ECLI:NL:RBGEL:2020:1250

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
NL19.1533
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen busondernemingen over de overdracht van bussen, facturen en beschikkingsonbevoegdheid

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee busondernemingen, MM Travel V.O.F. en VDB Business B.V., over de overdracht van bussen en de betaling van facturen. MM Travel, vertegenwoordigd door mr. M. van Egmond, vordert betaling van openstaande bedragen van VDB, die wordt bijgestaan door mr. A.J. Verweij. De procedure is gestart na een intentieverklaring tussen de partijen op 29 december 2017, waarin afspraken zijn gemaakt over de overdracht van bussen en de bijbehorende betalingen. MM Travel stelt dat VDB haar verplichtingen niet is nagekomen, waaronder het betalen van leasetermijnen en andere kosten. VDB heeft op haar beurt tegenvorderingen ingesteld, waarin zij stelt dat zij onterecht bedragen aan MM Travel heeft betaald en dat MM Travel wanprestatie heeft gepleegd.

De rechtbank heeft de feiten en de stellingen van beide partijen zorgvuldig onderzocht. Het vonnis van 26 februari 2020 oordeelt dat MM Travel recht heeft op betaling van een bedrag van € 50.282,46, vermeerderd met wettelijke rente. VDB wordt veroordeeld tot betaling van de maandelijkse wegenbelasting en verzekeringspremie voor de Jonckheere bus, evenals de proceskosten. De tegenvorderingen van VDB worden afgewezen, met uitzondering van een erkenning van een boete die door MM Travel is erkend. De rechtbank concludeert dat de overeenkomst tussen de partijen geldig is en dat VDB haar verplichtingen niet is nagekomen, waardoor MM Travel gerechtigd is om de uitvoering van haar verplichtingen op te schorten totdat aan de betalingsverplichtingen is voldaan.

Uitspraak

vonnis
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer: NL19.1533
Vonnis van 26 februari 2020
in de zaak van

1.de vennootschap onder firma MM TRAVEL V.O.F.,gevestigd te Dalfsen,2. [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2],wonende te Oosterwolde,3. [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 3],wonende te Dalfsen,eisers van de vordering,verweerders op de tegenvordering,hierna gezamenlijk te noemen: MM Travel en afzonderlijk van elkaar respectievelijk MM Travel vof, [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] en [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 3],advocaat mr. M. van Egmond (voorheen mr. G. Schraa) te Heerenveen,

tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VDB BUSINESS B.V.,
gevestigd te Harderwijk,
verweerster op de vordering,
eiseres van de tegenvordering,
hierna te noemen: VDB,
advocaat mr. A.J. Verweij te Ermelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het incidenteel vonnis van 5 juni 2019
- het verweerschrift tevens bevattende een voorwaardelijke eis in reconventie en een eis in reconventie
- het verweerschrift in (voorwaardelijke) reconventie, tevens inhoudende akte overlegging producties
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 18 december 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
MM Travel vof exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met het organiseren van busreizen en ongeregeld personenvervoer over de weg (productie 1 van MM Travel). [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 3] en [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] zijn de vennoten van MM Travel vof.
2.2.
VDB exploiteert eveneens een onderneming die zich onder meer bezighoudt met ongeregeld personenvervoer over de weg, waaronder het verhuren van bussen met chauffeur en taxivervoer (productie 2 van MM Travel).
2.3.
Op enig moment zijn partijen met elkaar in gesprek gegaan om te bezien of zij konden gaan samenwerken.
2.4.
Op 29 december 2017 hebben [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 3] en [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] namens MM Travel vof en de heer
[naam bestuurder van VDB], bestuurder van VDB, namens VDB een intentieverklaring getekend (productie 3 van MM Travel) waarin het volgende is bepaald:

Hierbij komen wij overeen dat:
- VDB recreatiegorep 2 bussen + 8 persoonsbusje overneemt (zie facturen)
- MM Travel het werk dat met deze bussen gereden is/wordt overdraagt aan VDB recreatiegroep.
- [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] minimaal 1 dag per week (gemiddeld) in Ermelo op kantoor aanwezig is voor deze overdracht en overige werkzaamheden.
- [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 3] en [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] een deel van de (rij) werkzaamheden, in overleg zelf voor hun rekening blijven nemen. En daarnaast ook ingehuurd kunnen worden door de VDB recreatiegroep.
- Minimaal 1 bus in Dalfsen gestationeerd blijft i.v.m. de verdeling van het werk en de treinstremmingen rondom Zwolle.
(…)
Daarnaast is door [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 3], [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] en [naam bestuurder van VDB] een formulier ondertekend (productie 4 van MM Travel) waarop staat:

