ECLI:NL:RBGEL:2020:1227

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
05/119054-19 en 05/100617-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak voor overtreden gedragsaanwijzing, belaging, bedreiging en poging zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het overtreden van een gedragsaanwijzing, belaging, bedreiging en poging tot zware mishandeling. De tenlastelegging omvatte verschillende feiten die zich voornamelijk in de gemeente Ede hebben afgespeeld, waarbij de verdachte onder andere werd verweten zich niet in bepaalde gebieden te mogen ophouden en contact te zoeken met specifieke personen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzitting van 11 februari 2020.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden bevonden aan het eerste feit, maar voor de overige feiten heeft hij vrijspraak gevraagd. De verdediging heeft echter integrale vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte zich niet in het verboden gebied bevond en dat er onvoldoende bewijs was voor de andere beschuldigingen. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging overwogen en geconcludeerd dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend konden worden bewezen.

Ten aanzien van het eerste feit oordeelde de rechtbank dat de gedragsaanwijzing niet voldoende concreet was geformuleerd, waardoor niet kon worden vastgesteld dat de verdachte deze had overtreden. Voor de feiten 2 en 3 ontbraken voldoende bewijsmiddelen, en voor feit 4 was er eveneens onvoldoende bewijs om te concluderen dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen of had bedreigd. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/119054-19 en 05/100617-18 (tul)
Datum uitspraak : 25 februari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1969 te [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] ,
raadsvrouw: mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 februari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 mei 2019 te Bennekom, gemeente Ede
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh,
eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 9 mei 2019 gegeven door de officier van justitie in het Arrondissement Oost-Nederland, kort
weergegeven inhoudende onder meer dat hij, verdachte,
- zich niet in het gebied van [adres 2] alsmede het gehele [naam 1] zal ophouden en/of dat hij voornoemd gebied niet zal betreden, en/of
- dat hij zich zal onthouden van iedere vorm van contact met [naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] en [naam 3] , geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 2] ,
door zich in het gebied van [naam 4] op te begeven en/of op te houden en/of door
contact met voornoemde [naam 2] en/of [naam 3] te zoeken en/of te leggen en/of op te
nemen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 17 juni 2017 tot en met 15 mei 2019
te Bennekom, gemeente Ede, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 3] , door:
- zich meermalen in de(onmiddellijke) omgeving van de woning van die [naam 3] op te houden, en/of
- zich meermalen in de (onmiddellijke) nabijheid van die [naam 3] op te houden en/of die [naam 3] en/of een of meerdere vrienden/bekenden van die [naam 3] te benaderen teneinde contact met die [naam 3] te verkrijgen, en/of
- die [naam 3] meermalen, althans eenmaal met zijn, verdachtes (mobiele) telefoon te filmen en/of door meermalen, althans eenmaal foto's en/of opnames van die [naam 3] te maken, en/of
- die [naam 3] meermalen, althans eenmaal (verbaal) te bedreigen, met het oogmerk die [naam 3] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 3 mei 2019
te Bennekom, gemeente Ede
(telkens) [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (telkens) (op korte afstand) tegenover die [naam 3] , met zijn, verdachtes hand(en) (een) snijdende beweging(en) langs zijn, verdachtes keel/hals te maken;
4.
hij op of omstreeks 3 mei 2019 te Bennekom, gemeente Ede
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
is verdachte met zijn (personen)auto met hoge/verhoogde snelheid op die [naam 5] ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 3 mei 2019 te Bennekom, gemeente Ede [naam 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door met zijn, verdachtes (personen)auto met hoge/verhoogde snelheid op die
[naam 5] in te rijden.

2.Vrijspraak

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit. Voor de overige feiten heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de verdediging ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat verdachte op de [straatnaam] reed en dat deze weg niet valt onder het gebied zoals omschreven in de gedragsaanwijzing. Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 heeft de verdediging betoogd dat de wettige bewijsmiddelen ontbreken in het dossier.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en zal verdachte daarom integraal vrijspreken. De rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen.
Ten aanzien van feit 1
Volgens de gedragsaanwijzing van 9 mei 2019 mocht verdachte zich niet ophouden in het gebied van [naam 4] alsmede het gehele [naam 1] . Verdachte heeft over de [straatnaam] gereden, waarbij hij (op een afstand) [naam 4] heeft gepasseerd. Naar het oordeel van de rechtbank is de gedragsaanwijzing niet dusdanig concreet geformuleerd dat (ook voor verdachte) duidelijk was dat de [straatnaam] onder dat gebied valt, temeer nu de boerderij niet vlak langs deze weg ligt. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat verdachte deze gedragsaanwijzing heeft overtreden.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
Naar het oordeel van de rechtbank bevinden zich in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen voor de stelling dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde belaging en bedreiging.
Ten aanzien van feit 4
Op basis van de verklaringen van [naam 5] en [naam 3] kan de rechtbank weliswaar vaststellen dat verdachte op de desbetreffende dag en plek heeft gereden, maar naar het oordeel van de rechtbank bevinden zich in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen om vast te stellen wat daar vervolgens is gebeurd. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat verdachte is ingereden op [naam 5] of dat hij haar heeft bedreigd.

3.De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling

Nu verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten;
 wijst af de vordering van de officier van justitie van 1 oktober 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 22 november 2018 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. A. van der Hilst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2020.