ECLI:NL:RBGEL:2020:1166

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
05/199428-19, 05/100356-19 en 05/081085-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, bedreiging en heling met vrijspraak voor enkele feiten

Op 19 februari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, bedreiging en heling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen voor vijf strafbare feiten, maar sprak hem vrij van de mishandeling en bedreiging van zijn ex-partner. De zaak kwam voort uit incidenten die plaatsvonden op 18 augustus 2019 en 15 januari 2019, waarbij de verdachte zijn ex-partner mishandelde en een conducteur in de trein aanviel. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van de ex-partner onvoldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, zoals het ontbreken van letsel bij de aangifte en het buurtonderzoek. In het geval van de conducteur was er echter voldoende bewijs, waaronder getuigenverklaringen en de verklaring van de verdachte zelf, die bevestigde dat hij de persoon was die door de medewerkers van Arriva was aangehouden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de conducteur en andere ambtenaren die door de verdachte waren beledigd en mishandeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/199428-19, 05/100356-19 en 05/081085-18
Datum uitspraak : 19 februari 2020
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaken van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te PI Arnhem – HvB Arnhem-Zuid,
raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 november 2019 en 5 februari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Met betrekking tot parketnummer 05/199428-19:
1.
hij op of omstreeks 18 augustus 2019 te Nijmegen zijn (ex-)levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door:
- ( met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam van die die [slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of
- een kussen in/op het gezicht/hoofd te drukken en/of te duwen en/of in/op het gezicht/hoofd gedrukt te houden en/of
- ( met kracht) die [slachtoffer 1] bij de armen en/of polsen vast te pakken en/of (vervolgens) daarin te knijpen en/of
- ( met kracht) tegen het been, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te trappen/schoppen;
2.
hij op of omstreeks 18 augustus 2019 te Nijmegen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik vermoord jou" en/of "ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Met betrekking tot parketnummer 05-100356-19:
1.
hij op of omstreeks 15 januari 2019 te Zutphen, een ambtenaar, [slachtoffer 2] (bijzonder opsporingsambtenaar), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening heeft mishandeld door te schoppen/trappen en/of te duwen/trekken tegen/op/aan het lichaam;
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2019 te Zutphen opzettelijk een of meerdere ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (bijzonder opsporingsambtenaren) en/of [slachtoffer 5] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland) en/of [slachtoffer 6] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling en/of feitelijk heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "Hond" en/of "lafaard" en/of "kankermongool" en/of "kankermoeder" en/of "kankerhoeren" en/of "kankerjoden" en/of "ik neuk je moeder", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of te spugen tegen/op het lichaam en/of kleding, althans in de richting van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ;
3.
hij op of omstreeks 15 januari 2019 te Zutphen, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtenaren, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (bijzonder opsporingsambtenaren) en/of [slachtoffer 5] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland) en/of [slachtoffer 6] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn/haar/hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte en/of vervoer van verdachte naar het politiebureau, door te trappen/schoppen tegen/op het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of te proberen in het gezicht, althans in de richting, van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] te spugen en/of te proberen los te komen en/of zijn spieren aan te spannen en/of te bewegen in een richting anders dan die waarin die ambtenaren verdachte trachten te geleiden.
Met betrekking tot parketnummer 05/081085-18:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 december 2017 tot en met 5 januari 2018 te Nijmegen en/of Ede en/of Maarsbergen, in elk geval in Nederland, een goed te weten een (personen)auto ( [merk auto] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 5 januari 2018 te Ede en/of Maarsbergen, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een (personen) auto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond
dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het
verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie
aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
3.
hij op of omstreeks 5 januari 2018 te Ede en/of Maarsbergen, in elk geval in Nederland, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de A12, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Met betrekking tot parketnummer 05/199428-19:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zowel feit 1 (de mishandeling) als feit 2 (de bedreiging). Daartoe voert de officier van justitie aan dat naast de aangifte er een geluidsopname is waarop te horen is dat een vrouw huilt en hard schreeuwt dat ze op haar oog geslagen is, wat overeenkomt met dit incident. Verder vindt de aangifte voor wat betreft het trappen tegen het been en het bij de armen en polsen pakken en knijpen steun in de foto’s van het letsel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft de feiten ontkend.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot deze feiten is de rechtbank van oordeel dat de aangifte onvoldoende steun vindt in overige bewijsmiddelen. Zij overweegt hiertoe in het bijzonder dat de verbalisanten, die omstreeks 22:30 uur (kort na het incident) ter plaatse komen, geen letsel in het gezicht van aangeefster waarnemen. De woonkamer ziet er ook netjes en opgeruimd uit. Nu verder van de foto’s niet kan worden vastgesteld wanneer deze zijn gemaakt, kan dit evenmin aan het bewijs bijdragen. Tot slot weegt de rechtbank mee dat hoewel aangeefster over veel geschreeuw en ook een deel van het incident op straat verklaart, het buurtonderzoek niets heeft opgeleverd. Er is niets gehoord of gezien. Dit alles maakt samen met de geluidsopname, waarvan evenmin vaststaat wanneer deze is gemaakt, dat de rechtbank van oordeel is dat de feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Zij zal verdachte daarvan vrijspreken.
