ECLI:NL:RBGEL:2020:1682

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
11 maart 2020
Zaaknummer
05/720112-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door valse verhuur van woning aan de Scheuterstraat 23 te Rheden

Op 11 maart 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrouw die beschuldigd werd van oplichting. De verdachte, die zich voordeed als Anna, heeft in de periode van 1 februari 2019 tot en met 26 mei 2019 meerdere personen opgelicht door hen te misleiden met een valse huurovereenkomst voor een woning aan de Scheuterstraat 23 te Rheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een samenweefsel van verdichtsels en valse hoedanigheden de aangevers heeft bewogen tot het afgeven van geldbedragen, in totaal meer dan € 15.000,-. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en getuigen als overtuigend beschouwd, en de verdediging, die stelde dat een andere persoon verantwoordelijk was voor de oplichtingen, verworpen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die ook recht hebben op wettelijke rente. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich op een geraffineerde wijze schuldig heeft gemaakt aan oplichting, waarbij zij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van haar slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720112-19
Datum uitspraak : 11 maart 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres verdachte]
raadsman: mr. P.W. Hermens, advocaat te Naarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 februari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 26 mei 2019, te
Rheden, althans in Nederland, meermalen althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal) 2000 Euro, althans een hoeveelheid geld en/of [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal) 6000 Euro, althans een hoeveelheid geld en/of [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal) 5000 Euro, althans een hoeveelheid geld en/of [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal) 3500 Euro, althans een hoeveelheid geld en/of andere personen (telkens) heeft bewogen tot afgifte van geld, door (telkens) - kort en zakelijk weergegeven –
  • op marktplaats en/of op Facebook, althans via internet, een advertentie te plaatsen dat een woning aan de Scheuterstraat 23 te Rheden te huur zou zijn voor 1000 Euro per maand en/of
  • met bovengenoemde perso(o)n(en) (telkens) een afspraak gemaakt om die woning te bezichtigen en/of
  • zich bij die bezichtiging en/of bij telefonisch contact heeft voorgesteld/voorgedaan als Anna (Kraus en/of Bear) en/of zich voorgedaan als Dannie Dannie en/of
  • zich voorgedaan als rechtmatige verhuurster van voornoemde woning en/of
  • heeft aangegeven dat ze met haar vriend en/of zonen naar Amerika zou vertrekken en/of zou vertrekken naar een woonwagen aan de Rhederlaag en/of
  • heeft verteld dat de woning van haar overleden vader was geweest en/of
  • akkoord is gegaan met de verhuur van dat pand aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of die andere personen en/of
  • met die perso(o)n(en) heeft afgesproken dat zij borg en/of vooruit te betalen huur en/of geld voor aanschaf/overname meubels, die in die woning stonden, aan haar zouden moeten betalen om die woning te kunnen huren en/of
  • een huurovereenkomst heeft opgesteld en/of ondertekend met voornoemde perso(o)n(en) en/of
  • met bovengenoemde perso(o)n(en) een afspraak gemaakt voor sleuteloverdracht, waardoor die personen (telkens) werden bewogen tot afgifte van voornoemd geld;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 26 mei 2019, te Rheden, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van een woning, althans enig goed en/of het verlenen van een dienst, te weten de verhuur van een woning aan de Scheuterstraat 23, door
  • zich voor te doen als bonafide huurder en/of
  • zich voor te stellen als Anna Kraus, geboren op 1 februari 1979 te Oss en/of
  • heeft voorgedaan dat ze de huurprijs van 1100 Euro zou kunnen betalen (terwijl ze een bijstandsuitkering heeft en/of geen inkomen genoot) en/of
  • een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd voor de huur van die woning met die [benadeelde 4] te ondertekenen met A. Kraus geboren te Oss;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1: de oplichtingen van [benadeelde 2] , [slachtoffer] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1. Ter terechtzitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde. Hiertoe is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de persoon is die de oplichtingen heeft gepleegd. De verdediging heeft een alternatief scenario aangevoerd, inhoudende dat [naam 1] verantwoordelijk is voor de oplichtingen. Er is sprake van een ruzie tussen [naam 1] en verdachte. De vrouw van [naam 1] lijkt sterk op verdachte en zou zich mogelijk ten overstaande van de aangevers hebben voorgedaan als verdachte. Tevens zou [naam 1] gebruik maken van het rekeningnummer [rekeningnummer] en woont hij samen met zijn vrouw en zonen in de woning aan de Scheuterstraat 23.
