Op 20 februari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 61-jarige man, die werd beschuldigd van grooming en het verstrekken van schadelijke video’s aan minderjarigen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van het eerste parketnummer, 05/213595-19, werd de verdachte beschuldigd van het voorstellen van een ontmoeting aan een minderjarige, met het oogmerk ontuchtige handelingen te verrichten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, omdat de voorstellen om elkaar te ontmoeten waren gedaan aan de tante van het slachtoffer, die zich voordeed als minderjarige. De rechtbank merkte op dat de wetgever met een wetswijziging in 2019 niet had voorzien in deze situatie, waardoor de verdachte niet kon worden veroordeeld.
In het tweede parketnummer, 05/285139-19, werd de verdachte beschuldigd van het verstrekken van schadelijke video’s aan een andere minderjarige. De rechtbank kon echter niet vaststellen dat het feit op de tenlastegelegde datum had plaatsgevonden, noch dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de persoon aan wie hij de video’s had gestuurd jonger was dan 16 jaar. Hierdoor kon ook dit feit niet wettig en overtuigend worden bewezen.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte van beide feiten moest worden vrijgesproken, en het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, in aanwezigheid van de griffier.