Betaal afspraak VDB Holiday - MM Travel
Week 2/ 8/1 afrekenen Viano
Week 3 16/1 afrekenen van Hool
Week 6 afrekenen Jonkheer € 21780,-
Week 10 afrekenen Jonkheer € 21780,-
Restant Jonkheer 12 maanden lease a € 2100,- p/m maandelijks vanaf januari 2018.
Restant Viano € 3000,- € 1500,- week 2 en € 1500,- in week 3.
2.5.
Bij facturen van 29 december 2017 (productie 5 van MM Travel) heeft MM Travel vof aan VDB € 7.865,00 inclusief btw in rekening gebracht voor een bus “
MB Viano 8 persoons”, € 21.780,00 inclusief btw voor een bus “
van Hool rolstoelbus” en € 43.560,00 inclusief btw (€ 36.000,00 exclusief btw) voor een bus “
Jonckheere rolstoelbus 59 persoons” (hierna ook: de Jockheere bus). In de factuur met betrekking tot de Jonckheere bus is vermeld: “
Eenmalig € 36.000,- excl. BTW, daarna 12 x € 2100,-”.
2.6.
Begin 2018 zijn de bussen Viano en Van Hool door MM Travel vof op naam van VDB gezet. De Jonckheere bus is toen niet op naam van VDB gezet. MM Travel vof heeft wel geregeld dat [naam 4] (hierna ook: [naam 4]), waarvan zij de Jonckheere bus least, toestemming gaf voor de verkoop. In een brief van 12 december 2018 (productie 10 van MM Travel) heeft [naam 4] dat bevestigd en medegedeeld aan MM Travel vof dat de openstaande lease voor rekening van MM Travel vof blijft en dat na voldoening van alle bedragen het kenteken zal worden overgeschreven op naam van de kopende partij.
2.7.
Op 28 februari 2018 hebben [naam bestuurder van VDB] en [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] per WhatsApp contact gehad (productie 8 van MM Travel). [naam bestuurder van VDB] heeft daarin onder meer gemeld dat alles is betaald “
alleen de lease nog niet”. Op de vraag van [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] of dat de lease van de Jonckheere bus betreft, heeft [naam bestuurder van VDB] geantwoord dat de lease betaald wordt wanneer er een contract is. Daarop heeft [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] gereageerd dat het contract klaar ligt voor ondertekening. In correspondentie tussen [naam bestuurder van VDB] en [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] (producties 11 en 12 van MM Travel) heeft [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] [naam bestuurder van VDB] erop gewezen dat bij MM Travel vof nog diverse bedragen openstaan (in verband met de Jonckheere bus en voorgeschoten bedragen ten behoeve van uitgevoerde dagtochten) en dat zij er zich zorgen over maakt wanneer MM Travel vof betaald krijgt door VDB.
2.8.
Bij e-mailberichten van 1 en 21 augustus 2018 (productie 15 van MM Travel) heeft MM Travel vof een overzicht van nog openstaande facturen aan VDB gestuurd. Bij het bericht van 21 augustus 2018 heeft MM Travel vof VDB verzocht het openstaande bedrag van in totaal € 32.638,98 binnen 5 dagen te betalen.
2.9.
Bij facturen van 18 september 2018 (productie 18 van MM Travel) heeft VDB bedragen aan MM Travel vof in rekening gebracht ter zake “
Boetes 30 juni Gent en 14 augustus Ede” (factuur 18582) van € 124,00, “
Schade Peugeot Partner” (factuur 18583) van € 18.150,00, “
Schade Mercedes Viano” (factuur 18584) van € 1.210,00 en “
Collegiale bus inhuur” (factuur 18585) van € 21.045,53.
MM Travel vof heeft de facturen 18583, 18584 en 18585 bij e-mailbericht van 20 september 2018 betwist.
2.10.
Bij brief van 3 oktober 2018 (productie 16 van MM Travel) heeft MM Travel vof VDB in gebreke gesteld voor zover zij de dan openstaande facturen van in totaal € 52.036,32 5 dagen daarna niet zijn voldaan. Het bijgevoegde overzicht sluit op een bedrag van € 51.507,34. In dat overzicht staat eveneens opgenomen dat op dezelfde datum als voormelde brief door VDB een bedrag van € 528,98 is betaald aan MM Travel.
2.11.
Bij brief van 4 oktober 2018 (productie 17 van MM Travel) heeft VDB geschreven dat zij een aantal facturen van MM Travel vof betwist en daarbij gesteld dat tegenover de openstaande posten van MM Travel vof een vordering van VDB staat van € 41.303,53 en dat zij om die reden niet tot betaling aan MM Travel vof zal overgaan.
2.12.
Bij brief van 16 oktober 2018 (productie 19 van MM Travel) heeft (de advocaat van) MM Travel hierop uitgebreid gereageerd. Namens MM Travel wordt in die brief aanspraak gemaakt op betaling door VDB van een bedrag van €51.182,46 + p.m.

3.Het geschil

de vordering

3.1.
MM Travel vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) VDB zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 60.941,16 aan MM Travel, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
b) VDB zal veroordelen tot betaling van de wettelijke handelsrente aan MM Travel over een bedrag van € 58.653,72 vanaf 22 januari 2019 tot en met de dag der algehele voldoening, althans te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, althans te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
c) voor recht zal verklaren dat MM Travel pas na ontvangst van betaling van de
leasetermijnen, verzekeringen en belastingen over augustus tot en met december 2018
– te weten na ontvangst van betaling van de facturen 20181074, 20181082, 20181089,
20181097 en 20181103 ten bedrage van € 15.145,95, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ad € 926,46, althans vermeerderd met een door de
rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag én vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de facturen vanaf de vervaldata van de facturen 20181074, 20181082, 20181089, 20181097 en 20181103 tot en met de dag der algehele voldoening, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum – gehouden is tot het ter beschikking stellen van de bus Jonkheer aan VDB;