Beoordeling door de rechtbank
Verklaringen van aangevers
Aangever [benadeelde 2] heeft verklaard dat hij via zijn zoon vernam dat er een woning te huur stond in Rheden. Bij de advertentie stond het telefoonnummer [telefoonnummer] en de naam Anna [achternaam 2] . Op 23 februari 2019 heeft [benadeelde 2] telefonisch contact gehad met Anna. Anna vertelde dat zij naar Amerika zou vertrekken met haar vriend en twee zoons. De woning betrof een koopwoning en wilde zij verhuren voor € 1.000,- per maand. Op 24 februari 2019 is [benadeelde 2] naar de woning in Rheden gegaan om deze te bekijken. [benadeelde 2] ontving op 25 februari 2019 de door Anna opgestelde huurovereenkomst via de e-mail. In deze huurovereenkomst stond dat een bedrag van € 2.000,- aan borg betaald moest worden. Dit bedrag maakte [benadeelde 2] op 26 februari 2019 over op rekeningnummer [rekeningnummer] . Op 19 april 2019 kwam hij via WhatsApp met Anna overeen dat hij voor € 3.000,- de meubels uit de woning mocht overnemen. Dit bedrag maakte [benadeelde 2] ook over op rekeningnummer [rekeningnummer] . Tevens kwam hij met Anna overeen dat hij op 29 april 2019 de sleutel van de woning zou ontvangen en hij voor die datum de eerste maand huur van € 1.000,- moest overmaken op rekeningnummer [rekeningnummer] . Op 29 april 2019 ontving [benadeelde 2] geen sleutel en werden de meubels niet aan hem overgedragen. Vanaf dat moment heeft hij ook geen contact meer met Anna kunnen krijgen via haar e-mailadres of telefoonnummer. [2]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 4 maart 2019 een advertentie op Facebook zag waarin een woning aan de Scheuterstraat 23 te Rheden te huur werd aangeboden. De kosten van de woning zouden € 1.000,- per maand bedragen. Op 6 maart 2019 is [slachtoffer] bij de woning gaan kijken. Uit de woning kwam een vrouw, die zich voorstelde als Anna. Zij vertelde dat het haar huis was en dat zij het ging verhuren omdat ze naar Amerika zou gaan. Op 7 maart 2019 kwam [slachtoffer] samen met haar man terug naar de woning om de huurovereenkomst te tekenen en deed een aanbetaling van € 2.000,-. Dit bedrag werd overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] . Anna vertelde dat ze op 1 mei 2019 de sleutel van de woning zouden ontvangen. Op 24 maart 2019 werden [slachtoffer] en haar man via een WhatsApp-bericht door Anna benaderd dat zij ook de meubels uit de woning konden overkopen. [slachtoffer] maakte vervolgens op 26 april 2019 een bedrag van € 1.500,- over op rekeningnummer [rekeningnummer] voor de overname van de meubels. Na 27 april 2019 kreeg [slachtoffer] geen contact meer met Anna. De sleuteloverdracht heeft nooit plaatsgevonden. Ook de meubels heeft [slachtoffer] niet ontvangen. [3]
Aangeefster [benadeelde 3] zag op zondag 10 maart 2019 via Facebook dat een woning aan de Scheuterstraat 23 te Rheden werd aangeboden door Anna Bear. [benadeelde 3] ging op 11 maart 2019 naar de woning. De vrouw in de woning stelde zichzelf voor als Anna. Zij vertelde dat de woning die te huur werd aangeboden van haar overleden vader was. Anna vertelde tevens dat zij zou verhuizen naar een woonwagenkamp in Arnhem. [benadeelde 3] kwam met Anna overeen dat zij de woning zou huren voor de familie [naam 2] . [benadeelde 3] betaalde die dag € 250,- contant. Op 13 maart 2019 moest [benadeelde 3] € 2.000,- overmaken op rekeningnummer [rekeningnummer] voor de borg. Op 21 maart 2019 ondertekende de familie [naam 2] de huurovereenkomst die door Anna was opgesteld en gemaild. Deze huurovereenkomst werd ondertekend door Anna met [achternaam 2] . Op 13 april 2019 bekeek [benadeelde 3] samen met de familie [naam 2] de woning en kwamen zij met Anna overeen dat de sleuteloverdracht op een latere datum zou plaatsvinden. Anna bood tevens de meubels uit de woning aan. Op 24 april 2019 maakte [benadeelde 3] € 2.000,- over