ECLI:NL:RBGEL:2020:1571

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
9 maart 2020
Zaaknummer
355010 FZ RK 19/1606
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van een minderjarige afkomstig uit Rusland door pleegouders met minder dan 18 jaar leeftijdsverschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 februari 2020 uitspraak gedaan over het verzoek tot adoptie van een minderjarige, geboren in Rusland, door twee pleegouders. De rechtbank heeft de adoptie toegestaan, ondanks dat er minder dan 18 jaar leeftijdsverschil is tussen de pleegmoeder en de minderjarige. De rechtbank oordeelde dat de belangen van het kind voorop staan, zoals vastgelegd in artikel 3 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). De minderjarige, die sinds 2017 door de verzoekers wordt verzorgd, heeft een sterke band met hen opgebouwd en het verbreken van deze relatie zou onmeetbare schade toebrengen aan haar ontwikkeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers voldoen aan de voorwaarden voor adoptie volgens het Burgerlijk Wetboek, waaronder de verzorgingstermijn van een jaar en het ontbreken van bezwaar van de moeder. De moeder, die in Rusland verblijft, heeft schriftelijk toestemming gegeven voor de adoptie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft positief geadviseerd over de adoptie, waarbij werd opgemerkt dat de minderjarige een veilige en liefdevolle omgeving heeft gevonden bij de verzoekers.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is en dat de juridische situatie moet worden afgestemd op de feitelijke situatie waarin de minderjarige zich bevindt. De rechtbank heeft de adoptie door beide verzoekers toegewezen en gelast dat de ambtenaar van de burgerlijke stand in Den Haag de adoptie in de registers zal inschrijven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats [geboorteplaats]
Zaaknummer: 355010 FZ RK 19/1606
beschikking van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 7 februari 2020
op het verzoek van:

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,

echtgenoten, verder te noemen verzoekers,
wonende te [woonplaats] , gemeente [plaats] ,
advocaat: mr. C.J. Forder te Amsterdam.

Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
 het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 18 juni 2019;
 het journaalbericht met bijlagen van mr. Forder van 3 juli 2019;
 het journaalbericht met bijlagen van mr. Forder van 10 juli 2019;
 het journaalbericht met bijlagen van mr. Forder van 15 augustus 2019;
 de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag van 7 oktober 2019;
 het e-mailbericht van mr. Forder van 15 oktober 2019;
 het journaalbericht met bijlagen van mr. Forder van 1 november 2019;
 de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag van 7 november 2019;
 het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Gelderland, Locatie Arnhem, van 18 december 2019;
 het journaalbericht met bijlagen van mr. Forder van 9 januari 2020;
 het journaalbericht met bijlagen van mr. Forder van 22 januari 2020;
 het proces-verbaal van de behandeling ter zitting van 28 januari 2020.
Tijdens de mondelinge behandeling is het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, bekend onder nummer 364572 FZ RK 10-18 (beëindiging gezag door de moeder) gelijktijdig behandeld. De beschikking is apart gegeven op 7 februari 2020.

De feiten

Op [geboortedatum] te [plaats] , Rusland , is geboren het kind:
[minderjarige], verder te noemen [minderjarige] ,
als dochter van [moeder] , verder te noemen de moeder. [minderjarige] heeft de Russische nationaliteit.
De identiteit van de vader is bij de rechtbank niet bekend.
Het gezag van de moeder is beëindigd bij beschikking van deze rechtbank van 7 februari 2020. Verzoekers zijn benoemd tot voogd over [minderjarige] .
Verzoekers, die de Nederlandse nationaliteit hebben, zijn op [datum] met elkaar gehuwd.
Uit dit huwelijk is geboren het minderjarige kind:
[kind 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Uit een eerdere relatie van verzoeker zijn geboren de kinderen:
[kind 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en
[kind 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
[kind 1] en [kind 2] verblijven om het weekend in het gezin van verzoekers alsmede gedurende de helft van de vakanties.
Bij beschikking van 16 september 2014 van de rechtbank Noord-Nederland is Stichting Nidos belast met de tijdelijke voogdij over [minderjarige] .
Bij besluit van 17 januari 2019 heeft de IND de aanvraag van [minderjarige] tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Daarnaast heeft de IND [minderjarige] geen ambtshalve verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend.
Bij uitspraak van de beschikking van de rechtbank Den Haag van 20 juni 2019 heeft de rechtbank het beroep van [minderjarige] gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.
Op 19 juli 2019 heeft de IND hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 2 augustus 2019 van de Raad van State is bij wijze van voorlopige voorziening beslist dat de staatsecretaris van Justitie en Veiligheid geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft e nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Op 25 september 2019 heeft de Raad van State, afdeling Bestuursrecht het hoger beroep van de IND kennelijk ongegrond verklaard.