d) VDB zal veroordelen tot betaling aan MM Travel van de maandelijkse wegenbelasting voor de bus Jonkheer van € 79,00 per maand vanaf januari 2019 voor
zover MM Travel deze verschuldigd is tot en met de dag dat de bus Jonkheer op naam
van VDB is overgeschreven;
e) VDB zal veroordelen tot betaling aan MM Travel van de maandelijkse verzekeringspremie voor de bus Jonkheer van € 409,19 per maand vanaf januari 2019 voor zover MM Travel deze verschuldigd is tot en met de dag dat de bus Jonkheer op naam van VDB is overgeschreven;
f) VDB zal veroordelen tot betaling van de kosten in deze procedure, de kosten van de advocaat, de griffierechten en de betekening van de dagvaarding daaronder begrepen;
g) VDB zal veroordelen in de nakosten van dit geding, ten bedrage van € 157,00 indien het vonnis niet behoeft te worden betekend en niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan, dan wel € 239,00 indien betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
3.2.
MM Travel legt de overeenkomst van 29 december 2017 en de daarbij behorende betalingsafspraken aan haar vorderingen ten grondslag. Op grond van die overeenkomst heeft VDB drie bussen gekocht van MM Travel vof, waarbij VDB bovendien de al geboekte reizen met die bussen van MM Travel vof overgedragen kreeg.
MM Travel vof heeft VDB (onder meer) op 13 december 2018 in gebreke gesteld, omdat VDB niet aan (al) haar verplichtingen voldeed. VDB heeft vijf leasetermijnen van de Jonckheere bus onbetaald gelaten. Omdat VDB de leasetermijnen, verzekeringen en belastingen van de Jonckheere bus over augustus tot en met december 2018 niet heeft voldaan, heeft MM Travel vof de afgifte van de Jonckheerebus aan VDB opgeschort.
Daarnaast is sprake van een groot aantal andere facturen dat VDB nog moet voldoen. Ter onderbouwing heeft MM Travel de aan VDB toegezonden facturen vanaf nummer MM 2017 1336 tot en met MM 2018 1103 overgelegd als productie 21 - waarvan een deel overigens wél door VDB is betaald en een deel is verrekend met vorderingen van VDB - , welke facturen VDB zonder protest heeft behouden.
3.3.
VDB voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
de tegenvordering
3.5.
VDB vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in voorwaardelijke reconventie:
II. voor recht zal verklaren dat VDB € 43.560,00 en € 21.204,33 onverschuldigd heeft betaald aan MM Travel vof;
III. M.M. Travel hoofdelijk, dat wil zeggen wanneer de een voldoet de andere(n) zal/zullen zijn bevrijd, zal veroordelen om ter zake de verklaring voor recht zoals gevorderd
onder II aan VDB te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van
€ 43.560,00 en een bedrag ad € 21.204,13, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 maart 2018, althans vanaf de dag der procesinleiding, althans de dag van het indienen van onderhavig verweerschrift, tot de dag der algehele voldoening;
IV. voor recht zal verklaren dat van de openstaande posten zoals MM Travel vordert onder a) van haar petitum - ziende op de leasetermijnen inclusief wegenbelasting en
verzekeringspremie per maand van € 3.029,19 voor een periode van vijf termijnen als
zijnde niet verschuldigd - opdat dit totaalbedrag van € 15.145,95 niet opeisbaar is;
V. voor recht zal verklaren dat MM Travel vof noch VDB eigenaar is van de rolstoelbus Jonckheere met kenteken [kentekennummer];
VI. voor recht zal verklaren dat MM Travel vof jegens VDB wanprestatie heeft gepleegd als gevolg waarvan VDB schade heeft geleden, namelijk door een negatieve omzet verkregen uit het door MM Travel vof namens haar laten verrichten van dagtochten en de door MM Travel vof bij haar in rekening gebrachte kosten op grond waarvan zij betaling heeft gevorderd;
VII. voor recht zal verklaren dat het zelf gebruiken van de rolstoelbus Jonckheere met kenteken [kentekennummer] door MM Travel vof en het uitvoeren van dagtochten/bustouren ten gunste van zichzelf of niet ten behoeve van VDB kwalificeert als collegiale inhuur;
in reconventie:
VIII. MM Travel hoofdelijk, dat wil zeggen wanneer de een voldoet de andere(n) zal/zullen zijn bevrijd, zal veroordelen om de ter zake door haar gereden boetes aan VDB te
betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 898,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag na de laatste vervaldatum, 3 oktober 2018, althans vanaf de dag der procesinleiding, althans van het indienen van onderhavig verweerschrift, tot de dag der algehele voldoening;
IX. MM Travel hoofdelijk, dat wil zeggen wanneer de een voldoet de andere(n) zal/zullen zijn bevrijd, zal veroordelen om de ter zake door haar veroorzaakte schade aan de
Peugeot Partner aan VDB te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 9.700,00 exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag na de laatste vervaldatum, 3 oktober 2018, althans vanaf de dag der procesinleiding, althans van het indienen van onderhavig verweerschrift, tot de dag der algehele voldoening;
zowel in conventie als in (voorwaardelijke) reconventie:
X. MM Travel hoofdelijk, dat wil zeggen dat wanneer de een betaalt de andere(n)
zal/zullen zijn bevrijd, zal veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure inclusief het salaris van de gemachtigde en de nakosten van € 131,00 en indien betekening plaatsvindt € 199,00.
3.6.
MM Travel voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

