In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen een in Duitsland woonachtige moeder en haar minderjarige dochter, die in Nederland verblijft. De moeder is betrokken bij een 'high-profile' strafrechtelijke procedure en neemt deel aan een getuigenbeschermingsprogramma. Vanwege de veiligheid van betrokkenen zijn details van het verzoek, het verweer en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming weggelaten. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.E.I.K. Jaminon, verzocht om een omgangsregeling, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. E.N. Mulder, zich daartegen verzet.
De kinderrechter heeft overwogen dat de moeder in een situatie verkeert die niet alleen haar eigen veiligheid, maar ook die van de minderjarige in gevaar kan brengen. De moeder is betrokken bij een strafzaak die ernstige feiten betreft, wat leidt tot een milieu van criminaliteit en gevaar. De kinderrechter concludeert dat de omgang met de moeder niet in het belang van de minderjarige is, gezien de onduidelijkheid over de veiligheid en de emotionele belasting die een omgangsregeling met zich mee zou brengen.
De kinderrechter heeft ook vastgesteld dat de moeder in het verleden een beperkte en onbetrouwbare factor in het leven van de minderjarige is geweest. Daarom is besloten het verzoek van de moeder af te wijzen en de vader het recht te geven op een veilige en rustige omgeving voor de minderjarige. De rechtbank heeft wel toegestaan dat de moeder eenmaal per week telefonisch contact kan hebben met de minderjarige, waarbij het initiatief bij de moeder ligt. De kosten van het geding worden gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen.