ECLI:NL:RBGEL:2020:175

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 januari 2020
Publicatiedatum
14 januari 2020
Zaaknummer
05/986000-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valsheid in geschrift in de bedrijfsadministratie

Op 14 januari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrift. De zaak betreft de bedrijfsadministratie van de verdachte, waarin volgens de officier van justitie valse facturen zouden zijn opgenomen. De tenlastelegging omvatte dat de verdachte in de periode van 31 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 samen met anderen opzettelijk de bedrijfsadministratie valselijk heeft opgemaakt, met het doel deze als echt te gebruiken. De officier van justitie stelde dat de verdachte de wettelijke verplichting had om correcte facturen op te nemen in de administratie, en dat de in de tenlastelegging genoemde facturen vals waren omdat er geen werkzaamheden ten behoeve van de verdachte hadden plaatsgevonden.

De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat niet bewezen was dat de facturen daadwerkelijk in de administratie waren opgenomen. De rechtbank heeft de e-mailcorrespondentie en getuigenverklaringen in overweging genomen en vastgesteld dat de omschrijving op de facturen niet noodzakelijkerwijs vals was. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte valse facturen had opgesteld of gebruikt, en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit. Tevens werd de benadeelde partij, vertegenwoordigd door een curator, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken.

De rechtbank benadrukte dat het niet crediteren van de facturen een verwijt aan de verdachte zou kunnen zijn, maar dat dit niet ten laste was gelegd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en vond plaats in Arnhem.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/986000-19
Datum uitspraak : 14 januari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
gevestigd te [adres] [vestigingsplaats] ,
raadsman: mr. C. Crince Le Roy, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 12 december 2019 en 14 januari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 januari
2016 tot en met 31 mei 2016 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, opzettelijk de bedrijfsadministratie van [verdachte] over het
jaar 2016, -zijnde een samenstel van geschriften welke in onderlinge samenhang bestemd zijn om te dienen tot bewijs van het daarin gestelde, althans zijnde
een samenstel van geschrift(en) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit
te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door
anderen te doen gebruiken, hebbende dat valselijk opmaken (telkens) hieruit bestaan, dat in die
bedrijfsadministratie de volgende factu(u)r(en) werden geboekt:
-een factuur afkomstig [Bedrijf 1] , met factuurnummer
[factuurnummer 1] , gedateerd op 31 januari 2016, en/of
-een factuur afkomstig [Bedrijf 1] , met factuurnummer
[factuurnummer 2] , gedateerd op 1 februari 2016, en/of
-een factuur afkomstig [Bedrijf 1] , met factuurnummer
[factuurnummer 3] , gedateerd op 1 maart 2016, en/of
-een factuur afkomstig [Bedrijf 1] , met factuurnummer
[factuurnummer 4] , gedateerd op 1 april 2016, en/of
-een factuur afkomstig [Bedrijf 1] , met factuurnummer
[factuurnummer 5] , gedateerd op 1 mei 2016,
terwijl op genoemde factu(u)r(en) (telkens) werkzaamheden werd(en) vermeld die
geen betrekking hadden op [verdachte] althans op de
geadresseerde rechtsperso(o)n(en).

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit. Ondernemingen hebben, aldus de officier van justitie, de wettelijke plicht om een correcte factuur in de administratie op te nemen. In artikel 35a, lid 1, van de Wet op de omzetbelasting 1965 is opgenomen welke vermeldingen op een factuur verplicht zijn. Dit betreft onder meer de omvang en aard van de verrichte diensten, de datum waarop de dienst heeft plaatsgevonden of is voltooid en het toegepaste tarief.
De in de tenlastelegging genoemde facturen zijn volgens de officier van justitie vals omdat er geen werkzaamheden ten behoeve van [verdachte] hebben plaatsgevonden. Deze facturen horen derhalve niet thuis in de administratie van [verdachte]
Uit de e-mailcorrespondentie blijkt de actieve rol van [naam 1] . Daarnaast blijkt uit de e-mail van [naam 2] (die hij in feite heeft gericht aan [verdachte] ) en uit de getuigenverklaring van [Getuige 1] dat de afspraken over de betaling door [Getuige 1] met [verdachte] zijn gemaakt. [naam 2] heeft bevestigd dat de betalingsafspraken via [Getuige 1] zijn gelopen.
Door willens en wetens genoemde valse facturen in de bedrijfsadministratie op te nemen en te
verwerken heeft verdachte, samen met haar feitelijke leidinggevers [verdachte] en [naam 1] en met het bedrijf [Bedrijf 1] (hierna: [Bedrijf 1] ), een valse bedrijfsadministratie opgemaakt.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 15.000,-.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft aangevoerd dat onvoldoende is gebleken dat de facturen daadwerkelijk zijn opgenomen in de bedrijfsadministratie. Daarnaast zijn de facturen volgens de raadsman niet vals. Op de facturen zijn geen werkzaamheden vermeld als omschrijving, maar is steeds vermeld: ‘facturatie overname conform afspraak met dhr. [Getuige 1] ’. De omschrijving op de facturen is dus conform de werkelijkheid. Dat de bedragen op de facturen in twee ondernemingen zijn verwerkt, maakt de facturen evenmin vals.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat uit de mailwisseling tussen [naam 1] en [naam 3] van [Bedrijf 1] het volgende blijkt. De werkzaamheden die door [Bedrijf 1] zijn gefactureerd aan [verdachte] . konden niet betaald worden door [verdachte] . . [naam 1] heeft [naam 3] verzocht om de oude facturen te crediteren en opnieuw in rekening te brengen bij [verdachte] Uit de aangetroffen facturen gericht aan [verdachte] blijkt dat als omschrijving is opgenomen ‘facturatie overname conform afspraak met dhr. [Getuige 1] ’. De omschrijving op de facturen, in combinatie met de emailwisseling, maakt duidelijk wat er is afgesproken en wat is gefactureerd. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet zonder meer in te zien dat het overnemen van een factuur op deze wijze niet is toegestaan. Dat de facturen in de boekhouding van [verdachte] . vervolgens niet zouden zijn gecrediteerd, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de facturen vals zijn. Het niet crediteren van de facturen is mogelijk wel een verwijt dat aan [verdachte] . gemaakt zou kunnen worden, maar dat is niet aan verdachte ten laste gelegd.
Nu er naar het oordeel van de rechtbank geen valse facturen zijn opgesteld of hiervan gebruik is gemaakt, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde feit.
3. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij mr. [curator] , in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [bedrijf 2] , heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Nu verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

4.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij
 verklaart de
benadeelde partij niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.H. Pouwels (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 januari 2020.