ECLI:NL:RBGEL:2020:1364

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
05/760001-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in militaire strafzaak met afwijzing van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak, behandeld door de meervoudige militaire kamer van de Rechtbank Gelderland, is op 24 februari 2020 uitspraak gedaan over een ontnemingsvordering van de officier van justitie tegen de veroordeelde. De zaak betreft een vordering tot betaling van een bedrag dat door de officier van justitie is gesteld op € 22.200,00, als wederrechtelijk verkregen voordeel. De zittingen vonden plaats op 28 januari 2019 en 10 februari 2020, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.B.G. van Kleef.

Tijdens de zitting op 10 februari 2020 heeft de officier van justitie de vordering aangepast en het bedrag verlaagd naar € 4.300,00. De officier voerde aan dat de veroordeelde onrechtmatig negen kentekens en vijfentwintig personen had bevraagd. De verdediging heeft echter betoogd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de veroordeelde giften heeft aangenomen voor deze bevragingen. Subsidiair werd verzocht om de vordering te matigen.

De militaire kamer heeft kennisgenomen van het vonnis van 24 februari 2020, waarbij de veroordeelde is vrijgesproken van het feit waarop de ontnemingsvordering is gebaseerd. Gezien het ontbreken van bewijs voor wederrechtelijk verkregen voordeel, heeft de militaire kamer de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De beslissing werd uitgesproken door de voorzitter en de rechters, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760001-16
Datum zittingen : 28 januari 2019 en 10 februari 2020
Datum uitspraak : 24 februari 2020
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
adres : [adres]
raadsman : mr. L.J.B.G. van Kleef, advocaat te Amsterdam.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de militaire kamer het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is gesteld op € 22.200,00.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 28 januari 2019 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aangekondigd en ter terechtzitting van 10 februari 2020 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 10 februari 2020 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. L.J.B.G. van Kleef, voornoemd.
De officier van justitie, mr. [naam 1] , heeft ter terechtzitting de vordering aangepast en heeft gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 4.300,00. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat zij weliswaar de rekenmethode van de Rijksrecherche hanteert, maar ervan uitgaat dat veroordeelde negen kentekens en vijfentwintig personen onrechtmatig heeft bevraagd.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. De raadsman heeft primair aangevoerd dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat veroordeelde giften heeft aangenomen voor deze bevragingen. Indien de militaire kamer van oordeel is dat hier wel sprake van is, heeft de verdediging subsidiair verzocht om de vordering te matigen.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de militaire kamer kennisgenomen van het op 24 februari 2020 tegen veroordeelde gewezen vonnis waarbij hij is vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit waarop de officier van justitie de vordering op heeft gebaseerd.
Nu niet is gebleken van enig wederrechtelijk verkregen voordeel is de militaire kamer van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen.

5.De beslissing

De militaire kamer:
wijst afde vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aldus gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter) en mr. G.W.B. Heijmans, rechters, en Kolonel mr. H.C.M. Snellen, militair lid, en mr. S. de Rooij, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 februari 2020.
Zijnde mr. Quak en kolonel mr. Snellen buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.