ECLI:NL:RBGEL:2020:1417

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 februari 2020
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
05/075236-94
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling in verband met onduidelijkheid over nieuwe forensische zorgwetten

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 februari 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die in 1995 was veroordeeld tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wegens doodslag. De officier van justitie had op 30 december 2019 verzocht om verlenging van de maatregel met één jaar. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende adviezen van de kliniek, waarin werd aangegeven dat de betrokkene een beperkt probleembesef heeft en dat er sprake is van psychotische waanproblematiek die het recidivegevaar vergroot. Ondanks eerdere plannen voor een 'geruisloze overgang' naar de reguliere geestelijke gezondheidszorg, heeft de rechtbank besloten de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen. Dit besluit is genomen in het licht van de onduidelijkheden en onzekerheden rondom de nieuwe forensische zorgwetten, die de verantwoordelijkheden en de uitvoering van zorg voor de betrokkene beïnvloeden. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de maatregel vereisen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de argumenten van de officier van justitie en de raadsvrouw van de betrokkene in overweging hebben genomen. De rechtbank concludeerde dat een naadloze overgang naar een civiel kader op dat moment niet verantwoord was, gezien het recidiverisico en de huidige situatie in de kliniek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/075236-94
Datum uitspraak: 28 februari 2020
Beslissingvan de meervoudige kamer op de vordering ingevolge artikel 6.6.10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene] geboren op [geboortedag] 1961 te [geboorteplaats] ,

thans verblijvende [verblijfadres] .
Raadsvrouw: mr. J. Steenbrink, advocaat te Arnhem.

Procedure

Betrokkene is op 17 januari 1995 bij vonnis van de rechtbank te Arnhem veroordeeld tot (onder meer) terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege ter zake van doodslag. Deze maatregel is ingegaan op 1 februari 1996 en het laatst verlengd bij beslissing van de rechtbank van 23 februari 2018.
Bij vordering van 30 december 2019, bij de griffie van deze rechtbank ingekomen op dezelfde datum, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel wordt verlengd voor de duur van één jaar.
Omdat op voorhand bekend was dat betrokkene niet in staat zou zijn ter zitting te verschijnen heeft op 10 februari 2020 een rogatoir verhoor plaatsgevonden in de kliniek.

Het onderzoek ter zitting

Ter zitting van 14 februari 2020 zijn gehoord:
- de raadsvrouw mr. S. Grilk;
- de deskundige A.A.T. de Wijs , verpleegkundig specialist, en
- de officier van justitie, mr. A. Waterman.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting de vordering toegelicht en daarin volhard.

Het standpunt van betrokkene

De raadsvrouw van betrokkene heeft het volgende aangevoerd. Hoewel betrokkene zijn leven graag anders zou zien, kan hij zich wel vinden in een verlenging van een jaar met de kanttekening dat betrokkene graag in de huidige kliniek wil blijven en het liefst op civiele titel.