Het verzoek

Verzoekers verzoeken de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair, te bepalen dat de adoptie van [minderjarige] door verzoekers of – subsidiair – alleen verzoeker naar Nederlands recht wordt uitgesproken;
  • te gelasten dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag de geboorteakte van [minderjarige] in de desbetreffende registers van de burgerlijke stand zal inschrijven (artikel 1:25 lid 1 onder b BW)
  • te gelasten dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte zal doen;
  • de griffier op te dragen om op een datum niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van de rechtbank en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van deze beschikking te zenden naar de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag (artikel 1:20e lid 1 BW).
Verzoekers stellen dat [minderjarige] een zwaarwegend familierechtelijk, maar ook een vreemdelingenrechtelijk belang heeft bij toekenning van het verzoek. Verzoekers verzorgen [minderjarige] sinds 2017 en zij willen hun feitelijke relatie in een juridische relatie laten vaststellen. Bovendien wordt de toekomst van [minderjarige] in Nederland veilig gesteld als de adoptie voor haar 18e verjaardag wordt uitgesproken, aangezien zij dan het Nederlanderschap verkrijgt.
De moeder heeft na de geboorte van [minderjarige] de verzorging en opvoeding aan haar ouders in Rusland overgelaten. De moeder was niet beschikbaar voor [minderjarige] . [minderjarige] heeft de eerste zeven jaren van haar leven bij grootouders gewoond. Vanaf haar zevende jaar is [minderjarige] bij de moeder en haar partner gaan wonen. De relatie tussen de moeder en de stiefvader was niet goed en stiefvader was slecht voor [minderjarige] . De moeder nam het gedrag van haar partner over jegens [minderjarige] . Vanaf haar twaalfde jaar werden de ruzies tussen de moeder en haar partner frequenter en heviger en de moeder gebruikte [minderjarige] als zondebok. Ook werd [minderjarige] op school gepest. In 2014 heeft de stiefvader bewerkstelligd dat de moeder in de gevangenis is beland. [minderjarige] werd toen weer opgenomen in het gezin van de grootouders. Grootvader wilde de moeder uit de gevangenis krijgen, maar stiefvader begon een rechtszaak tegen hem. Vanwege het arbeidsverleden van grootvader bij de Russische Veiligheidsdienst en om een procedure te ontlopen moesten grootouders en [minderjarige] vluchten uit Rusland . Ze kwamen in Nederland terecht eind augustus 2014 en zij hebben een asielaanvraag gedaan, maar deze werd afgewezen. In juni 2017 hebben ze Nederland verlaten en zijn teruggekeerd naar Rusland . De moeder was inmiddels uit de gevangenis en de grootouders wilden de zorg van [minderjarige] weer aan haar overdragen, maar er vond een incident met de stiefvader plaats en vervolgens moesten de grootouders en [minderjarige] weer vluchten. Ze kwamen via een mensensmokkelaar terecht op een boerderij in Tsjetsjenië . Daar moest [minderjarige] assisteren bij het vullen van magazijnen van Kalasjnikovs (geweren). Vervolgens zijn grootouders en [minderjarige] doorgereisd naar Oekraïne , waar grootouders plotseling verdwenen. Zij zijn aangehouden bij het oversteken van de grens van de Russische Federatie en zouden strafrechtelijk vervolgens worden. [minderjarige] is na een kort verblijf in Polen, via Oekraïne , naar verzoekers in Nederland gereisd. [minderjarige] heeft op 14 oktober 2017 asiel aangevraagd in Nederland. Het asielverzoek is echter afgewezen en er loopt een beroepsprocedure. Vervolgens werden verzoekers en [minderjarige] bedreigd door de zus van de moeder en haar partner. In december 2017 hebben verzoekers vernomen dat [minderjarige] door de Russische politie wordt gezocht en dat zij in verband met de handelingen die zij in Tsjetsjenië moest doen strafrechtelijk wordt vervolgd in verband met deelname aan activiteiten van een illegale gewapende terroristische groep.