Met betrekking tot parketnummer 05/100356-19: [1]
Ten aanzien van feit 1:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
[slachtoffer 2] , werkzaam als hoofdconducteur bij de NS en als bijzonder opsporingsambtenaar, was op 15 januari 2019 werkzaam in de trein op het traject Zwolle-Den Bosch. In de trein is [slachtoffer 2] na een melding over een agressieve reiziger ter plaatse gegaan. Nadat hij de man – schreeuwend en dreigend tegenover medereizigers – heeft aangesproken, is hij door de man aan de kant geduwd. Vervolgens is hij door de man in zijn kruis geschopt met pijn tot gevolg. [2] Verdachte bevindt zich op 15 januari 2019 in de trein van Zwolle naar Nijmegen. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd, dat mogelijk sprake is van een persoonsverwisseling ten aanzien van de mishandeling van conducteur [slachtoffer 2] . Nu alleen conducteur [slachtoffer 2] verklaart dat het verdachte was die hem aanviel in de trein en verdachte ontkent deze persoon te zijn geweest, kan niet bewezen worden dat verdachte de conducteur aanviel.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank dat niet ter discussie staat dat conducteur [slachtoffer 2] , wordt aangevallen door een reiziger en daarbij wordt geduwd en geschopt.
De getuige [getuige] verklaart over een agressieve medereiziger en de conducteur (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]) die binnen kwam lopen. Ze zag dat de conducteur door de man tegen de glazen tussendeur werd geduwd. [4] [slachtoffer 2] heeft verder verklaard dat na het incident met de reiziger de trein vier tot vijf minuten later op het station Zutphen tot stilstand is gekomen. Hij heeft de man van buitenaf door de eerste klas zien lopen en hem vervolgens bij de deur zien staan. Vervolgens werden de deuren van de trein geopend. [slachtoffer 2] zag hoe de man, die hem had geschopt, uitstapte en dat deze man nootjes gooide naar de collega’s van Arriva. [slachtoffer 2] zag dat de collega’s van Arriva ingrepen en de man naar de grond toewerkten. [5] De verbalisant [slachtoffer 3] , buitengewoon opsporingsambtenaar bij Arriva, relateert dat [slachtoffer 2] bevestigde welke persoon hem getrapt had en deze man, toen de deuren van de trein open gingen, direct pinda’s in hun richting gooide. Deze man werd door de verbalisanten aangehouden. [6] Dit wordt ook bevestigd door een servicemedewerkster die verklaart dat de man die zich in de trein agressief gedroeg, door personeel van Arriva werd opgewacht. [7] Verdachte, na het incident ruikend naar alcohol, verklaart dat hij pinda’s in zijn hand had toen hij de trein uitstapte en hij door de verbalisanten naar de grond werd gewerkt (en aangehouden). [8]
De rechtbank overweegt dat verdachte niet betwist dat hij de persoon is geweest die door de medewerkers van Arriva is aangehouden. Door [slachtoffer 2] is uitdrukkelijk bevestigd dat deze persoon hem heeft geduwd en geschopt. De rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. Dit geldt nog te meer nu verdachte zelf ook nog over pinda’s in zijn hand heeft verklaard en ook een servicemedewerkster aangeeft dat dit de persoon is geweest die zich in de trein agressief heeft gedragen. Op grond van al dit voorgaande acht de rechtbank dit feit bewezen.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
Voor wat betreft het verweer inzake de persoonsverwisseling ten aanzien van aangever [slachtoffer 2] verwijst de rechtbank naar haar overwegingen met betrekking tot het eerste feit.
Voor het overige is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 4 en p. 5;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 7 en p. 8;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 9 en 10;
- het proces-verbaal van bevindingen [slachtoffer 7] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] , p. 12;
- het proces-verbaal van bevindingen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] , p. 13;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2020.