op rekeningnummer [rekeningnummer] voor de overname van de meubels. Op 25 april 2019 heeft [benadeelde 3] € 750,- overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] voor de resterende huur. Op 26 april 2019 ontving [benadeelde 3] een WhatsApp-bericht van Anna vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer] dat familie [naam 2] op 27 april 2019 de sleutel zou krijgen. Na dit bericht reageerde Anna niet meer op WhatsApp-berichten. De sleutel van de woning heeft familie [naam 2] nooit ontvangen. De door [benadeelde 3] overgenomen meubels zijn ook niet geleverd. [4]
Aangever [benadeelde 1] heeft verklaard dat hij op 18 maart 2019 een advertentie op Marktplaats zag staan, waarin de woning aan de Scheuterstraat 23 in Rheden te huur werd aangeboden voor € 1.000,- per maand. Op 21 maart 2019 ging [benadeelde 1] samen met zijn vrouw bij de woning kijken. De vrouw aanwezig in de woning stelde zich voor als Anna. Anna vertelde dat ze vijf jaar geleden de woning had gekocht, maar dat zij weer terug ging naar een woonwagen die ergens aan de Rhederlaag stond omdat ze niet kon wennen aan deze woning. [benadeelde 1] kwam met Anna overeen dat hij een bedrag van € 2.000,- aan borg zou betalen en dat de huurovereenkomst voor de woning aan de Scheuterstraat 23 zou in gaan op 1 mei 2019. Om de overeenkomst alvast te bezegelen, moest [benadeelde 1] die dag € 350,- contant betalen aan Anna. Op 22 maart 2019 tekende de vrouw van [benadeelde 1] een door Anna opgestelde huurovereenkomst. Hierin stond dat de huur, van € 1.000,- per maand, overgemaakt moest worden op rekeningnummer [rekeningnummer] . Anna ondertekende deze huurovereenkomst met de naam [achternaam 2] . Het restant van de borg, zijnde € 1.650,- werd die dag contant aan Anna betaald. Op 18 april 2019 vertrouwde [benadeelde 1] de situatie niet en belde hij Anna op haar telefoonnummer [telefoonnummer] . Anna zei dat [benadeelde 1] langs kon komen en zijn geld terug zou krijgen. Hij heeft na dit telefoongesprek geen contact meer met Anna gehad, zijn geld niet teruggekregen en de woning niet gehuurd. [5]
Tussenconclusie rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat [benadeelde 2] , [slachtoffer] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] zijn bewogen tot het afgeven van geldbedragen aan ‘Anna’ door de leugens die ‘Anna’ hen heeft verteld. Uit de bewijsmiddelen blijkt telkens eenzelfde modus operandi van die ‘Anna’. Zij heeft daarbij herhaaldelijk onwaarheden aan de aangevers verteld en geen enkele intentie gehad om de woning daadwerkelijk te verhuren of de meubels te leveren. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een samenweefsel van verdichtsels. ‘Anna’ heeft met meer dan één leugen de hiervoor genoemde onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen waardoor de aangevers overgegaan zijn tot afgifte van hun geld. Er is dus sprake van oplichting van de aangevers door ‘Anna’.
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, gaat de rechtbank ervan uit, mede gelet op de telkens gehanteerde modus operandi, dat ‘Anna’ steeds dezelfde persoon is geweest. Verdachte heeft ontkend dat zij de vrouw genoemd in de aangiften is. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of het verdachte is geweest die zich aan deze oplichtingen heeft schuldig gemaakt.
Herkenningen door getuigen [benadeelde 2] en [benadeelde 3]
Ter terechtzitting van 26 februari 2020 is aangever [benadeelde 2] gehoord als getuige. Hij heeft verklaard dat hij, op het moment dat hij de rechtbank binnen kwam en verdachte zag staan met haar advocaat, haar herkende als zijnde ‘Anna’ die de woning aan de Scheuterstraat 23 aan hem had verhuurd. Verder heeft [benadeelde 2] verklaard dat hij tijdens de bezichtiging van de woning haar twee zoons heeft gezien en dat verdachte vertelde dat ze regelmatig naar Amerika ging.
