ECLI:NL:RBGEL:2020:1183
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis in verzet betreffende ontbinding huurovereenkomst en betalingsverplichting
In deze zaak heeft de kantonrechter te Arnhem op 26 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eisende partij in verzet, wonende te Arnhem en vertegenwoordigd door mr. M.F. van Willigen, heeft verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 11 september 2019. Dit verstekvonnis had de huurovereenkomst tussen de eisende partij in verzet en de gedaagde partij in verzet ontbonden en een ontruimingstermijn van veertien dagen opgelegd. De gedaagde partij in verzet, vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarders J. Alkema en L.H.L.M. Vloet, heeft in het verzet zijn vordering gewijzigd en de kantonrechter verzocht om het verstekvonnis te handhaven voor wat betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming, maar voor het overige te vernietigen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij in verzet een bedrag van € 5.198,82 verschuldigd is aan de gedaagde partij in verzet, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De rechter heeft geoordeeld dat de eerdere betalingen van de eisende partij in verzet niet zijn bijgeschreven op de rekening van de gedaagde partij in verzet, waardoor de betaling niet rechtsgeldig was. De kantonrechter heeft het verstekvonnis vernietigd en de huurovereenkomst ontbonden, met de verplichting voor de eisende partij in verzet om de woning te ontruimen en het verschuldigde bedrag te betalen.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de eisende partij in verzet in het ongelijk is gesteld en de proceskosten moet dragen. De rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.