ECLI:NL:RBGEL:2020:1165

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
05/170575-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het dealen en aanwezig hebben van heroïne en cocaïne

Op 19 februari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen en het aanwezig hebben van heroïne en cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon met de aanhouding van de verdachte op 18 april 2017, waarbij drugs en geld in beslag werden genomen. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk vervoeren, verkopen en afleveren van heroïne en cocaïne in de periode van 1 januari 2016 tot en met 18 april 2017. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was, waaronder getuigenverklaringen en uitgelezen telefoons, die de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel bevestigden. De verdediging betwistte de periode van de drugshandel en vroeg om een lichtere straf, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd. De rechtbank overwoog dat het gebruik van harddrugs een ernstige bedreiging vormt voor de gezondheid van gebruikers en dat de verdachte verantwoordelijk was voor de verspreiding van deze drugs. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op en verklaarde het in beslag genomen geld en de telefoons verbeurd, aangezien deze waren verkregen door de drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/170575-17
Datum uitspraak : 19 februari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
raadsvrouw: mr. V.W.A.M. van de Port advocaat te Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 juli 2018 en 5 februari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 18 april 2017 in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd/verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan
- [naam 1] en/of
- [naam 2] en/of
- [naam 3] en/of
- [naam 4] ,
heroïne en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 18 april 2017 in de gemeente Apeldoorn, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,04 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
ongeveer 1,87 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1 en 2: het aanwezig hebben, het verkopen en verstrekken van drugs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Gelet op de uitgelezen telefoons en de getuigenverklaringen, bevat het procesdossier ook voldoende bewijs om de ten laste gelegd periode te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat slechts een periode van twee maanden, te weten maart en april 2017, kan worden bewezen. Daartoe is aangevoerd dat de genoemde periode in de getuigenverklaringen niet wordt ondersteund door objectief of ander bewijs. De enkele keer dat getuige [naam 4] heeft verklaard dat hij over een periode van drie jaar drugs van verdachte heeft gekocht, kan niet leiden tot een bewezenverklaring van de gehele periode. Ook de uitgelezen sms-berichten kunnen niet leiden tot een veroordeling van de onder 1 ten laste gelegde periode, nu de reactie op de ontvangen sms-berichten onduidelijk blijft. De verdediging heeft verder gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
De aanwezigheid van drugs (feit 2)
[naam 1] verklaarde, na de aanhouding van hem en verdachte op 18 april 2017 in de auto van verdachte, dat hij drugs had gekocht bij verdachte en dat onder de bijrijdersstoel een bolletje lag welke hij zojuist had gekocht voor 20,- euro. [2] Bij de doorzoeking van de auto werd rechts onder de bijrijdersstoel een bolletje aangetroffen. Bij de aanhouding zijn onder verdachte 2 telefoons, 7 bolletjes en een geldbedrag van € 384,06 in beslag genomen. [3] Deze 7 bolletjes zijn onderzocht en in het NFI-rapport staat dat het gaat om 1,87 gram cocaïne en 1,04 heroïne. [4] Ter terechtzitting van 13 juli 2018 heeft verdachte verklaard dat hij op 18 april 2017 een hoeveelheid van 1,87 gram cocaïne en 1,04 gram heroïne aanwezig heeft gehad [5] .
Het dealen van harddrugs (feit 1)
Verdachte heeft ter terechtzitting van 13 juli 2018 verklaard dat hij zich over een periode van twee maanden schuldig heeft gemaakt aan het dealen van cocaïne en heroïne. Om welke twee maanden dit exact gaat heeft verdachte niet verklaard. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze periode langer was, dan waarover verdachte heeft verklaard. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
De politie heeft bij zijn aanhouding twee telefoons onder verdachte in beslag genomen en uitgelezen. Uit de uitgelezen telefoons van verdachte komen een aantal telefoonnummers naar voren van personen waar contact mee is geweest in de vorm van sms-berichten. Deze personen zijn door de politie als getuigen gehoord.
De getuigen
Uit de telefoon met het merk [merk 2] van verdachte komt het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dat wordt gekoppeld aan getuige [naam 2] , naar voren. [naam 2] heeft verklaard dat hij in november of december 2016 voor het eerst drugs bij verdachte heeft gekocht. De laatste maanden had hij iedere week bij verdachte cocaïne afgenomen. [6]
Ook het telefoonnummer [telefoonnummer 2] komt uit die telefoon naar voren en wordt gekoppeld aan getuige [naam 3] . [naam 3] heeft verklaard dat hij vanaf ongeveer november 2016 de eerste keer cocaïne bij verdachte afnam. Vanaf december 2016 kocht [naam 3] drie keer in de week een bolletje van € 25,-. [7]
Uit de telefoon met het merk [merk 1] van verdachte komt het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , dat wordt gekoppeld aan getuige [naam 4] , naar voren. [naam 4] verklaart dat hij zijn drugs altijd bij verdachte koopt. De eerste keer dat hij iets bij verdachte kocht was ongeveer 3 jaar geleden. [8]
Sms-berichten
In voormelde telefoons zijn onder meer ook de volgende sms-berichten aangetroffen.
30 november 2014 ontvangen bericht:
‘kameraad donker is erg gemixt met cafeïne echt’ [9]
25 december 2015 ontvangen bericht:
‘breng mijn kaart… oké. Ik bel je om wat te kopen. Ga je raar doen. Die bruin is slecht. Klaar. Ik wil wit.’ [10]
2 juni 2016 ontvangen bericht: ‘
Mafkees waarom altijd zo moeilijk doen je wil toch
doekoe verdienen ik heb geld hier dakoe.’ [11]
2 maart 2012 verzonden bericht aan getuige [naam 4] :
‘Hey [naam 5] wanneer betaal je mij en je neem de telefoon niet ik heb het geld hard nodig’. [12]
15 april 2017 ontvangen berichten van getuige [naam 4] :
‘Kun je morgen (zaterdag) nog wat in de bus gooien’en
‘Die van 3x geleden als het kan! Laatste was wel iets beter dan daarvoor, maar nog niet zoals 3x geleden.’ [13]