van de vordering en de tegenvordering

4.1.
De vorderingen van MM Travel en de tegenvorderingen van VDB zullen vanwege hun onderlinge samenhang hierna gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
Tussen partijen staat vast dat zij op 29 december 2017 een overeenkomst zijn aangegaan, door hen omschreven als “intentieverklaring” (zie hiervoor bij 2.4), die er onder meer toe strekte dat VDB drie bussen zou overnemen van MM Travel vof. Twee van die drie bussen zijn conform die afspraken door VDB betaald en door MM Travel vof aan VDB geleverd. In het onderhavige geschil gaat het met name om de derde bus, de Jonckheere bus, die niet door MM Travel vof aan VDB is geleverd. Volgens een door de vennoten van MM Travel vof en de directeur van VDB ([naam bestuurder van VDB]) ondertekend betaalschema voor de drie bussen (zie hiervoor eveneens bij 2.4) zou voor de overname van de Jonckheere bus tweemaal een bedrag van € 21.780,00 worden voldaan, hetgeen inderdaad is gebeurd. Voorts staat in dit betaalschema: “
Restant Jonkheer 12 maanden lease a € 2100,- p/m maandelijks vanaf januari 2018”. Tussen partijen staat vast dat VDB achter was met (onder andere) de betaling van deze maandelijkse termijnen en dat zij, ook na diverse betalingsherinneringen vanaf 1 augustus 2018 en ingebrekestellingen, de eerste maal bij brief van 3 oktober 2018 (zie hiervoor bij 2.10) en nogmaals bij brieven van 16 oktober 2018 (zie hiervoor bij 2.12) en 13 december 2018 (productie 20 van MM Travel), de verschuldigdheid van de door MM Travel gestelde vorderingen, waaronder de termijnen voor de Jonckheere bus, heeft betwist, een eerste maal bij brief van 4 oktober 2018 (zie hiervoor bij 2.11). Nadien heeft VDB zich ook nog beroepen op verrekening met diverse vorderingen die zij op MM Travel stelt te hebben.
Eigendom van de Jonckheere bus en daaraan verbonden vorderingen/verweren
4.3.
De rechtbank ziet aanleiding om eerst in te gaan op een aantal stellingen van partijen met betrekking tot de vorderingen die samenhangen met de eigendom van de Jonckheere bus. VDB stelt dat zij, na het sluiten van de overeenkomst, heeft ontdekt dat MM Travel vof op het moment van de verkoop nog geen eigenaar was van de Jonckheere bus, maar dat die bus door MM Travel vof werd geleaset van [naam 4]. VDB stelt dat de afspraak over de maandtermijnen nietig, althans vernietigbaar, is omdat MM Travel vof als niet-eigenaar hiertoe niet bevoegd was. Deze stelling wordt gepasseerd. Dat MM Travel vof op het moment van het sluiten van de overeenkomst waarmee (onder andere) de Jonckheere bus aan VDB werd verkocht, nog niet de eigenaar van die bus was, staat op zich niet aan de geldigheid van die overeenkomst als titel voor de (latere) levering van de bus in de weg. Pas op het moment dat MM Travel vof gehouden was de eigendom van de Jonckheere bus aan VDB over te dragen, geldt dat MM Travel vof als eigenaar daartoe bevoegd moe(s)t zijn. MM Travel heeft gesteld dat partijen voor de koop van de Jonckheere bus twee opties hebben bezien. De eerste optie was betaling door VDB van de koopsom voor deze bus ineens. In eerste instantie is dit ook zo aan VDB in rekening gebracht, maar dat bleek financieel niet haalbaar voor VDB. MM Travel wijst op de in productie 6 door haar overgelegde, aan VDB gezonden credit-factuur voor de Jonckheere bus voor het totaalbedrag van € 72.500,00. Partijen hebben gekozen voor de tweede optie, namelijk twee deelbetalingen van € 21.780,00 en 12 maandelijkse betalingen van € 2.100,00 vanaf januari 2018, door hen in de overeenkomst aangeduid als “lease”. Bij deze geschetste gang van zaken en ook de (hiervoor deels aangehaalde) correspondentie daarover tussen partijen, moet het VDB volstrekt duidelijk zijn geweest dat zij op deze manier feitelijk de door MM Travel vof aan [naam 4] voor de Jonckheere bus verschuldigde leasetermijnen betaalde. Gelet daarop kan ook niet gezegd worden dat MM Travel vof onrechtmatig handelde of wanprestatie heeft gepleegd, noch dat er sprake is van dwaling en of bedrog, zoals VDB op de zitting nog heeft opgemerkt, omdat MM Travel vof zich ten onrechte zou hebben voorgedaan als ware zij eigenaar van de bus. Deze grondslagen missen bovendien iedere verdere onderbouwing, zodat de rechtbank daaraan voorbij zal gaan, dit ook gelet op hetgeen hierna wordt overwogen.
4.4.
VDB stelt dat het haar, kennelijk naar aanleiding van een opmerking van haar accountant, na het sluiten van de overeenkomst met MM Travel vof duidelijk werd dat deze manier van financieren van de koopsom van de Jonckheere bus risico’s meebracht, onder andere vanwege de onzekerheid of MM Travel vof wel haar verplichtingen uit de lease overeenkomst met [naam 4] zou nakomen en of deze laatste wel zou meewerken aan de levering van de bus aan VDB. VDB stelt dat zij om die reden haar betalingsverplichtingen ten aanzien van de leasetermijnen heeft opgeschort en dat zij de twee deelbetalingen, in totaal € 43.560,00, alsmede zeven leasetermijnen, inclusief kosten door haar berekend op € 21.204,33, onverschuldigd heeft betaald. Ook deze verweren - die overigens deels ook als grondslag zijn aangevoerd voor de voorwaardelijke tegenvordering - worden gepasseerd. Dat er voor VDB mogelijk risico’s waren verbonden aan deze wijze van financieren van de koopsom, had zij zich moeten bedenken toen zij de overeenkomst met MM Travel vof sloot. Het doet aan de geldigheid van de overeenkomst met MM Travel vof niet af. De wijze van financieren strekte overigens ook tot haar voordeel, omdat VDB daarmee voor haar bedrijfsvoering al wel de beschikking kreeg over de Jonckheere bus ondanks dat zij op dat moment (kennelijk) niet over de financiële middelen beschikte om de gehele koopsom te betalen. Ook kan zij hieraan geen bevoegdheid ontlenen om haar betalingsverplichting van de leasetermijnen op te schorten. Die verplichting berust op een geldige overeenkomst en er kan niet gezegd worden dat MM Travel vof ten aanzien van de (latere) leveringsverplichting al in gebreke was gebleven. Terzijde wordt er in dit verband nog op gewezen dat uit een brief van [naam 4] van 12 december 2018 (hiervoor aangehaald bij 2.6) blijkt dat deze partij instemde met de verkoop van de bus door MM Travel vof en het overschrijven van het kenteken op naam van de kopende partij, vanzelfsprekend wel na voldoening van alle leasetermijnen door MM Travel vof.
Nog verschuldigde leasetermijnen Jonckheere bus (deel van de vordering bij a en b)
4.5.
De ongegronde weigering van VDB om nog langer de leasetermijnen te betalen, betekent ook dat MM Travel, zoals zij heeft gesteld, de verplichting om de Jonckheere bus aan VDB te leveren terecht heeft opgeschort. MM Travel heeft recht op betaling van de door VDB nog niet betaalde termijnen. Ter berekening van het nog openstaande bedrag heeft MM Travel een door de boekhouder van VDB, de heer [naam 1], opgesteld overzicht van 5 juni 2018 (productie 14 van MM Travel) tot uitgangspunt genomen. Dit bleek nodig omdat er door VDB regelmatig afgeronde bedragen werden overgemaakt, terwijl zij daar niet altijd duidelijk bij aangaf op welke facturen die betalingen zagen. VDB heeft dit overzicht niet betwist. MM Travel heeft uit het overzicht afgeleid dat VDB zeven van de twaalf termijnen heeft voldaan en dat dus vijf termijnen onbetaald zijn gebleven. In de hiervoor genoemde betalingsherinneringen en sommaties is dit VDB voorgehouden en VDB heeft dat als zodanig destijds niet betwist. De rechtbank ziet daarin aanleiding van de juistheid van het aantal onbetaald gebleven termijnen uit te gaan.