Met betrekking tot parketnummer 05/081085-18: [9]
Ten aanzien van feit 1:
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 9:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 22;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 23;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2020;

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 05/100356-19 (feiten 1, 2 en 3) en onder parketnummer 05/081085-18 (feiten 2 en 3) tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Met betrekking tot parketnummer 05/100356-19:
1.
hij op
of omstreeks15 januari 2019 te Zutphen, een ambtenaar, [slachtoffer 2] (bijzonder opsporingsambtenaar), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening heeft mishandeld door te schoppen
/trappenen
/ofte duwen
/trekkentegen
/op/aanhet lichaam;
2.
hij op
of omstreeks15 januari 2019 te Zutphen opzettelijk
een ofmeerdere ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] (bijzonder opsporingsambtenaren) en
/of[slachtoffer 5] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland) en
/of[slachtoffer 6] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, in
zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling en/of feitelijk heeft beledigd, door
hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "Hond" en/of "lafaard" en/of "kankermongool" en/of "kankermoeder" en/of "kankerhoeren" en/of "kankerjoden" en/of "ik neuk je moeder",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekkingen
/ofte spugen
tegen/op het lichaam en/of kleding, althansin de richting van die
[slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] ;
3.
hij op
of omstreeks15 januari 2019 te Zutphen, zich met geweld
en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen
een ofmeerdere ambtenaren, [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] (bijzonder opsporingsambtenaren) en
/of[slachtoffer 5] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland) en
/of[slachtoffer 6] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige oefening van
zijn/haar/hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte en
/ofvervoer van verdachte naar het politiebureau, door te
trappen/schoppen
tegen/op het lichaam van die [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6]en
/of te proberen in het gezicht, althansin de richting, van die [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] te spugen en
/ofte proberen los te komen en
/ofzijn spieren aan te spannen en
/ofte bewegen in een richting anders dan die waarin die ambtenaren verdachte trachten te geleiden.
Met betrekking tot parketnummer 05/081085-18:
2.
hij op
of omstreeks5 januari 2018 te Ede en/of Maarsbergen,
in elk geval in Nederland,als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een (personen)auto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond
dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het
verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie
of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie
aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en
/ofgeen medewerking daaraan heeft verleend;
3.
hij op
of omstreeks5 januari 2018 te Ede en/of Maarsbergen,
in elk geval in Nederland,terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een
of meercategorie
ënvan motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieënwas afgegeven, op de weg, de A12, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie
of categorieënheeft bestuurd;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van 05-100356-19 feit 1:
Mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Ten aanzien van 05-100356-19 feit 2:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van 05-100356-19 feit 3:
Wederspannigheid, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van 05/081085-18 feit 2:
Overtreding van artikel 163 lid 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van 05/081085-18 feit 3:
Overtreding van artikel 9 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voor de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 onder het
parketnummer 05/199428-19, de feiten 1 tot en met 3 onder het parketnummer 05/100356-19 en de feiten 2 en 3 onder het parketnummer 05/081085-18 een gevangenisstraf voor de duur van tweehonderdtien dagen waarvan zesendertig voorwaardelijk met een proeftijd van drie geëist. Hierbij is op 5 februari 2020 het onvoorwaardelijk deel gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis.
Verder heeft de officier van justitie naast de algemene voorwaarden, oplegging van een contactverbod met zijn ex-partner als bijzondere voorwaarde gevorderd. Hiertoe is rekening gehouden met de houding van verdachte, de overlast die hij veroorzaakt en tot slot het risico voor de samenleving.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de straf te beperken tot de duur van het voorarrest. Er is aangevoerd dat de mishandeling en bedreiging van zijn ex-partner en de mishandeling van conducteur [slachtoffer 2] niet kunnen worden bewezen. Verder is opgemerkt dat verdachte als gevolg van deze strafzaken zijn baan is verloren en dat het niet goed gaat met de gezondheid van de vader van verdachte. Tot slot is aangevoerd dat artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 23 december 2019;
- voorlichtingsrapportages van de reclassering, gedateerd 20 augustus 2019, 18 november 2019 en 11 december 2019;
- een psychologische rapportage van [naam] , GZ-psycholoog, gedateerd 12 november 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten, waaronder het weigeren van een
bloedproef bij een verdenking van het rijden onder invloed en het rijden zonder geldig rijbewijs.
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij een auto nodig had om naar Leeuwarden te rijden en
een auto van iemand uit het café had geleend. Niet alleen betrof het hier een gestolen auto –
waarbij verdachte van de heling is vrijgesproken –, maar had verdachte überhaupt niet tot het
rijden in de auto mogen overgaan. Door ook onder invloed (onder meer na het gebruik van wiet
en cocaïne) te rijden heeft verdachte ook het overige verkeer in gevaar gebracht.
Tijdens het incident op 15 januari 2019 heeft verdachte, onder meer ruikend naar alcohol,
na agressief gedrag tegenover reizigers een conducteur in de trein mishandeld en beledigd.
Zowel de reizigers als de conducteur hebben zich hierdoor angstig gevoeld. Verder heeft
verdachte niet meegewerkt aan zijn aanhouding en zich met geweld (door onder meer ook
te spugen) hiertegen verzet. Tot slot heeft hij veel beledigende woorden richting de ambtenaren
geuit. Het betreft hier personen in de uitoefening van hun functie.