Het standpunt van de ambtenaar van de burgerlijke stand Den Haag

De ambtenaar is ten aanzien van de adoptie geen belanghebbende en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
De ambtenaar stelt dat de geboorteakte met nummer 637, afgegeven op 16 juli 2002 niet voorzien is van een apostille en dat het niet in aanmerking komt voor inschrijving in de registers.
De ambtenaar stelt dat ingevolge Russisch recht verzoekster en patronymicum heeft (tweede voornaam). De wijze waarop deze naam is weergegeven, is in overeenstemming met de voornaam van de vader van degene over wie de akte gaat of het patronymicum is fictief. Uit de geboorteakte van [minderjarige] blijkt dat er geen vader bekend was ten tijde van de geboorte. De ambtenaar vraagt zich af hoe [minderjarige] aan het patronymicum “ [naam] ” is gekomen.
Als [minderjarige] niet aan een gelegaliseerde geboorte akte kan komen of dat niet van haar kan worden gevergd, dan heeft de ambtenaar geen bezwaar tegen vaststelling van de geboortegegevens van [minderjarige] .

Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming

De Raad stelt dat [minderjarige] na vele onrustige jaren eindelijk een thuis en veiligheid heeft gevonden bij verzoekers. [minderjarige] kan niet terug naar Rusland . Haar moeder heeft laten weten dat er geen plek is in haar leven voor [minderjarige] . De verblijfplaats van grootouders is onbekend. [minderjarige] heeft een goed contact opgebouwd met verzoekers. Zij ervaart voor het eerst in haar leven dat zij geliefd en gewenst is en dat zij deel uitmaakt van hun gezin. [minderjarige] functioneert goed op school en behaalt goede cijfers. Zij is altijd op school en heeft er vrienden.
De onrust en onduidelijkheid zorgen wel voor een ernstige belemmering in het functioneren van [minderjarige] . Zij slaapt slecht, is teruggetrokken en heeft depressieve klachten. Wil zij zich optimaal kunnen ontwikkelen dan is er duidelijkheid nodig rondom de asiel- en adoptieprocedure.
De Raad is van mening dat de adoptie in het belang is van [minderjarige] . De Raad acht adoptie door beide pleegouders in het belang van [minderjarige] . De Raad realiseert zich dat pleegmoeder niet ten minste achttien jaar ouder is dan [minderjarige] en dat op basis van de geldende jurisprudentie de rechter niet de vrijheid toekomt om af te wijken van het minimale leeftijdsverschil. De Raad geeft de rechtbank echter in overweging voorbij te gaan aan dit criterium in het belang van [minderjarige] (artikel 3 IVRK). Verzoekers zijn immers met elkaar gehuwd en voeren een gezamenlijk huishouding waarvan [minderjarige] onderdeel uitmaakt.
Derhalve adviseert de Raad het verzoek tot adoptie door verzoekers toe te wijzen dan wel door verzoeker alleen.

Het standpunt van de moeder

De moeder verblijft in Rusland . Uit de overgelegde stukken is gebleken dat verzoekers het vertaalde verzoekschrift, de vertaalde stukken en de oproeping, via Whatsapp aan de moeder hebben toegezonden en dat de moeder hierop heeft gereageerd. De rechtbank is van oordeel dat daarmee voldoende is gebleken dat de moeder op de hoogte is van het verzoek. De moeder heeft ook bij de notaris een verklaring afgelegd dat zij toestemming verleent voor de adoptie van [minderjarige] door pleegouders en zij geeft aan geen plek voor [minderjarige] te hebben in haar gezin.