4.6.
Het aan VDB gefactureerde termijnbedrag is door MM Travel vof steeds verhoogd met een bedrag van € 929,19 voor zogeheten variabele kosten waaronder begrepen zijn (onder andere) de wegenbelasting en verzekeringspremies. Het aan VDB gefactureerde termijnbedrag kwam daarmee op € 3.029,19 per maand. MM Travel stelt dat dit zo is afgesproken met VDB, echter VDB betwist deze afspraak (verweerschrift bij randnummer 40).
4.7.
Tussen partijen staat als onweersproken vast dat VDB de eerste vijf facturen voor een termijnbedrag van € 3.029,19 heeft betaald. De betaling van de zesde en zevende factuur is door MM Travel afgeleid uit het hiervoor genoemde overzicht van de boekhouder van VDB. Noch VDB zelf, noch haar boekhouder heeft destijds kennelijk vraagtekens geplaatst bij het termijnbedrag inclusief de voornoemde variabele kosten. VDB heeft het gefactureerde bedrag inclusief deze variabele kosten de eerste vijf keer zonder protest voldaan. Haar boekhouder, [naam 1], heeft in het door hem opgestelde overzicht van hetgeen VDB nog aan MM Travel vof verschuldigd was, eveneens met dit termijnbedrag gerekend. Gelet daarop is de enkele betwisting van VDB van de stelling van MM Travel dat partijen zijn overeengekomen dat VDB ook deze kosten voor haar rekening zou nemen, onvoldoende. Aangezien VDB de Jonckheere bus voor haar bedrijfsvoering ter beschikking kreeg, is het ook aannemelijk dat zij de kosten, samenhangend met die bus, voor haar rekening diende te nemen. De rechtbank zal derhalve uitgaan van een termijnbedrag van
€ 3.029,19. Aangezien VDB vijf termijnen onbetaald heeft gelaten, zal dit onderdeel van de vordering van MM Travel worden toegewezen tot een bedrag van € 15.145,95.
4.8.
Een aanzienlijk deel van de vorderingen van MM Travel bij a en b heeft geen betrekking op de Jonckheere bus. Daarover zal verderop in dit vonnis worden beslist.
Vorderingen van MM Travel bij c, d en e
4.9.
Ook de vorderingen van MM Travel bij c, d en e kunnen - met inachtneming van hetgeen hierna nog wordt overwogen - worden toegewezen. Immers, zoals hiervoor is overwogen, heeft MM Travel vof haar verplichting tot afgifte van de Jonckheere bus terecht opgeschort zolang VDB niet haar verplichting tot het betalen van de leasetermijnen nakomt. Ook is geoordeeld dat kosten die samenhangen met de Jonckheere bus in beginsel voor rekening komen van VDB nu die bus, gelet op de tussen partijen gemaakte afspraken, voor haar bedrijfsvoering bestemd is. Dat de Jonckheere bus momenteel niet in de macht is van VDB, zoals ter zitting is besproken, betekent nog niet dat VDB die kosten niet hoeft te dragen. Het niet beschikbaar zijn van de bus heeft (kennelijk) te maken met een retentierecht dat door een derde partij - [naam 2] - ten aanzien van de bus wordt uitgeoefend in verband met een of meerdere onbetaalde facturen voor reparaties. Ook daarvan moet geoordeeld worden dat dit voor risico is van VDB, op wiens naam die facturen overigens ook zijn gesteld, en niet van MM Travel vof. Kennelijk heeft VDB dit bij eerdere reparaties ook zo opgevat aangezien zij, zoals MM Travel onweersproken heeft gesteld (verweerschrift in reconventie bij randnummer 18), de facturen van [naam 2] voor die eerdere reparaties nog wel heeft voldaan.
4.10.
Ten aanzien van hetgeen MM Travel bij c heeft gevorderd, een verklaring voor recht dat zij de Jonckheere bus pas hoeft te leveren na betaling van alle termijnen, tekent de rechtbank nog aan dat de in die vordering eveneens genoemde, verzekeringen, belastingen, incassokosten en rente buiten beschouwing blijven. Het gaat er immers om dat de opgeschorte leveringsverplichting samenhangt met de mogelijkheid voor MM Travel vof om de aan [naam 4] verschuldigde leasetermijnen alsnog te voldoen, waarna zij de bus aan VDB zou kunnen leveren. Er is onvoldoende samenhang tussen die leveringsverplichting en vorderingen met betrekking tot verzekeringen, belastingen, incassokosten en vertragingsrente.
4.11.
VDB heeft ter zitting opgemerkt dat navraag bij de RDW heeft opgeleverd dat het kenteken van de Jonckheere bus per 12 november 2019 is geschorst, zodat alle gevorderde betalingen - waarmee kennelijk bedoeld is de verzekeringspremies en wegenbelasting - tenminste vanaf die datum niet toewijsbaar zijn. MM Travel heeft ter zitting bevestigd dat het kenteken per die datum geschorst is. De vorderingen bij d en e zullen dan ook in tijd beperkt worden toegewezen, namelijk tot 12 november 2019.
De vorderingen II, III en IV van VDB
4.12.
VDB heeft een aantal van haar eisen voorwaardelijk ingesteld, namelijk indien de rechtbank de vorderingen van MM Travel geheel of gedeeltelijk zou afwijzen “
voor zover zij zien op de facturen c.q. verband houden met de rolstoelbus Jonckheere (vordering a), deels vordering b), c), d) en e)”. Hoewel het voorwaardelijke karakter op grond van het petitum ook betrekking lijkt te hebben op de vorderingen van VDB bij VI en VII, leidt de rechtbank uit het gestelde bij randnummer 55 in het verweerschrift tevens eis in reconventie af dat deze voorwaarde ziet op haar vorderingen bij II, III en IV. Aangezien niet is voldaan aan deze (hiervoor geciteerde) voorwaarde, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de vorderingen II, III en IV van VDB.
De vordering van VDB bij V
4.13.
VDB heeft - (kennelijk) voorwaardelijk - gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat noch MM Travel vof noch VDB eigenaar is van de Jonckheere bus. Op grond van artikel 3:303 BW is voor de ontvankelijkheid van een verklaring voor recht vereist dat eiser een concreet (en voldoende) belang stelt. De stelling van VDB over de eigendom is juist en als zodanig ook erkend door MM Travel, maar gesteld noch gebleken is welk concreet belang deze vordering dient. Dit brengt mee dat VDB ten aanzien van deze vordering niet-ontvankelijk is.
De vordering van VDB bij VI
4.14.
VDB vordert - voorwaardelijk - dat voor recht wordt verklaard dat MM Travel vof jegens VDB wanprestatie heeft gepleegd, doordat zij uit door haar georganiseerde dagtochten voor VDB een negatieve omzet heeft gerealiseerd en VDB met allerlei kosten heeft belast. MM Travel heeft verweer gevoerd.
4.15.
De rechtbank kan er niet aan voorbijgaan dat ook deze vordering uitdrukkelijk voorwaardelijk is ingesteld, echter zonder dat duidelijk is aan welke voorwaarde voldaan moet zijn voordat de rechtbank aan een beoordeling dient toe te komen. Dit is reeds voldoende reden om de vordering af te wijzen.
4.16.
