ECLI:NL:RBGEL:2020:1095

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
05/740568-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige in familieverband

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 februari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn vijftienjarige nichtje. De tenlastelegging betrof handelingen die op 23 november 2018 in Ede plaatsvonden, waarbij de verdachte, die op dat moment 34 jaar oud was, met zijn nichtje, geboren op 21 januari 2003, seksuele handelingen heeft verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn nichtje in de auto heeft betast en zich door haar heeft laten betasten. De officier van justitie heeft betoogd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht, gezien de grote leeftijdsverschil en de familieband tussen hen. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft overwogen dat de seksuele handelingen, gezien de omstandigheden, in strijd zijn met de sociaal-ethische normen en als ontuchtig moeten worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de situatie en de noodzaak van behandeling om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740568-18
Datum uitspraak : 17 februari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1]
raadsman: mr. E. van Dal, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 februari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 november 2018 te Ede, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op 21 januari 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het met zijn hand/vinger(s) over de vagina/schaamstreek van die [slachtoffer] wrijven en/of het door die [slachtoffer] laten bestasten van zijn, verdachtes, (met kleding bedekte) geslachtsdeel.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 23 november 2018 hebben verdachte, zijn nichtje [slachtoffer] en zijn zoon [naam] , in de auto van verdachte gezeten. Dat was vlakbij een bos in de buurt van Ede. Verdachte heeft [slachtoffer] in de auto betast en heeft zich laten betasten door [slachtoffer] . [2] [slachtoffer] is geboren op 21 januari 2003. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van seksuele handelingen met zijn vijftienjarige nichtje [slachtoffer] . Gelet op zijn relatie tot haar en op het onderlinge leeftijdsverschil van 19 jaar, kan het gedrag van verdachte worden aangemerkt als ontuchtig.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] haar hand over zijn kleding op zijn geslachtsdeel heeft gelegd en dat hij dat heeft toegelaten. Ook heeft hij in de auto zijn hand, over de kleding, op het been van [slachtoffer] gelegd. [slachtoffer] heeft zijn hand toen gepakt en deze, eveneens over de kleding, op haar vagina gelegd. Vervolgens heeft hij met zijn hand over haar kruis gewreven. [4] De rechtbank overweegt allereerst dat dit seksuele handelingen betreffen.
Voorts overweegt de rechtbank dat het vaste jurisprudentie is dat onder omstandigheden aan seksuele handelingen met een minderjarige tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtige karakter kan ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in de onderhavige zaak geen sprake was.
Immers, verdachte was ten tijde van deze gedragingen 34 jaar, terwijl [slachtoffer] 15 jaar was. Verdachte was bovendien de aangetrouwde oom van [slachtoffer] . En in de auto heeft hij alcoholhoudende drank gegeven aan [slachtoffer] , terwijl hij wist dat zij al onder invloed was. [5]
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de seksuele handelingen van verdachte naar hun aard en zeker onder de geschetste omstandigheden in strijd zijn met de in de maatschappij geldende sociaal-ethische normen en daarom als ontuchtig zijn aan te merken.
Het tenlastegelegde kan worden bewezen op de wijze als hieronder, onder 3., vermeld.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks23 november 2018
te Ede, in elk gevalin Nederland, met [slachtoffer] , geboren op 21 januari 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het met zijn hand
/vinger(s)over de vagina/schaamstreek van die [slachtoffer] wrijven en
/ofhet door die [slachtoffer] laten betasten van zijn, verdachtes,
(met kleding bedekte
)geslachtsdeel.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie gaat ervan uit dat verdachte [slachtoffer] onder haar kleding op haar blote vagina heeft betast, wat de officier van justitie als strafverzwarend beschouwt. De officier van justitie heeft om die reden een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren gevorderd. De officier van justitie is van mening dat hieraan de voorwaarden verbonden dienen te worden zoals door de reclassering zijn voorgesteld, te weten een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij [naam zorgverlener] te Breda of een soortgelijke zorgverlener.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van de strafmaat aangevoerd dat er geen bewijs is dat verdachte [slachtoffer] onder haar kleding zou hebben aangeraakt. Van belang is voorts dat de handelingen eenmalig en in een zeer kort tijdsbestek hebben plaatsgevonden. De raadsman heeft voorts bepleit dat ermee rekening moet worden gehouden dat verdachte een vaste baan heeft en de zorg voor zijn zoon draagt. Verdachte heeft zich bereid verklaard mee te werken aan de voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd en houdt zich ook goed aan de voorwaarden die hem in het kader van de schorsing van de bewaring zijn opgelegd. De raadsman heeft daarom verzocht het onvoorwaardelijke deel van een eventueel op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 23 december 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 21 januari 2020.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen bij een meisje van jonger dan 16 jaar. Dit meisje stond bovendien in familiebetrekking tot verdachte: zij was het nichtje van verdachte en stond om die reden in een afhankelijke relatie ten opzichte van hem. Die relatie heeft verdachte op grove wijze beschaamd. Bovendien was het slachtoffer, zowel op basis van haar leeftijd als op basis van haar gemoedstoestand bijzonder kwetsbaar. Verdachte wist dit en hij heeft hier misbruik van gemaakt. Uit de WhatsApp-berichten die het meisje na de ontuchtige handelingen aan verdachte heeft verstuurd, leidt de rechtbank af dat de handelingen een grote emotionele impact op het meisje hebben gehad. Zij was zeer boos op verdachte en heeft hem via de WhatsApp-berichten op zijn gedrag aangesproken. Ook heeft het meisje een aantal dagen na de ontuchtige handelingen, op 5 december 2018, een intake gesprek bij Pro Persona gehad waar zij heeft verteld dat verdachte haar twee weken daarvoor heeft dronken gevoerd en haar vervolgens heeft betast. De rechtbank is van oordeel dat uit de WhatsApp-berichten en het gesprek bij Pro Persona kan worden afgeleid dat het meisje de ontuchtige handelingen als een ernstige inbreuk op haar integriteit heeft ervaren. Ook het feit dat verdachte alcoholhoudende drank heeft gegeven aan [slachtoffer] en vervolgens haar lichamelijke integriteit heeft geschonden, rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Daarnaast weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat hij eerder is veroordeeld voor ontucht met een minderjarige. Verdachte is naar aanleiding van die veroordeling gedurende twee jaar onder behandeling geweest. Het baart de rechtbank grote zorgen dat verdachte ondanks deze behandeling toch opnieuw de fout in is gegaan. Hierom is een flinke stok achter de deur, in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf, geboden. Tot slot merkt de rechtbank op dat zelfs al zou het slachtoffer toenadering hebben gezocht, zoals verdachte meermaals heeft verklaard, verdachte als volwassen man, mede gelet op zijn verleden, beter had moeten weten en deze toenadering meteen had moeten beëindigen.