Het standpunt van Nidos

Ter zitting is door Nidos, (toen nog) voogd, verklaard dat [minderjarige] graag bij het pleeggezin wil behoren. Nidos is ook tevreden over de opvang door pleegouders. [minderjarige] is een kwetsbaar meisje dat aan de buitenkant wel vrolijk lijkt, maar ondertussen erg veel heeft meegemaakt en hulp nodig heeft. Nidos is van mening dat duidelijkheid in deze procedure al veel voor [minderjarige] kan betekenen. Met de Raad is Nidos van mening dat de adoptie door beide pleegouders aansluit bij de werkelijkheid. Beide pleegouders hebben al die tijd voor [minderjarige] gezorgd en doen het fantastisch.

De beoordeling

Verzoekers en [minderjarige] hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland. Verzoekers hebben de Nederlandse nationaliteit. [minderjarige] heeft de Russische nationaliteit. Derhalve is de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 van het wetboek van Burgerlijke rechtsvordering bevoegd kennis te nemen van het onderhavige verzoek. Op grond van het bepaalde in artikel 10:105 lid 1 BW is Nederlands recht van toepassing op de in Nederland uit te spreken adoptie.
Terzake de tweede voornaam van [minderjarige] is ter zitting uitgelegd dat deze inderdaad afkomstig is van de biologische vader van [minderjarige] naar Russisch gebruik. De biologische vader is echter in het geheel niet in het leven van [minderjarige] geweest.
Ingevolge artikel 1:227 BW lid 1 BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Twee personen tezamen kunnen geen verzoek tot adoptie doen, indien zij krachtens artikel 41 geen huwelijk zouden mogen aangaan of krachtens artikel 80a, zesde lid, geen partnerschap zouden mogen aangaan.
Het verzoek door twee personen tezamen kan slechts worden gedaan, indien zij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd. Het verzoek door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, kan slechts worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd. De in de tweede zin bedoelde voorwaarde geldt evenwel niet indien het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en die ouder (lid 2).
Ingevolge artikel 1:227 lid 3 BW kan een verzoek tot adoptie enkel worden toegewezen, indien:
  • de adoptie in het kennelijk belang van het kind is;
  • op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en
  • aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW wordt voldaan.
Samenlevingstermijn
Uit de overgelegde stukken blijkt dat verzoekers gedurende drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd, conform het vereiste in artikel 1:227 lid 1, eerste zin BW.
Kennelijk belang
Uit meerdere bronnen, uit de asielprocedure en uit informatie van de voormalige voogd, blijkt dat [minderjarige] goed gedijt in het gezin van verzoekers. [minderjarige] heeft een hechte relatie met verzoekers en hun kinderen. Het verbreken van deze relatie zou bij [minderjarige] een onmeetbare schade verrichten. Zij heeft veel meegemaakt maar heeft het geluk dat zij terecht is gekomen in een warm nest. De opvoeding van [minderjarige] bij verzoekers heeft alle kenmerken van een goed ouderschap. Het is van groot belang dat deze situatie verstevigd wordt met een juridische grondslag, te weten de adoptie.
Naar het oordeel van de rechtbank is de adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige] . Door de adoptie ontstaat een formele familierechtelijke betrekking tussen haar en verzoekers. [minderjarige] maakt sinds 2017 deel uit van het gezin van verzoekers. [minderjarige] heeft zich gehecht aan haar verzorgers en is ingegroeid in het gezin en in de familie. Verzoekers dragen de zorg voor haar. [minderjarige] hoort bij het gezin en verzoekers willen deze situatie graag formaliseren. Daarbij komt dat de Raad voor de Kinderbescherming een positief advies heeft uitgebracht over de adoptie van [minderjarige] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat het in het kennelijk belang van [minderjarige] is dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke ontstane familieband tussen haar en verzoekers en dat het in haar belang is dat zij door verzoekers wordt geadopteerd.
Verwachting van de moeder
Uit alle stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is duidelijk dat [minderjarige] niets meer van haar moeder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De moeder heeft laten weten dat er geen plek is voor [minderjarige] in het gezin van de moeder, dat de situatie al moeilijk genoeg is en dat zij niet wil dat [minderjarige] terugkomt. Zij heeft ten overstaan van een Russische notaris verklaard dat zij toestemming geeft voor adoptie van [minderjarige] .
Voorwaarden 1:228 BW