De rechtbank ziet in het door partijen gevoerde debat wel aanleiding om, ten overvloede, toch enkele overwegingen aan deze vordering te wijden. Voor wanprestatie is eerst en vooral nodig dat vast komt te staan dat MM Travel vof is tekortgeschoten in de nakoming van een op haar rustende verbintenis. Het enkele feit dat de omzet op door MM Travel vof (voor VDB) uitgevoerde dagtochten tegenvalt en zelfs in één, door VDB in haar verweerschrift uitgewerkt geval, negatief zou zijn geweest, betekent nog niet dat er sprake is van tekortschieten door MM Travel vof in bovenbedoelde zin. Dat de opbrengst tegenvalt of zelfs negatief is, is nog geen wanprestatie. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van onverwachte kosten (reparaties e.d.) of annuleringen die maken dat de kosten de baten overschrijden, maar zelfs zonder dergelijke omstandigheden is het de vraag of tegenvallende opbrengsten hier tot aansprakelijkheid leiden. Daarvoor is nodig dat MM Travel vof zich jegens VDB op de een of andere wijze verbonden heeft tot bepaalde resultaten. Zo zou er eventueel sprake kunnen zijn van wanprestatie indien MM Travel vof bepaalde omzetgaranties zou hebben gegeven of het vertrouwen heeft gewekt dat er altijd winst gemaakt zou worden, maar dat is gesteld noch gebleken. Door MM Travel vof is bovendien de cijfermatige onderbouwing van de opbrengst van die ene bustocht die door VDB ter onderbouwing van haar stelling is aangevoerd, gemotiveerd betwist.
4.17.
De vordering wordt afgewezen.
De vordering van VDB bij VII
4.18.
Ook deze vordering van VDB is voorwaardelijk ingesteld zonder dat duidelijk is aan welke voorwaarde voldaan moet zijn voordat de rechtbank aan een beoordeling dient toe te komen. Zoals hiervoor is geoordeeld, leidt dat reeds tot afwijzing van de vordering.
4.19.
Ten aanzien van deze vordering overweegt de rechtbank, ten overvloede, gelet op het door partijen gevoerde debat, nog het volgende. MM Travel heeft gesteld dat VDB - afgezien van een gefactureerde en door MM Travel vof betaalde “inhuur” in februari 2018 - geen enkele onderbouwing heeft gegeven van haar stelling dat er sprake zou zijn van collegiale inhuur van de Jonckheere bus. Bovendien is de stelling over collegiale inhuur niet te rijmen met de stelling van VDB dat die bus niet van haar is. De rechtbank constateert dat beide stellingen van MM Travel door VDB niet of nauwelijks zijn weerlegd.
4.20.
De vordering wordt afgewezen.
De vordering van VDB bij VIII
4.21.
Deze vordering, groot een bedrag van € 898,00 en wettelijke handelsrente, hangt samen met verkeersboetes. De verschuldigdheid van dit bedrag is, ook al voorafgaand aan deze procedure, door MM Travel erkend. MM Travel beroept zich op verrekening met hetgeen aan haar zal worden toegewezen. Bij deze stand van zaken zal op het aan MM Travel toe te wijzen bedrag een bedrag van € 898,00 in mindering worden gebracht. Aangezien het om verkeersboetes gaat en de vordering dus niet voortvloeit uit een handelsovereenkomst (zoals voor de toepassing van artikel 6:119a BW voor wettelijke handelsrente vereist is), is MM Travel over dit bedrag niet de wettelijke handelsrente verschuldigd maar de wettelijke rente (ex artikel 6:119 BW) te rekenen vanaf 3 oktober 2018 tot aan de dag van betaling.
De vordering van VDB bij IX
4.22.
VDB legt aan deze vordering ten grondslag dat [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 3] zonder toestemming en zonder zakelijk oogmerk de sleutel van een op het terrein van VDB gestald voertuig, een Peugeot Partner met kenteken [kentekennummer Peugeot] (hierna: de auto), heeft gepakt en met de auto is gaan rijden en vervolgens een ongeluk heeft veroorzaakt. De auto was met een reclame-uiting van het bedrijf beletterd en is na het ongeval total loss verklaard. VDB stelt dat haar verzekeraar de dagwaarde van de auto,
€ 6.000,00, heeft vergoed. De schade bedraagt echter het verschil in de aanschafwaarde van een nieuwe auto en het door de verzekeraar uitbetaalde bedrag, door VDB berekend op
€ 8.500,00 exclusief btw. Voorts heeft VDB kosten gemaakt voor het beletteren van de nieuwe auto, groot € 1.200,00 exclusief btw. In totaal bedraagt de vordering van VDB derhalve € 9.700,00 exclusief btw.
4.23.
MM Travel heeft meerdere verweren aangevoerd tegen deze vordering, onder andere dat [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 3] de auto met toestemming van VDB heeft gebruikt om na het werk terug naar huis te kunnen rijden, zodat van onrechtmatige daad of wanprestatie geen sprake is, dat de aanrijding niet zijn schuld was en VDB derhalve de veroorzaker van het ongeval moet aanspreken en dat de auto niet op naam stond van VDB maar van “[naam 3]”, zodat VDB geen vordering toekomt. Ook betwist MM Travel de omvang van de gestelde schade die op geen enkele wijze wordt onderbouwd en stelt zij dat VDB allrisk verzekerd was en dus door haar verzekeraar in staat gesteld moest worden om een soortgelijke auto aan te schaffen. Bewijsstukken van de uitbetaling door de verzekeraar en de aanschaf van de nieuwe auto ontbreken. Aangezien [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 3] door VDB voor werkzaamheden is ingeschakeld dient bovendien aansluiting gezocht te worden bij artikel 7:661 BW en kan er alleen sprake zijn van aansprakelijkheid in het geval van opzet of bewuste roekeloosheid. Daarvan is geen sprake, aldus nog steeds MM Travel.
4.24.
De vordering van VDB wordt afgewezen. Weliswaar heeft VDB de stelling van MM Travel dat [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 3] toestemming had om de auto te gebruiken, betwist en een daartoe strekkende verklaring overgelegd, maar verder heeft zij nauwelijks gereageerd op de door MM Travel gevoerde verweren. Enkel ter zitting heeft VDB nog gesteld dat zij de documenten met betrekking tot de schade aan de auto heeft overgelegd (kennelijk doelend op productie 5, het aanrijdingsformulier), dat deze schade door [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 3] is veroorzaakt en dat er door hem geen rechtsgeldige grond is aangedragen waarom hij niet tot vergoeding van die schade gehouden zou zijn. Dat is een onvoldoende weerlegging van hetgeen door MM Travel als verweer is aangevoerd. Zo had VDB toch minimaal dienen te reageren op de stelling van MM Travel dat de auto niet van VDB maar van [naam 3] was. Ook is onduidelijk waar het verschil in de dagwaarde van de auto en de waarde van de nieuwe auto op is gebaseerd en waarom MM Travel gehouden zou zijn het verschil te vergoeden. Terzijde tekent de rechtbank hier nog bij aan dat ook uit de door VDB ter zitting genoemde producties 6 (bedoeld is waarschijnlijk 7) en 8 niet zonder toelichting, die ontbreekt, is af te leiden hoe daarmee de verweren van MM Travel worden weerlegd.
Resterend deel van de vorderingen van MM Travel bij a en b
4.25.
Het deel van de vordering van MM Travel bij a en b dat geen betrekking heeft op de Jonckheere bus is gebaseerd op een groot aantal door MM Travel vof aan VDB gefactureerde bedragen die onbetaald zijn gebleven. Het betreft facturen, voornamelijk vanaf juli 2018, waarvoor MM Travel vof meerdere malen, vanaf augustus 2018, betalingsherinneringen en sommaties aan VDB heeft gezonden. Daarbij heeft MM Travel vof steeds gespecificeerd aangegeven welke factuurnummers het betreft en voor welke werkzaamheden of voorgeschoten kosten die bedragen aan VDB worden gefactureerd. Als productie 21 heeft MM Travel in deze procedure alle facturen en, voor zover het gaat om gemaakte kosten of voorgeschoten bedragen, de bijbehorende betalingsbewijzen overgelegd.
4.26.
VDB heeft bij brief van 4 oktober 2018 (zie hiervoor bij 2.11) gereageerd op de betalingsverzoeken en sommaties van MM Travel. In deze brief schrijft VDB:

