageningen. Van Wageningen heeft deze informatie ook betrokken in haar beoordeling, zoals blijkt uit haar rapportages. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Van Wageningen destijds echter niet de juiste waarde toegekend aan deze informatie in het kader van de duurzaamheid van de beperkingen van eiseres. Het bestreden besluit is in zoverre onvoldoende gemotiveerd en komt derhalve voor vernietiging in aanmerking.
13. De rechtbank heeft voldoende informatie om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Voorop staat dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres per 18 juni 2018 geen arbeidsvermogen heeft, omdat zij per die datum niet vier uur per dag belastbaar is vanwege toegenomen klachten en beperkingen door MS na haar achttiende jaar. Uit de hiervoor genoemde medische informatie blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook genoegzaam van toegenomen beperkingen door het progressieve ziekteverloop van de MS bij eiseres. Verweerder erkent dit ook. Dat de ziekte progressief verloopt is voor het eerst geobjectiveerd in de MRI van 1 augustus 2018. De rechtbank acht niet aannemelijk dat dit progressieve verloop zich op 18 juni 2018 nog niet voordeed. Daarmee is voldaan aan de hiervoor genoemde Stap 1 en is dus sprake van duurzaamheid. Omdat eiseres duurzaam geen arbeidsvermogen heeft, heeft zij vanaf de datum van aanvraag recht op een Wajong-uitkering vanwege toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na haar achttiende verjaardag. De rechtbank zal daarom aan eiseres met ingang van 18 juni 2018 een Wajong-uitkering toekennen op grond van artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525, - en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 16 januari 2019 voor zover eiseres geen Wajong-uitkering is toegekend op grond van artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong;
- herroept het primaire besluit van 2 juli 2018 en bepaalt dat verweerder aan eiseres met ingang van 18 juni 2018 een Wajong-uitkering toekent;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dat is vernietigd;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht groot € 47,- aan haar vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Siragedik, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 16 januari 2020
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.