Uitspraak
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, behandeld door de meervoudige militaire kamer van de Rechtbank Gelderland, is op 24 februari 2020 uitspraak gedaan over een ontnemingsvordering van de officier van justitie tegen de veroordeelde. De zaak betreft een vordering tot betaling van een bedrag dat door de officier van justitie is gesteld op € 22.200,00, als wederrechtelijk verkregen voordeel. De zittingen vonden plaats op 28 januari 2019 en 10 februari 2020, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.B.G. van Kleef.
Tijdens de zitting op 10 februari 2020 heeft de officier van justitie de vordering aangepast en het bedrag verlaagd naar € 4.300,00. De officier voerde aan dat de veroordeelde onrechtmatig negen kentekens en vijfentwintig personen had bevraagd. De verdediging heeft echter betoogd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de veroordeelde giften heeft aangenomen voor deze bevragingen. Subsidiair werd verzocht om de vordering te matigen.
De militaire kamer heeft kennisgenomen van het vonnis van 24 februari 2020, waarbij de veroordeelde is vrijgesproken van het feit waarop de ontnemingsvordering is gebaseerd. Gezien het ontbreken van bewijs voor wederrechtelijk verkregen voordeel, heeft de militaire kamer de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De beslissing werd uitgesproken door de voorzitter en de rechters, met de griffier aanwezig.