ECLI:NL:RBGEL:2020:1398

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
05/740365-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring van ontuchtige handelingen met minderjarige dochter

Op 25 februari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter. De rechtbank achtte de man schuldig aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn dochter, geboren in 2003, in de periode van 20 april 2017 tot en met 28 november 2017. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van seksuele handelingen, waaronder het betasten van de borsten en billen van het slachtoffer, het kussen en likken van de borsten en het tongzoenen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangifte van het slachtoffer, het proces-verbaal van bevindingen en de verklaring van de verdachte tijdens de terechtzitting.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bekennende verdachte en volstond met een opgave van de bewijsmiddelen. De bewezenverklaring leidde tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontucht met zijn minderjarige kind, meermalen gepleegd. De rechtbank overwoog dat het feit strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze gepleegd zijn, en de persoon van de verdachte. De verdachte had verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag en had een behandeling voor zijn seksuele parafilie ondergaan. De rechtbank besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van drie jaar, alsook een werkstraf van 200 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-nakoming. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/740365-18
Datum uitspraak : 25 februari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1965 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 februari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 april 2017 t/m 28 november 2017 te Arnhem, althans in Nederland en/of te Griekenland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2003,
door
- met de vinger(s) en/of de hand(en) de billen van die [slachtoffer] te betasten en/of te strelen en/of
- met de vinger(s) en/of de hand(en) de borsten van die [slachtoffer] te betasten en/of te strelen en/of in de borsten van die [slachtoffer] te knijpen en/of
- de borsten en/of tepels van die [slachtoffer] te kussen en/of te likken en/of
- die [slachtoffer] te (tong)zoenen en/of
- met de kleding aan op en/of onder en/of naast die [slachtoffer] te gaan liggen en (vervolgens) tegen die [slachtoffer] aan te rijden (droogneuken).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] namens [slachtoffer] , p. 15-19;
- het proces-verbaal van bevindingen (studiogesprek slachtoffer), p. 24-25 en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 februari 2020.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 20 april 2017 t/m 28 november 2017 te Arnhem,
althans in Nederlanden
/ofte Griekenland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2003,
door
- met
de vinger(s) en/ofde hand
(en
)de billen van die [slachtoffer] te betasten
en/of te strelenen
/of
- met
de vinger(s) en/ofde hand
(en
)de borsten van die [slachtoffer] te betasten
en/of te strelen en
/ofin de borsten van die [slachtoffer] te knijpen en
/of
- de borsten en
/oftepels van die [slachtoffer] te kussen en
/ofte likken en
/of
- die [slachtoffer] te
(tong
)zoenen en
/of
- met de kleding aan op en
/ofonder en
/ofnaast die [slachtoffer] te gaan liggen en
(vervolgens
)tegen die [slachtoffer] aan te rijden (droogneuken).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 200 uur gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft verklaard zich te kunnen vinden in de door de officier van justitie gevorderde straf.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 31 december 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 25 november 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode van 20 april tot en met 28 november 2017 op verschillende momenten ontuchtige handelingen gepleegd met zijn toen veertienjarige dochter. Hij heeft herhaaldelijk haar borsten en billen betast, haar tepels gezoend, tegen haar aan gereden en met haar getongzoend. Hierdoor heeft verdachte de lichamelijke integriteit en ongestoorde en vrije seksuele ontwikkeling van zijn opgroeiende dochter op ernstige wijze geschonden. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later ernstige nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Door zijn handelswijze heeft verdachte bovendien misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem als vader mocht worden gesteld. Verdachte heeft aldus volledig miskend dat kinderen juist bescherming behoeven tegen seksuele benaderingen door volwassenen en daarom moeten kunnen rekenen op die bescherming juist door hun ouders. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Met betrekking tot de persoon van verdachte is door de reclassering een rapport opgemaakt. Daaruit blijkt onder meer dat verdachte verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag en op eigen initiatief een behandeling heeft gevolgd voor zijn seksuele parafilie. Verdachte is in maart 2018 gestart met deze behandeling bij de GGZ [naam 1] en heeft sindsdien vrijwel wekelijks behandelcontact gehad. Uit het contact met de behandelaar volgt dat verdachte zich tijdens de behandeling open heeft opgesteld, aan inzicht heeft gewonnen en kon reflecteren op wat er is gebeurd. Zijn assertiviteit moet nog wel verder groeien, ook richting verkenning van seksualiteit. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Gelet hierop heeft de reclassering aangegeven verdere bemoeienis niet noodzakelijk te vinden en geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Hoewel in de regel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor een dergelijk ernstig feit, ziet de rechtbank redenen om hier in dit geval van af te wijken. Verdachte heeft, in antwoord op vragen van zijn ex-vrouw, direct bekend dat hij ontucht heeft gepleegd met hun minderjarige dochter. Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte vervolgens, meteen na het bekend worden van het strafbare feit, op eigen initiatief is gestart met een behandeling. Deze behandeling heeft hij inmiddels succesvol afgerond. Verdachte heeft hiermee laten zien verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag en aan zichzelf te willen werken om herhaling te voorkomen. Gelet hierop en daarbij in aanmerking genomen de ouderdom van het feit, ziet de rechtbank in dit specifieke geval geen aanleiding meer om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alles afwegende vindt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van 3 jaar een passende straf. Dit om verdachte te weerhouden soortgelijke feiten te plegen. Tevens vindt de rechtbank een werkstraf van 200 uur op zijn plaats, bij niet voldoen te vervangen door 100 dagen hechtenis.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 en daarnaast tot een
werkstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E. Venema (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, afdeling thematische opsporing, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017549202, gesloten op 11 juli 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.