Op grond van artikel 1:228 lid 1 BW dient aan de navolgende voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:
a. dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
b. dat het kind niet een kleinkind van een adoptant is;
c. dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e. dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f. dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;
g. dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
[minderjarige] was op het moment van indiening van het verzoek tot adoptie minderjarig. Zij heeft tegenover een lid van meervoudige kamer verklaard dat zij graag door de pleegouders geadopteerd wil worden zodat zij daarmee onderdeel van het gezin wordt. Verder staat vast dat [minderjarige] geen kleinkind is van verzoekers en dat verzoeker minimaal 18 jaren ouder dan [minderjarige] . Voorts is vereist dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt. Op grond van het bepaalde in artikel 10:105 lid 2 BW is op de toestemming dan wel de raadpleging of voorlichting van de ouders van het kind of van andere personen of instellingen van toepassing het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit.
Blijkens de overgelegde documenten is de nationaliteit van [minderjarige] de Russische . Deze vraag dient derhalve naar Russisch recht beoordeeld te worden.
Volgens Russisch recht is toestemming van de moeder voor adoptie vereist. Deze kan mondeling worden gegeven ten overstaan van de rechtbank of zij kan een schriftelijke verklaring afgeven bij een notaris in Rusland . De moeder heeft bij een notaris in Rusland een verklaring afgelegd waarin zij toestemming geeft voor adoptie van [minderjarige] .
De moeder had ten tijde van de indiening van het verzoek tot adoptie de leeftijd van zestien jaren had bereikt. [minderjarige] staat sinds december 2017 op het adres van verzoekers ingeschreven en verzoekers zorgen in ieder geval vanaf die datum voor [minderjarige] . Derhalve is aan de verzorgingstermijn van een jaar voldaan. Tot slot is vereist dat de moeder niet langer het gezag over [minderjarige] uitoefent. Bij beschikking van 7 februari 2020 is het gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd en zijn pleegouders (verzoekers) belast met de voogdij.
Op basis van het voorgaande kan de adoptie door verzoeker van [minderjarige] toegewezen worden. De vraag die moet worden beantwoord is of verzoekster eveneens [minderjarige] kan adopteren, nu tussen verzoekster en [minderjarige] minder dan 18 jaren verschil zit. Zowel de Raad, Nidos als verzoekers verzoeken een uitzondering te maken en adoptie door verzoekster wel toe te staan op grond van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK).
In artikel 3 IVRK is bepaald dat bij het nemen van een beslissingen over kinderen (dus ook tot het overgaan van adoptie) de belangen van het kind voorop staan. Het kind dat niet verblijft in het eigen gezin heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief. [minderjarige] heeft veel onveiligheid en onrust in haar leven meegemaakt. Zij heeft hier last van gekregen en heeft meer dan de meeste kinderen het nodig dat er rust en duidelijkheid in haar woonplek is en over de vraag op wie zij kan terugvallen. In dit geval zijn beide verzoekers een belangrijke steunpilaar in haar leven. De relatie tussen [minderjarige] en pleegmoeder is goed en mede door toedoen van de pleegmoeder is bij [minderjarige] het gevoel ontstaan geliefd te zijn. De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat pleegmoeder niet minimaal 18 jaar ouder is van [minderjarige] , maar 17 jaar en 7 dagen, onvoldoende reden is om de adoptie door pleegmoeder af te wijzen. Het is voor [minderjarige] van groot belang dat beide pleegouders haar adopteren, nu zij haar beiden opgevangen hebben, belangrijk zijn voor haar en het maken van onderscheid niet in haar belang is. Daar komt bij dat het slechts een minimaal verschil is, van nog geen jaar.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het primaire verzoek, te weten de adoptie door beide verzoekers, zal worden toegewezen.

De beslissing

De rechtbank:
spreekt uit de adoptie van:
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Rusland ,
door
[verzoeker 1] en [verzoeker 2];
gelast de ambtenaar van de Burgerlijke Stand in de gemeente Den Haag een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank daartoe een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand te Den Haag zal zenden, zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Kuijpers, voorzitter en mrs. A.A.M. Bögemann en T. ter Brugge, rechters, in tegenwoordigheid van A. de Wijse-Hageman LLB als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2020.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.