Ook aangeefster [benadeelde 3] is ter terechtzitting van 26 februari 2020 gehoord als getuige. Zij heeft verklaard dat zij de verdachte buiten de zittingszaal, maar in het gerechtsgebouw zag staan en haar zich meteen herinnerde als ‘Anna’ bij wie zij de woning aan de Scheuterstaat 23 heeft bezichtigd. Verder heeft [benadeelde 3] verklaard dat zij tijdens de bezichtiging heeft gesproken met de twee zoons van Anna en dat in het huis grote honden aanwezig waren.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft in mei 2019 verklaard dat zij samen met haar twee zonen [namen zoons] en haar honden woont aan de Scheuterstraat 23 in Rheden. [6] Dat zij, dan wel een oom van haar, een woonwagen heeft op de camping aan de Rhederlaagse meren. [7] Verdachte heeft tevens verklaard dat zij al 12 jaar in Amerika komt, daar vrienden heeft en zij op 25 of 26 april 2019 naar Amerika is gevlogen met haar kinderen. [8] De rechtbank stelt vast dat dit past bij de hiervoor vermelde aangiften en de getuigenverklaringen.
Telefoonnummer [telefoonnummer]
In de aangiften werd een aantal keren het telefoonnummer [telefoonnummer] genoemd als het telefoonnummer van ‘Anna’ dat werd gebruikt bij de reeds vastgestelde oplichtingen van de verschillende aangevers.
Verdachte heeft verklaard dat zij gebruik maakte van dat telefoonnummer. Op 27 mei 2019 wordt in de fouillering van verdachte een [merk] -telefoon aangetroffen. [9] Deze telefoon is onderzocht en daaruit blijkt dat hiermee telefoonnummer [telefoonnummer] werd gebruikt. [10] Verdachte heeft op 27 mei 2019 bij de politie verklaard dat zij deze telefoon al bijna een jaar heeft. [11] De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat dit past bij de periode waarin de oplichtingen van de aangevers heeft plaatsgevonden.
Rekeningnummer [rekeningnummer]
Uit alle aangiften blijkt dat het rekeningnummer [rekeningnummer] is gebruikt bij de oplichtingen van de aangevers.
Verdacht heeft verklaard dat dit haar rekeningnummer is en dat niemand anders gebruik maakt van deze rekening. [12] Uit de opgevraagde gegevens blijkt eveneens dat het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van verdachte staat. [13] Er is onderzoek gedaan naar de transacties op dit rekeningnummer. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat in de periode genoemd in de aangiften er veel betalingen zichtbaar zijn naar de zoons van verdachte, te weten [namen zoons] [achternaam 2] . Verder zijn de hierna volgende transacties opvallend, waarbij de bijschrijvingen van de aangevers zichtbaar zijn en direct na deze bijschrijvingen contante opnames zichtbaar zijn. Alle contante geldopnames en pinbetalingen zijn met hetzelfde pasnummer gedaan [14] en alleen deze pas (nummer [pasnummer] ) is actief . [15]
Bijschrijvingen:
  • 26 februari 2019 bijschrijving van € 2.000,- met de omschrijving ‘borg scheuterstraat’ van [benadeelde 2] ;
  • 7 maart 2019 bijschrijving van € 2.000,- met de omschrijving ‘borg’ van [slachtoffer] ;
  • 13 maart 2019 bijschrijving van € 2.000,- van [naam 2] ;
  • 23 maart 2019 bijschrijving van € 3.000,- met de omschrijving ‘overname inboedel’ van [benadeelde 2] ;
  • 24 april 2019 bijschrijving van € 2.000,- met de omschrijving ‘meubels’ van [benadeelde 3] ;
  • 25 april 2019 bijschrijving van € 750,- van [naam 2] ;
  • 26 april 2019 bijschrijving van € 1.500,- met de omschrijving ‘Money from Daniel // 1000 for rent en 500 for furniture’ van [slachtoffer] ;
  • 29 april 2019 bijschrijving van € 1.000,- met de omschrijving ‘huur mei’ van [benadeelde 2] .