Het gaat hier om vijf vervelende strafbare feiten. De rechtbank weegt mee dat verdachte niet de
volledige verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Verdachte heeft ook niet aan
onderzoeken naar eventuele problematiek (op het gebied van agressie en/of middelen) willen
meewerken. Dit terwijl hij eerder voor soortgelijke feiten, diverse bedreigingen, beledigingen en
onder meer belaging tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld.
Verdachte heeft de feiten op het station Zutphen ook in de proeftijd van deze veroordeling
gepleegd. Dit maakt ook dat de rechtbank niet opnieuw zal overgaan tot oplegging van een
gedeeltelijk voorwaardelijke straf.
Gelet op al dit voorgaande, acht de rechtbank een forse straf voor deze feiten passend. Zij zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van honderd dagen. Dit is in verband met de vrijspraken voor de mishandeling en bedreiging van zijn ex-partner lager dan geëist. Zij komt mede om deze reden ook niet aan het opleggen van een contactverbod als bijzondere voorwaarde toe.
Nu het voorarrest van verdachte langer is geweest dan de op te leggen gevangenisstraf is het bevel tot voorlopige hechtenis inmiddels opgeheven.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 2] (05/100356-19 feiten 1 en 2, € 400,00), [slachtoffer 3] (05/100356-19 feiten 2 en 3, € 450,00) en [slachtoffer 4] (05/100356-19 feiten 2 en 3, € 450,00
hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de genoemde bewezenverklaarde feiten. Gevorderd worden de voornoemde bedragen vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van alle benadeelde partijen elk tot een bedrag van € 400,00 toe te wijzen. Verder is de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten eerste in verband met de bepleite vrijspraak met betrekking met betrekking tot [slachtoffer 2] verzocht deze benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. Indien dit niet wordt gevolgd, is zowel met betrekking tot de vordering van de benadeelde [slachtoffer 2] als de benadeelden [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] aangevoerd dat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd. Om die reden dienen de benadeelde partijen (ook) niet-ontvankelijk in de vorderingen te worden verklaard. Indien de rechtbank dit niet zou volgen, heeft de verdediging zich voor wat betreft de hoogte van de vergoedingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partijen in het bijzijn van onder meer medereizigers zijn beledigd en bespuugd. Daarbij is tegen de benadeelden [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zelfs daadwerkelijk geweld gebruikt. [slachtoffer 3] is op zijn heup en [slachtoffer 2] is in zijn kruis geschopt.
Enkel de belediging vormt reeds een zelfstandige grond voor toewijzing van smartengeld op grond van artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek.
Uit de toelichting van de benadeelde [slachtoffer 3] volgt dat de feiten een grote impact op hem hebben gehad. Nu ook eerder de vrouw van de benadeelde aan kanker is overleden en zijn vriendin op dat moment kanker had, zijn de beledigingen des te harder aangekomen.
De benadeelde [slachtoffer 4] heeft door het incident slecht geslapen. Als gevolg van het incident is hij alerter geworden. Verder is ook de stiefvader van de benadeelde terminaal ziek, waardoor de woorden voor hem extra pijnlijk zijn geweest. Ook de benadeelde [slachtoffer 2] geeft aan dat het incident hem angstig heeft gemaakt. De trap in zijn kruis is ook zeer pijnlijk geweest.
Alles afwegende zal de rechtbank het smartengeld op bedragen van € 300,00 ( [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] ) en € 350,00 ( [slachtoffer 2] ) begroten. De benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk verklaard worden in het overige deel van hun vorderingen, nu de behandeling van deze delen naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partijen kunnen derhalve hun vorderingen voor het overige slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op het vorenstaande, ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van de toe te wijzen bedragen ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 15 januari 2019.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 180, 266, 267, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 163 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 05/199428-19 en van feit 1 onder parketnummer 05/081085-17;
verklaart bewezen dat verdachte het overige tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
100 (honderd) dagen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en onder parketnummer 05/199428-19 ook in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (05/100356-19 feiten 1 en 2):
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 05/100356-19 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (05/100356-19 feiten 2 en 3):
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 2 en 3 onder parketnummer 05/100356-19 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (05/100356-19 feiten 2 en 3):
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 2 en 3 onder parketnummer 05/100356-19 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.S. Croll (voorzitter), mr. H.P.M. Kester en mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 1] , gesloten op 6 februari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 4-5.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 37.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 19-20.
5.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 4-5.
6.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 7-8 en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 9-10.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
8.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 5 februari 2020 en het proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten, p. 17.
9.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 2] , gesloten op 24 januari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.