In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 februari 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die in 1995 was veroordeeld tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wegens doodslag. De officier van justitie had op 30 december 2019 verzocht om verlenging van de maatregel met één jaar. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende adviezen van de kliniek, waarin werd aangegeven dat de betrokkene een beperkt probleembesef heeft en dat er sprake is van psychotische waanproblematiek die het recidivegevaar vergroot. Ondanks eerdere plannen voor een 'geruisloze overgang' naar de reguliere geestelijke gezondheidszorg, heeft de rechtbank besloten de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen. Dit besluit is genomen in het licht van de onduidelijkheden en onzekerheden rondom de nieuwe forensische zorgwetten, die de verantwoordelijkheden en de uitvoering van zorg voor de betrokkene beïnvloeden. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de maatregel vereisen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de argumenten van de officier van justitie en de raadsvrouw van de betrokkene in overweging hebben genomen. De rechtbank concludeerde dat een naadloze overgang naar een civiel kader op dat moment niet verantwoord was, gezien het recidiverisico en de huidige situatie in de kliniek.