(…)
In uw schrijven staat dat een aantal facturen niet is voldaan binnen de betaaltermijn. Tegenover deze openstaande posten staat echter de vordering van VDB Holiday Travel à
€ 41.303,53 conform bijlage en derhalve zullen wij vooralsnog niet overgaan tot betaling.
Tevens betwisten wij een aantal facturen in uw overzicht. VDB Holiday Travel heeft bijvoorbeeld nooit een bus geleaset van MM Travel.
(…)
4.27.
Uit deze brief van VDB volgt dat VDB op dat moment, op 4 oktober 2018, afgezien van een algemene betwisting van “een aantal facturen” en een onterechte betwisting van de verschuldigdheid van leasetermijnen, de “openstaande posten” niet heeft betwist. VDB stelt daar enkel tegenover een volgens haar door MM Travel vof aan haar verschuldigd bedrag van € 41.303,53. Dit betreft echter de gepretendeerde tegenvordering van VDB die in dit vonnis, met uitzondering van de boete van € 898,00, zal worden afgewezen.
4.28.
De rechtbank overweegt dat van VDB verlangd mag worden dat zij, gelet op de met bewijsstukken onderbouwde facturen van MM Travel vof en gezien haar reactie in de brief van 4 oktober 2018 waarin niet zozeer een betwisting van de facturen is te lezen maar een tegenvordering op MM Travel vof wordt gepretendeerd, haar verweer voldoende gemotiveerd onderbouwt. Daarbij speelt ook een rol dat VDB, zoals door MM Travel is gesteld en uit de feitelijke gang van zaken is gebleken, met de onderhavige facturen vergelijkbare declaraties en kosten tot juli 2018 wel vergoed heeft aan MM Travel. Hoewel als uitgangspunt geldt dat een factuur op zich nog niet een betalingsverplichting doet vaststaan en de schuldeiser de verschuldigdheid dient aan te tonen indien de schuldenaar betwist dat zij het gefactureerde bedrag verschuldigd is, moet VDB in dit geval, gelet op het voorgaande, haar betwisting deugdelijk gemotiveerd onderbouwen.
4.29.
VDB heeft gesteld dat MM Travel vof “
inmiddels ook allerhande facturen voor (reparatie)werkzaamheden” in rekening heeft gebracht waarvoor zij “
niet de opdracht heeft gegeven” (verweerschrift bij randnummer 28). Deze stelling is onvoldoende specifiek en mist onderbouwing. Zo is niet na te gaan op welke facturen van MM Travel vof VDB hier doelt en tot welke bedragen zij die betwist. Bovendien volgt uit de tussen partijen gesloten overeenkomst dat “[eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2]”, waarmee bedoeld is [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2], minimaal een dag per week werkzaamheden zou verrichten op het kantoor bij VDB.
4.30.
VDB heeft de door MM Travel vof gefactureerde kantooruren van [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] betwist. VDB stelt dat, indien de door [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] opgevoerde uren nader worden beoordeeld, afgezet tegen de overgedragen omzet, het “
al gauw duidelijk” wordt waarom VDB op enig moment de facturen betwistte en vervolgens onbetaald liet (verweerschrift bij randnummer 30): “
Immers, er werd negatieve omzet gerealiseerd (waarin nog niet eens de kosten verwerkt) en de werkzaamheden die [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] uitvoerde zagen veelal op de eigen werkzaamheden voor MM Travel al dan niet voor het programma voor het jaar daaropvolgend, waarvan MM Travel zelf de vruchten plukt” en (verweerschrift bij randnummer 45): “
de door (…) [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] gefactureerde kantooruren niet kwalificeren als ten behoeve van VDB gewerkte uren (…)
.Ook dit is een onvoldoende specifieke, op de gefactureerde uren zelf gerichte, betwisting. Weliswaar erkent VDB kennelijk de uren die [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] bij haar op kantoor heeft gemaakt, maar stelt zij zich, overigens pas voor het eerst in deze procedure, op het standpunt dat [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] toen niet werkte voor VDB maar voor haarzelf (en MM Travel vof). In haar verweer koppelt VDB deze stelling met name aan het feit dat de door VDB gerealiseerde omzet haar tegenviel, maar dat is geen argument tegen de verschuldigdheid van de in rekening gebrachte uren van [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2]. Een verdere toelichting van de stelling dat [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] in de optiek van VDB voor haarzelf werkte, ontbreekt. Er is ook niet gebleken dat in de periode dat deze werkzaamheden zijn verricht en gefactureerd, VDB zich daarover heeft beklaagd, wat toch voor de hand zou hebben gelegen. Weliswaar heeft VDB gesteld dat zij “
in de nazomer van 2018” bij herhaling de facturen van MM Travel vof heeft betwist, maar daarvan blijkt niets en in haar brief van 4 oktober 2018 wordt daar ook niet aan gerefereerd. Mede gezien hetgeen is overwogen bij 4.28 acht de rechtbank het verweer van VDB ten aanzien van de gefactureerde uren van [eiser / verweerders op de tegenvordering sub 2] onvoldoende gemotiveerd en wordt dat verweer gepasseerd.
4.31.
VDB heeft (als voorbeeld) specifiek betwist de factuur 20181090 van 3 oktober 2018, die ziet op een vergoeding voor materialen, het onderhoud van bussen en brandstofkosten. VDB stelt dat MM Travel vof deze kosten zonder toestemming heeft doorbelast. Op de betreffende factuur (opgenomen in productie 21 van MM Travel) staat echter gespecificeerd welke kosten waarvoor in rekening worden gebracht en zijn de gemaakte kosten onderbouwd met nota’s en betaalbewijzen (zoals voor de aanschaf van een wieldop, de wasstraat, de inhuur van een extra chauffeur e.d.). Van VDB had, gelet op de gespecificeerde onderbouwing, verwacht mogen worden dat zij aangeeft waarom MM Travel vof die kosten voor haar rekening behoort te nemen aangezien het gaat om kosten gemaakt in de bedrijfsvoering van VDB. VDB stelt dat de kosten ook niet door haar zijn goedgekeurd of dat zij daarvoor toestemming heeft verleend. Het komt de rechtbank echter voor dat, gelet op de omschrijving op de factuur, het kosten betreft die horen bij de normale bedrijfsvoering van VDB (brandstofkosten, afvaltasjes voor in de bus, wassen van de bus, e.d.) zodat daarvan mag worden aangenomen dat niet steeds voorafgaande toestemming en goedkeuring nodig was. Het is overigens wel voorstelbaar dat over bepaalde kosten, zoals bijvoorbeeld een grote onvoorziene uitgave, eerst overleg gevoerd zou moeten worden met de directie van VDB, maar de stellingen van VDB zijn daar onvoldoende op toegesneden. Dit verweer van VDB wordt dan ook gepasseerd.
4.32.
Door VDB is ook nog betwist dat zij over een periode van januari tot en met september 2018 parkeerkosten van tweemaal € 50,00 per maand verschuldigd zou zijn, die haar bij factuur van 3 oktober 2018, voor in totaal een bedrag van € 900,00 (factuur nummer 20181087), door MM Travel vof in rekening zijn gebracht. VDB wijst er op dat een onderbouwing van deze kosten ook ontbreekt. Dit verweer slaagt. Ter zitting heeft MM Travel opgemerkt dat dit de parkeerkosten zijn voor het stallen van de bus in Dalfsen, omdat MM Travel daar niet over een eigen parkeerterrein beschikt. Onduidelijk is hoe deze kosten zich verhouden tot het door een derde partij uitgeoefende retentierecht op de Jonckheere bus, kennelijk vanaf juli 2018. Nu een onderbouwing van deze kosten ontbreekt en het ook niet duidelijk is waar het bedrag van tweemaal € 50,00 op is gebaseerd, wordt de vordering met betrekking tot dit bedrag afgewezen.
4.33.
Tot slot heeft VDB nog gesteld dat, in afwijking van het bedrag tot betaling waarvan zij laatstelijk door MM Travel was gesommeerd, groot € 51.182,46 (zie bij 2.12), MM Travel op onnavolgbare wijze dit in de procedure heeft verhoogd tot € 59.294,36 waarna zij, “
na wat verrekeningen”, eveneens op onduidelijke wijze uitkomt op
€ 58.653,72. Ook dit verweer slaagt. De verhoging van de vordering van € 51.182,46 naar
€ 59.294,36 mist een duidelijke onderbouwing waaruit af te leiden is waar die verhoging precies op is gebaseerd. Bij de aan MM Travel toe te wijzen hoofdsom zal derhalve het bedrag van € 51.182,46 tot uitgangspunt worden genomen. Ten aanzien van deze hoofdsom kan niet zonder meer aangenomen worden dat een deel of alle aan deze hoofdsom ten grondslag liggende rechtsverhoudingen zijn te duiden als handelsovereenkomsten. Nu MM Travel dit ook niet heeft onderbouwd, zal worden uitgegaan van de wettelijke rente in plaats van de wettelijke handelsrente, te rekenen vanaf 22 januari 2019 tot aan de dag van algehele betaling.
Samenvattend
4.34.
Het voorgaande samenvattend is de vordering van MM Travel toewijsbaar tot een bedrag van € 50.282,46 (zie bij 4.32 en 4.33), vermeerderd met wettelijke rente, op welk bedrag krachtens verrekening in mindering moet worden gebracht de boete van
€ 898,00 vermeerderd met wettelijke rente (zie bij 4.21). De vorderingen van MM Travel bij b tot en met g zijn eveneens toewijsbaar, met enkele aanpassingen (zie voor die aanpassingen 4.10 en 4.11). De vorderingen van VDB worden afgewezen.
4.35.
VDB zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van MM Travel voor wat betreft de vordering worden vastgesteld op:
- betekening oproeping (onbekend)
- griffierecht 1.992,00
- salaris advocaat
2.148,00(2 punten × tarief € 1.074,00)
Totaal € 4.140,00.
4.36.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.37.
VDB zal ten aanzien van de tegenvordering eveneens als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van MM Travel worden vastgesteld op € 1.074,00 (2 punten × 0,5 × tarief € 1.074,00).

