ECLI:NL:RBGEL:2020:1228

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
05/840500-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van echtgenote met duwen en dichtknijpen van de keel, met beoordeling van opzet en strafbaarheid

Op 25 februari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn vrouw op 27 april 2017 in Eibergen mishandeld zou hebben. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn vrouw met kracht heeft geduwd, waardoor zij met haar hoofd tegen een stoel viel, en dat hij haar keel dichtkneep. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel, en heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaardere aanklachten. Wel is de mishandeling bewezen verklaard.

De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat hij lange tijd had moeten wachten op de afdoening van zijn strafzaak. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de mishandeling en de impact op het slachtoffer in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840500-17
Datum uitspraak : 25 februari 2020
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 februari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 27 april 2017, te Eibergen, gemeente Berkelland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn vrouw genaamd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet bovenop die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
(vervolgens) met zijn hand(en) (met kracht) de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] heeft dichtgeknepen (gehouden),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 27 april 2017, te Eibergen, gemeente Berkelland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn vrouw genaamd [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet bovenop die [slachtoffer] is gaan zitten en/of (vervolgens) met zijn hand(en) (met kracht) de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] heeft dichtgeknepen (gehouden) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 27 april 2017, te Eibergen, gemeente Berkelland,
zijn vrouw genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer]
- ( met kracht) met haar hoofd tegen een stoel heeft geduwd en/of
- - nadat verdachte boven op die [slachtoffer] is gaan zitten- (met beide handen) bij de keel/hals heeft vastgepakt/vastgegrepen en/of (vervolgens) de keel/hals heeft dichtgeknepen (gehouden).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair tenlastegelegde.
De beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 27 april 2017 samen met haar man, verdachte, in een Bungalow in Eibergen was. Er ontstond een conflict tussen hen en op enig moment duwde verdachte haar met kracht waardoor zij met haar hoofd op een stoel viel. Aangeefster voelde direct pijn. Vervolgens zag en voelde zij dat verdachte op haar kwam zitten en met twee handen haar keel dichtkneep. Aangeefster voelde dat zij geen lucht meer kreeg. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij gezien heeft dat aangeefster op enig moment door verdachte op de grond werd gegooid. Aangeefster kwam toen met haar hoofd op een stoel terecht en viel vervolgens op de grond. Daarna ging verdachte op aangeefster liggen en greep aangeefster met twee handen bij de keel. [3]
Op 27 april 2017 is door de politie een foto van de hals van aangeefster gemaakt. Op de foto is te zien dat aangeefster een rode striem in haar hals heeft. [4]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] met kracht heeft geduwd, op haar is gaan zitten en haar vervolgens bij haar keel/hals heeft vastgepakt en de keel/hals heeft dichtgeknepen.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is hoe het handelen juridisch moet worden gekwalificeerd. Voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag of poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dient allereerst te worden beoordeeld of verdachte met zijn handelen de bedoeling (opzet) heeft gehad om [slachtoffer] te doden of zwaar lichamelijk toe te brengen. De rechtbank overweegt dat hiervan niet is gebleken.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of sprake was van opzet in voorwaardelijke zin op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarvoor is vereist dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] door zijn handelen gedood zou worden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De vraag is dan of de kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te noemen. Het dient dan te gaan om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. De rechtbank overweegt dat het dossier onvoldoende informatie bevat voor het oordeel dat de kans op een dodelijke afloop of op zwaar lichamelijk aanmerkelijk was. Daarom komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het primair en subsidiair tenlastegelegde en zal verdachte daarvan worden vrijgesproken. Wel komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde, de mishandeling.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks27 april 2017, te Eibergen, gemeente Berkelland,
zijn vrouw genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld doordat hij voornoemde [slachtoffer]
-
(met kracht
)met haar hoofd tegen een stoel heeft geduwd en
/of
- - nadat verdachte boven op die [slachtoffer] is gaan zitten-
(met beide handen
)bij de keel/hals heeft vastgepakt/vastgegrepen en
/of(vervolgens) de keel/hals heeft dichtgeknepen (gehouden).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
“mishandeling”.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het meer subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
Beoordeling door de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vrouw door haar onder meer te duwen en haar keel dicht te knijpen. Dit moet een zeer angstige gebeurtenis voor haar en haar kinderen, die er getuigen van waren, zijn geweest.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het Nederlandse justitiële documentatieregister van 29 december 2019 en een uittreksel uit het Belgische justitiële documentatieregister van 3 februari 2020. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de Oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van strafsectoren (LOVS).
Gelet op deze oriëntatiepunten, acht de rechtbank een geldboete van € 500,-- passend en geboden. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte buiten zijn schuld lange tijd heeft moeten wachten op afdoening van zijn strafzaak en hij in de tussentijd niet met de Nederlandse politie en justitie in aanraking is geweest.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 500,-- (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis;
 bepaalt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van € 50,-- per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van der Hilst, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechterbank op 25 februari 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 27 april 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 3.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 11.
4.Fotoblad, p. 5.