De rechtbank stelt vast dat deze berichten in het licht van al het voorgaande zien op het dealen van harddrugs. De laatste berichten hierover worden op beide telefoons ontvangen op 18 april 2017.
Medeverdachte [naam 1]
Medeverdachte [naam 1] heeft verklaard dat hij afgelopen 1,5 maand (de rechtbank begrijpt vanaf ongeveer 1 maart 2017) iedere dag drugs heeft gekocht van verdachte. In die tijd kocht [naam 1] minimaal één bolletje heroïne per dag bij verdachte. [14]
Conclusie van de rechtbank
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte, anders dan wat hij verklaart, in de periode van 1 januari 2016 tot en met 18 april 2017 op meerdere tijdstippen heroïne en cocaïne heeft gedeald. En verder dat hij bij zijn aanhouding 1,87 gram cocaïne en 1,04 heroïne aanwezig had.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een of meer verschillendetijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 18 april 2017
in de gemeente Apeldoorn en/of eldersin Nederland,
(telkens
)opzettelijk heeft vervoerd en verkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt aan
- [naam 1] en
/of
- [naam 2] en
/of
- [naam 3] en
/of
- [naam 4] ,
heroïne en
/ofcocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne,
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks18 april 2017 in de gemeente Apeldoorn, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer1,04 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendeheroïne en
/of
ongeveer1,87 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendecocaïne, zijnde heroïne en
/ofcocaïne,
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Daartoe is aangevoerd dat het gaat om zeer ernstige feiten, te weten bijna 1,5 jaar dealen in harddrugs en het aanwezig hebben daarvan. Daar staan, gelet op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, forse gevangenisstraffen op. Tevens merkt de officier van justitie daarbij op dat het dossier voldoende aanwijzingen bevat om tot een langere periode te komen dan is tenlastegelegd. Tot slot heeft de officier van justitie geëist dat het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 384,06 en de twee telefoontoestellen verbeurd moet worden verklaard, nu het geldbedrag afkomstig is uit het dealen van de harddrugs en de telefoontoestellen daarbij zijn gebruikt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een werkstraf op te leggen met een voorwaardelijke gevangenisstraf, eventueel in combinatie met een proeftijd van 3 jaren. Daartoe is aangevoerd dat verdachte een veel kortere periode heeft gedeald dan waar de officier van justitie vanuit gaat en dat het om zeer oude feiten gaat. Bovendien is verdachte de afgelopen jaren niet in contact gekomen met politie en justitie. Voorts verzoekt de verdediging de inbeslaggenomen telefoons terug te geven aan verdachte. Ten aanzien van het inbeslaggenomen geld houdt € 20,- causaal verband met het tweede tenlastegelegde feit, voor het overige bedrag (€ 364,06) wordt verzocht dit terug te geven aan verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 23 december 2019
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 30 oktober 2019.
Verdachte heeft op 18 april 2017 cocaïne en heroïne aanwezig gehad. Ook heeft hij gedurende een periode van ruim 15 maanden cocaïne en heroïne vervoerd, verkocht, afgeleverd en verstrekt. Met de officier van justitie is de rechtbank het eens dat het dossier bewijs bevat dat verdachte zich over een langere periode dan tenlastegelegd schuldig heeft gemaakt aan het dealen van harddrugs. Verdachte heeft hiermee bijgedragen aan de verspreiding en het gebruik van harddrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs een ernstige bedreiging voor de gezondheid van de gebruikers ervan vormt. Ook zorgen harddrugs maatschappelijk gezien voor veel schade en gaat de handel vaak direct of indirect gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Verdachte is hier door zijn handelen mede verantwoordelijk voor.
De rechtbank is van oordeel dat het gaat om ernstige feiten die oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Uit het door de reclassering opgestelde rapport blijkt verdachte weinig inzicht te hebben in zijn eigen handelen. Nu verdachte door zijn afwezigheid ter terechtzitting zijn persoonlijke omstandigheden niet nader heeft onderbouwd, heeft de rechtbank hier geen rekening mee kunnen houden. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank echter wel het lange tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde mee.
Alles in samenhang bezien, zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden opleggen. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, zal daarop in mindering worden gebracht.
Het beslag:
Het onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag ad € 384,06 is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het geldbedrag geheel of grotendeels door middel van de handel in heroïne en cocaïne is verkregen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte een beperkt inkomen had en geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van het geldbedrag.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de in beslag genomen telefoons dienen te worden verbeurd verklaard, nu uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat verdachte zijn drugshandel met behulp van de telefoons heeft begaan.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van het beslag

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een geldbedrag van € 384,06 en de twee telefoons.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. M. Hoedeman rechters in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe en mr. J.J. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] gesloten op 15 juni 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 14 t/m 16.
3.De kennisgeving van inbeslagneming, p. 35 t/m 37.
4.Het NFI-rapport d.d. 12 mei 2017, p. 49-50.
5.Het proces-verbaal van de zitting van 13 juli 2018, p. 2.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige, p. 124.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige, p. 129-130.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 132.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, p. 85.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, p. 84.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, p. 81.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, p. 116.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, p. 105.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , p. 140 t/m 144.