Afschrijvingen:
  • 26 februari 2019 twee contante geldopnames van samen € 1.950,-
  • 7 maart 2019 vier contante geldopnames van samen € 2.000,-
  • 14 maart 2019 contante geldopname van € 1.000,-
  • 15 maart 2019 contante geldopname van € 400,-
  • 23 april 2019 contante geldopname van € 1.000,-
  • 24 april 2019 contante geldopname van € 2.000,-
  • 29 april 2019 contante geldopname op Philadelphia Airport van omgerekend € 459,48
Conclusie van de rechtbank
Gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ‘Anna’ is die aangevers [benadeelde 2] , [slachtoffer] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] heeft opgelicht. Het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario, dat niet kan worden uitgesloten dat [naam 1] verantwoordelijk is voor deze oplichtingen, wordt door de rechtbank verworpen. Dit scenario wordt weersproken door de hiervoor vermelde bewijsmiddelen en er is geen enkel begin van aannemelijkheid voor het aangevoerde scenario. Daar komt bij dat dit scenario pas ter terechtzitting door verdachte naar voren is gebracht, toen zij al kennis had genomen van het volledige strafdossier.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2: de oplichting van [benadeelde 4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2. Ter terechtzitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gesteld dat uit de aangifte van [benadeelde 4] blijkt dat verdachte onder een valse naam en valse geboorteplaats de huurovereenkomst heeft getekend. Ook uit de eigen verklaring van verdachte blijkt dat zij doelbewust een valse naam heeft aangenomen. Daar komt bij dat verdachte de huurovereenkomst aanging, terwijl zij wist dat haar financiële middelen zeer beperkt waren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder feit 2 ten laste gelegde, nu geen sprake is van een strafrechtelijke oplichting.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat verdachte de woning van [benadeelde 4] heeft gehuurd. Zij heeft de huur voor deze woning maandenlang betaald. Ondanks dat verdachte onjuiste gegevens heeft vermeld op het huurcontract, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk had om zichzelf of anderen wederrechtelijk te bevoordelen. Het enkel aangaan van een hoge huurverplichting terwijl verdachte wist dat zij een beperkt inkomen had, is daarvoor onvoldoende. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het haar onder feit 2 tenlastegelegde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij in
of omstreeksde periode van 1 februari 2019 tot en met 26 mei 2019, te
Rheden,
althans in Nederland, meermalen
althans eenmaalmet het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van
(in totaal
)2000 Euro,
althans een hoeveelheid gelden
/of[benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van
(in totaal
)6000 Euro,
althans een hoeveelheid gelden
/of[benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van
(in totaal
)5000 Euro,
althans een hoeveelheid gelden
/of[slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van
(in totaal
)3500 Euro,
althans een hoeveelheid geld en/of andere personen (telkens) heeft bewogen tot afgifte van geld,door (telkens
)- kort en zakelijk weergegeven –
  • op marktplaats en/of op Facebook, althans via internet, een advertentie te plaatsen dat een woning aan de Scheuterstraat 23 te Rheden te huur zou zijn voor 1000 Euro per maand en
  • met bovengenoemde perso
  • zich bij die bezichtiging en
  • zich voorgedaan als rechtmatige verhuurster van voornoemde woning en
  • heeft aangegeven dat ze met haar vriend en/of zonen naar Amerika zou vertrekken en/of zou vertrekken naar een woonwagen aan de Rhederlaag
  • heeft verteld dat de woning van haar overleden vader was geweest en
  • akkoord is gegaan met de verhuur van dat pand aan die [benadeelde 1] en
  • met die perso
  • een huurovereenkomst heeft opgesteld en/of ondertekend met voornoemde perso
  • met bovengenoemde perso
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Oplichting, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van alle feiten dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat zou moeten worden volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 75 dagen waarvan 65 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij dient de voorlopige hechtenis te worden opgeheven, nu artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing is. Meer subsidiair verzoekt de verdediging de schorsing bij een hogere gevangenisstraf dan 75 dagen te continueren totdat het gerechtshof arrest wijst.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 15 januari 2020;
- een voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland, gedateerd 31 januari 2020.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan oplichting. Zij heeft op een schaamteloze wijze geld afhandig gemaakt van haar slachtoffers door een woning te huur aan te bieden en een huurovereenkomst overeen te komen, in de wetenschap dat zij deze woning nooit beschikbaar zou stellen. Daarnaast heeft zij enkele slachtoffers ook geldbedragen laten betalen voor haar meubels, terwijl zij niet de intentie had om deze meubels ook daadwerkelijk te zullen gaan leveren. De financiële gevolgen voor de slachtoffers zijn groot. Met haar handelen heeft verdachte op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van de slachtoffers. Bovendien draagt verdachte hierdoor bij aan de algemene gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Door zo te handelen heeft verdachte enkel gedacht aan haar eigen financiële gewin.
