Uitspraak
wonende te Helmond,
eiseres van de vordering,
verweerster op de tegenvordering,
hierna te noemen: [eiseres / verweerster op de tegenvordering],
advocaat mr. T. Kroes te Utrecht,
wonende te Nijmegen,
verweerder op de vordering,
eiser van de tegenvordering,
hierna te noemen: [verweerder op de vordering / eiser van de tegenvordering],
advocaat mr. D. Dekker.
1.De procedure
2.De feiten
€ 100.000,00 geleend. Partijen hebben in dat kader op die datum een schuldbekentenis ondertekend. In deze schuldbekentenis staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
De ondergetekende:
Ha [eiseres / verweerster op de tegenvordering],
(...) Inmiddels heb je aangegeven graag op de [adres 1] te gaan wonen. Het gaat nu niet meer over de keus of het wilt hebben maar over de indeling, klopt toch?. Je hebt aangegeven iemand mee te willen laten kijken. (...)
(...) Ik geloof dat je beschrijving wel zo ongeveer klopt ;
Als hij dadelijk een andere klus heeft (...) ik echt een mega probleem [heb] en jij daarmee indirect ook”.
print screenvan de e-mailinbox van [verweerder op de vordering / eiser van de tegenvordering] (productie 8 bij verweerschrift) volgt dat de door [eiseres / verweerster op de tegenvordering] ingeschakelde architect, de heer [naam architect] (hierna: [naam architect]), op 21 november 2017 op verzoek van [eiseres / verweerster op de tegenvordering] aan [verweerder op de vordering / eiser van de tegenvordering] een tekening heeft gestuurd.
(...) Ha [eiseres / verweerster op de tegenvordering],
een buffer ter overbrugging voor mij” gevraagd. Omstreeks diezelfde datum heeft [eiseres / verweerster op de tegenvordering] een tweetal facturen voldaan die door de leveranciers op naam zijn gesteld van (de vennootschap van) [verweerder op de vordering / eiser van de tegenvordering]. Het betreft een factuur van 20 oktober 2017 van [naam] ten bedrage van € 2.631,62 en een factuur van 19 oktober 2017 van [naam 2] ten bedrage van € 2.081,41. Deze facturen hebben betrekking op de verbouwing van de woning.
We zijn volop gestart met de verbouwingen conform de tekeningen.”. In diezelfde e-mail stelt hij een aantal vragen, onder meer over de deur naar de gang, de trap in de woonkamer, de uitsparing in de wand, de wc en de lichtkoepels. [naam architect] beantwoordt die mail en de daarin gestelde vragen dezelfde dag en kondigt aan dat [verweerder op de vordering / eiser van de tegenvordering] de gewijzigde tekeningen in het [aanstaande, rb] weekend ontvangt. Op 18 december 2017 stuurt [naam architect] aan [verweerder op de vordering / eiser van de tegenvordering] de aangekondigde schets van een mogelijke indeling.
(...)
(...) Moraal van het verhaal :
(...) 3 februari heb ik mijn mail herhaalt en de zaken die werkelijk essentieel zijn nogmaals kort omschreven.
(...) Ik betwist deze volgens jou gemaakte afspraken/stellingen en reageer hieronder puntsgewijs.
€ 100.000,00 en de daarover verschuldigde rente. In deze brief is tevens aangekondigd dat aanspraak zal worden gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ad
€ 2.190,10.
€ 100.000,00, het in 2.13 bedoelde bedrag van € 15.000,00 en de in 2.11 bedoelde factuurbedragen, alsmede op de daarover verschuldigde rentebedragen. Daarbij is tevens aanspraak gemaakt op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 2.067,51.
3.De vordering
€ 4.712,03), welk bedrag [verweerder op de vordering / eiser van de tegenvordering] zo spoedig mogelijk zou terugbetalen, hetgeen hij heeft nagelaten. [eiseres / verweerster op de tegenvordering] maakt aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente over laatstgenoemd bedrag, aangezien [verweerder op de vordering / eiser van de tegenvordering] met de voldoening daarvan in verzuim is. Tot slot vordert [eiseres / verweerster op de tegenvordering] vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten (€ 2.067,51), aangezien zij haar vorderingen uit handen heeft moeten geven.
4.Het verweer op de vordering
5.De tegenvordering
6.Het verweer op de tegenvordering
7.De beoordeling
€ 2.800,00 teniet gaat en aldus een bedrag van € 97.200,00 zal worden toegewezen,
1 oktober 2019 in het kader van opeisbaarheid geen betekenis toekomt.
€ 15.000,00 dan ook op 12 maart 2019 (en niet 4 maart 2019, zoals [eiseres / verweerster op de tegenvordering] abusievelijk heeft vermeld) opeisbaar geworden.
3.414,00(2 punten × tarief € 1.707,00)
We volop [zijn] gestart met de verbouwingen conform de tekeningen.” Twee weken daarvoor, op 3 december 2017 (2.10), hadden de tekeningen van [naam architect] kennelijk nog een andere status, aangezien [verweerder op de vordering / eiser van de tegenvordering] toen bij [eiseres / verweerster op de tegenvordering] de vraag neerlegde of “
(...) de tekening van de architect hetgeen [is] hoe het nu moet worden?” Daarmee staat eveneens vast dat er voor 15 december 2017 geen werkzaamheden aan de woning zijn verricht op basis van een door of namens [eiseres / verweerster op de tegenvordering] aangeleverd plan (schetsontwerp).
Op dit moment dan ook jouw bouwplan niet verder [wordt] uitgevoerd omdat o.a. verdere voorfinanciering van jouw bouwplan door mij niet mogelijk is.” [verweerder op de vordering / eiser van de tegenvordering] kondigt aan dat hij [eiseres / verweerster op de tegenvordering] een rekening zal sturen voor de reeds gemaakte en deels door hem voorgefinancierde kosten van de uitvoering van [eiseres / verweerster op de tegenvordering]’ bouwplan.
NJ2005, 467). In dit arrest heeft de Hoge Raad tevens overwogen dat de hiervoor genoemde maatstaf streng en terughoudend moet worden toegepast.
NJ-noot Brunner bij Hoge Raad 24 maart 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1674).
€ 2.800,00 verschuldigd is.