De beoordeling

De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het verlengingsadvies van de kliniek van 11 november 2019, een aanvullend verlengingsadvies van 28 januari 2020 en een afschrift van de aantekeningen, beide als bedoeld in artikel 509o, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. In het aanvullend verlengingsadvies wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te verlengen met één jaar.
In eerstgenoemd advies staat -onder meer- het volgende vermeld:
“Betrokkene heeft een beperkt probleembesef. Hij is bekend met een uitgebreid en reeds lang bestaand waansysteem rond het koningshuis. Dit waansysteem blijft, ondanks het gebruik van antipsychotica, aanwezig. Daarnaast is er sprake van bevelshallucinaties, waar hij geen weerstand aan kan bieden. Vanuit zijn waansysteem is betrokkene er nog steeds van overtuigd dat prinses Beatrix feitelijk de echte schuldige is achter het indexdelict. Deze psychotische waanproblematiek staat aan de basis van het recidivegevaar. Betrokkene kan, zonder medicatie en realiteitstoetsing door professionals, onder invloed van zijn psychotische wanen en hallucinaties snel gewelddadig worden. Betrokkene heeft geen enkel ziekte-inzicht en is op eigen initiatief niet open over zijn hallucinaties en de opdrachten die hij krijgt vanuit zijn belevingen, waardoor het risico op een levensdelict door ons als hoog ingeschat wordt. In dit kader wordt een gedwongen opname voor de lange termijn geïndiceerd geacht.
(..)
Op basis van het behandelverloop kan gesteld worden dat betrokkene blijvend toezicht en zorg nodig zal hebben. Eerder zijn de mogelijkheden van doorplaatsing naar een vervolgsetting onderzocht. Het niet hebben van onbegeleid verlof was daarbij steeds een struikelblok. Inmiddels is het team van mening dat doorplaatsing naar een andere setting niet haalbaar is c.q. verantwoord wordt geacht. Langdurig verblijf in de huidige setting lijkt ons het meest aangewezen. Middels medicatiebeleid, externe structuur, begeleiding, vermijden van prikkels kunnen risico’s door betrokkene en het team voldoende gemanaged worden. Binnen het team is sprake van voortdurende alertheid. Het risico op gewelddadige recidive in de kliniek wordt laag tot matig geacht.“
In het aanvullend verlengingsadvies van 28 januari 2020 staat -onder meer- het volgende vermeld:
“In ons advies hebben wij geadviseerd de huidige tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege te beëindigen, met een naadloze overgang in een voorlopige machtiging in een BOPZ-kader, conform het advies van de zorgconferentie december 2018. Echter, als gevolg van de veranderde wet verplichte GGZ die sinds 01-01-2020 van kracht is, twijfelen wij over het door ons ingediende advies. Een overgang naar een zorgmachtiging is ons inziens niet verantwoord onder de nieuwe wetgeving, daar er op dit moment onvoldoende zicht is op garantie dat de zorgmachtiging bij voortduring verlengd kan worden gezien het recidiverisico. Derhalve adviseert de Woenselse Poort de tbs met bevel tot verpleging van overheidswege met 1 jaar te verlengen.“
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van een psychologische rapportage van [naam psycholoog] van 4 oktober 2019 en een psychiatrische rapportage van [naam psychiater] van 27 augustus 2019.
Uit de rapporten van de psycholoog en psychiater volgt dat betrokkene geweigerd heeft om mee te werken aan het onderzoek. Hierdoor hebben de deskundigen niet zelfstandig onderzoek kunnen doen.
Ter zitting heeft deskundige A.A.T. de Wijs het verlengingsadvies aangevuld in die zin dat oorspronkelijk naar aanleiding van de zorgconferentie in 2018 besloten was tot doorgeleiding naar de Wet verplichte GGZ, maar hiervan op instructie van het ministerie van Justitie en Veiligheid, afdeling DIZ, is afgezien vanwege de onduidelijkheden en onzekerheden over (de praktische uitvoering van) deze nieuwe wetgeving. Het gaat daarbij vooral om de duur van de opnamemachtiging en de mogelijkheden tot verlenging. Eind van dit jaar wordt een nieuwe zorgconferentie gehouden om te kijken welke mogelijkheden er zijn. Ook de concrete uitwerking van de Wet langdurige zorg, die op 1 januari 2021 in werking zal treden, is hierbij van belang. In de praktijk loopt men tegen veel, procedurele, bureaucratische en financiële problemen aan die nog amper te overzien zijn. Psychiaters geven aan dat ze met deze wet niet kunnen werken en er is sprake van een reparatiewet die zou worden ingediend. In die omstandigheden vonden DIZ en het openbaar ministerie het beter de ontwikkelingen af te wachten.
In de tussentijd zal de kliniek zich voornamelijk bezig houden met de kwaliteit van leven van betrokkene, zoals het contactherstel met de beide dochters van betrokkene.
De officier van justitie heeft een en ander bevestigd. Er moet zekerheid zijn dat er echt een goed kader is en blijft. Nu is het zo dat het openbaar ministerie, naar het zich laat aanzien, na 6 maanden zorgmachtiging de regie kwijt is en dat de directeur van de instelling, althans de geestelijke gezondheidszorg de zeggenschap overneemt. Het is inderdaad zo dat er in de uitvoering allerlei problemen opdoemen. Juist in deze zaak moeten wij onze vingers daar niet aan branden, mede gelet op het voortdurende recidiverisico, aldus de officier van justitie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat – gelet op het voorgaande en op grond van de omstandigheid dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd in verband met een veroordeling voor een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer perso(o)n(en) – de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen een verlenging van de maatregel vereist en wel met een periode van 1 (één) jaar. Gelet op het advies van de kliniek en de toelichting van de deskundige op zitting is een naadloze doorgeleiding naar een civiel kader op dit moment niet aan de orde.

De beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]met
1 (één) jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.C. Leemreize, als voorzitter, mr. F.J.H. Hovens en mr. W. Bruins, als rechters in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2020.
mr. H.C. Leemreize is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.