Verder weegt de rechtbank in haar nadeel mee dat verdachte blijkens haar justitiële documentatie in het verleden eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Gelet hierop en de geraffineerde werkwijze van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat deze gang van zaken een weloverwogen keuze is geweest van verdachte om op deze wijze haar inkomsten te verkrijgen. Daarom valt te vrezen dat verdachte in de toekomst steeds weer opnieuw mensen zal oplichten.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten. Nu de rechtbank verdachte van het tweede feit heeft vrijgesproken, legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank is voorts van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat een lichtere strafrechtelijke afdoening of een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest in deze zaak niet op zijn plaats is gelet op de recidive en de werkwijze van verdachte. Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. De rechtbank wil verdachte er met de voorwaardelijke straf van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
  • [benadeelde 1] (feit 1): € 2.000,- (bestaande uit enkel materiële schade);
  • [benadeelde 2] (feit 1): € 6.000,- (bestaande uit enkel materiële schade);
  • [benadeelde 3] (feit 1): € 5.838,36 (bestaande uit enkel materiële schade);
  • [benadeelde 4] (feit 2): € 4.183,- (bestaande uit enkel materiële schade);
alle bedragen moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente. Verder verzoeken de benadeelde partijen de rechtbank over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] volledig toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 4] is de officier van justitie van oordeel dat de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van € 1.100,- (niet-betaalde huur), met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige bestaat tussen de gevorderde schade en het tenlastegelegde feit onvoldoende causaal verband en heeft de officier van justitie verzocht dat [benadeelde 4] niet-ontvankelijk zal worden verklaard voor dat deel van zijn vordering.
De uiteindelijke conclusie van de officier van justitie is dat de vorderingen niet ontvankelijk verklaard moeten worden omdat verdachte onder bewind staat. Wel vraagt de officier van justitie verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen ter hoogte van de door hem genoemde bedragen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in de eerste plaats aangevoerd dat verdachte niet onder bewind staat.
Gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraak stelt de verdediging verder dat de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat benadeelde [benadeelde 4] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, nu de politie er vanuit gaat dat er geen sprake is van achterstallige huur. Bovendien bestaat tussen de gevorderde schade en het tenlastegelegde feit onvoldoende causaal verband.
Beoordeling door de rechtbank
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] (feit 1)
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Van een bewind over de financiën van verdachte is de rechtbank niets gebleken.
De rechtbank zal de vorderingen als volgt toewijzen:
  • [benadeelde 1] : € 2.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
  • [benadeelde 2] : € 6.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
23 februari 2019;
 [benadeelde 3] : € 5.838,36 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
3 maart 2019.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] .
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] (feit 2)
De benadeelde partij [benadeelde 4] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde. De benadeelde partij kan zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
4 (vier) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op
3 (drie) jarenwordt bepaald;
- de
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf
in minderingzal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 1)
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 1]van een bedrag van
€ 2.000,- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] (feit 1)
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 2]van een bedrag van
€ 6.000,- (zesduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] (feit 1)
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 3]van een bedrag van
€ 5.838,36 (vijfduizend achthonderdachtendertig euro en zesendertigcent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] (feit 2)
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Jansen-van Leeuwen (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. M.H. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 maart 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019310280, gesloten op 13 juli 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 92-94.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 129-131.
4.Het proces-verbaal van aangifte, p. 51-53.
5.Het proces-verbaal van aangifte, p. 42-45.
6.Het proces-vervaal van verhoor verdachte, p. 205.
7.Het proces-vervaal van verhoor verdachte, p. 216.
8.Het proces-vervaal van verhoor verdachte, p. 212.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 146.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 168.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 205.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 213.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 184-185.
14.Schriftelijk bescheid, te weten overzicht transacties bankrekeningnummer [rekeningnummer] .
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 161.