5.De beslissing

De rechtbank
op de vordering
5.1.
veroordeelt VDB om aan MM Travel te betalen een bedrag van € 50.282,46 (vijftig duizendtweehonderdtweeëntachtig euro en zesenveertig eurocent) - welk bedrag moet worden verminderd met een bedrag van € 898,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2018 tot aan de dag van betaling - vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 22 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
verklaart voor recht dat MM Travel vof pas na ontvangst van de leasetermijnen over augustus tot en met december 2018 gehouden is tot het ter beschikking stellen van de Jonckheere bus aan VDB,
5.3.
veroordeelt VDB tot betaling aan MM Travel van de maandelijkse wegenbelasting van de Jonckheere bus van € 79,00 per maand vanaf januari 2019 tot 12 november 2019,
5.4.
veroordeelt VDB tot betaling aan MM Travel van de maandelijkse verzekeringspremie van de Jonckheere bus van € 409,19 per maand vanaf januari 2019 tot 12 november 2019,
5.5.
veroordeelt VDB in de proceskosten, aan de zijde van MM Travel tot op heden vastgesteld op € 4.140,00,
5.6.
veroordeelt VDB in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat VDB niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.7.
verklaart dit vonnis op de vordering tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
op de tegenvordering
5.9.
verklaart VDB niet-ontvankelijk ten aanzien van haar vordering onder V,
5.10.
wijst de overige vorderingen af,
5.11.
veroordeelt VDB in de proceskosten, aan de zijde van MM Travel tot op heden vastgesteld op € 1.074,00,
5.12.
verklaart dit vonnis op de tegenvordering wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Klaasen en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2020.
pb/mk