Anders dan de officier van justitie heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte [slachtoffer] onder haar kleding heeft aangeraakt. De rechtbank is wel met de officier van justitie van oordeel dat een taakstraf, gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit door verdachte is begaan en de eerder door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen met een jeugdige, een gepasseerd station is.
De rechtbank betrekt anderzijds bij het bepalen van de strafmaat het feit dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven, uit zichzelf hulp is gaan zoeken en is gaan werken aan zijn problemen.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Hierbij is betrokken de emotionele gesteldheid van verdachte. Volgens de reclassering zou het goed kunnen dat verdachte signalen van een ander niet goed interpreteert, omdat hij de ander niet wil afwijzen. Geadviseerd wordt oplegging van een deels voorwaardelijke straf met een proeftijd en meldplicht alsmede een behandelverplichting.
De rechtbank is op basis van de inhoud van het reclasseringsrapport en de houding van verdachte ter terechtzitting van oordeel dat de verdachte door zijn angstgevoelige, beïnvloedbare en meegaande karakter in situaties terechtkomt die zich bevinden op of zelfs over de grens van het maatschappelijk aanvaardbare. In een dergelijke situatie kan de verdachte, als het er vervolgens op aankomt, lastig grenzen van zichzelf en van anderen bewaken en “nee” zeggen. Dit heeft er meermalen voor gezorgd dat verdachte sociaal-ethische grenzen heeft overschreden en hierbij slachtoffers heeft gemaakt. De rechtbank houdt hem hier verantwoordelijk voor. Om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst wederom schuldig zal maken aan strafbare feiten, is behandeling en begeleiding nodig. Om dit mogelijk te maken, acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de voorlopige hechtenis, met een proeftijd van 3 jaren geboden. Een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf, acht de rechtbank in dit licht niet opportuun. Tijdens de proeftijd dient enerzijds ingezet te worden op diagnostiek bij verdachte en anderzijds op een behandeling door een psycholoog en/of psychiater. Het aanleren van copingvaardigheden aan verdachte om hem weerbaarder te maken zal onderdeel van die behandeling moeten zijn.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
150 honderdvijftig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
146 (honderdzesenveertig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op
drie jarenwordt bepaald;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • stelt als
  • stelt als
zich zal melden binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] en zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
zal meewerken aan de reeds – in het kader van de schorsing van de bewaring – ingezette behandeling bij [naam zorgverlener] te Breda of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering;
(desverlangd door de reclassering) zal meewerken aan diagnostisch onderzoek, ook als daartoe een kortdurende klinische opname van maximaal zeven weken nodig is, indien en voorzover de reclassering dit nodig vindt;
zich in het kader van het diagnostisch onderzoek als bedoeld onder 3) zal laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de reclassering;
zich zal laten behandelen door een psycholoog en/of psychiater, indien en voorzover de reclassering dit nodig vindt;
zich zal houden aan de aanwijzingen en de (huis)regels van de onder 2), 3), 4) en 5) bedoelde zorginstelling(en)/behandelaar(s)/onderzoeker(s);
zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering met betrekking tot zijn cannabisgebruik. Wanneer de reclassering dat gebruik wenst te reguleren of te verbieden dient veroordeelde daaraan mee te werken;
zal meewerken aan controles op het gebruik van middelen, waaronder cannabis, indien en wanneer de reclassering dat verlangt;
 stelt voorts als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 stelt tevens als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de naleving van aanwijzingen, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 heft op het geschorste bevel bewaring.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter), mr. P.C. Quak en
mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Roelfsema,
griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 februari 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, dienst Regionale Recherche, afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018554810, gesloten op 6 februari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 februari 2020; proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 118 en119; schriftelijk bescheid, zijnde een brief van Pro Persona, p. 150.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 210.
5.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 februari 2020.