ECLI:NL:RBGEL:2020:1090

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
8118521
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen en verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure tussen Unikon B.V. en een werknemer, aangeduid als [verwerende partij]. De werknemer was sinds 1 januari 2018 werkzaam als Manager Service bij Unikon en had een salaris van € 4.218,00 bruto per maand. De werkgever, Unikon, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verwijtbaar handelen van de werknemer, alsook vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. De werknemer had zich op 8 april 2019 ziek gemeld, na een conflict met de algemeen directeur van Unikon, [algemeen directeur Unikon]. Dit conflict leidde tot een brief van meerdere medewerkers, waarin zij hun onvrede over de leidinggevende uitten. Unikon beschuldigde de werknemer ervan de initiator te zijn van deze brief en het vertrouwen in de directeur te hebben opgezegd. De werknemer betwistte deze beschuldigingen en stelde dat de onvrede voortkwam uit het handelen van de directeur zelf. De kantonrechter oordeelde dat er geen voldoende grond was voor ontbinding op basis van verwijtbaar handelen, maar dat er wel sprake was van een verstoorde arbeidsrelatie. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst per 1 april 2020 en kende de werknemer een transitievergoeding van € 3.037,00 en een billijke vergoeding van € 12.500,00 toe, alsook de wettelijke rente over deze bedragen. De proceskosten werden eveneens aan de werkgever opgelegd.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8118521 \ HA VERZ 19-174 \ 520 \ 918
uitspraak van 11 februari 2020
beschikking
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Unikon B.V.
gevestigd te Barneveld
verzoekende partij
gemachtigde mr. C.J. Tijman
en
D.M.R. [verwerende partij]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
gemachtigde Eerlijkmetrecht t.a.v. mr. S.W.J. Koenen
Partijen worden hierna Unikon en [verwerende partij] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 18 oktober 2019 met producties
- het verweerschrift van 31 december 2019 met producties
- de mondelinge behandeling van 14 januari 2020 mede inhoudende de pleitnotitie van de gemachtigde van Unikon.

2.De feiten

2.1.
[verwerende partij] is sinds 1 januari 2018 bij Unikon werkzaam in de functie van
Manager Service tegen een salaris van laatstelijk € 4.218,00 bruto per maand.
2.2.
Bij brief van 5 april 2019 heeft de heer [algemeen directeur Unikon] , algemeen directeur van Unikon (hierna [algemeen directeur Unikon] ), [verwerende partij] als volgt bericht:
“Op 3 april jl. heb ik moeten constateren dat je probeert medewerkers te betrekken bij je pogingen hen tegen de directie c.q. de algemeen directeur op te zetten enerzijds, en dat je probeert –o.a. door verschillende directieleden op verschillende momenten selectief van onjuiste dan wel onvolledige informatie te voorzien- tegen elkaar op te zetten c.q. tegen elkaar uit te spelen anderzijds.
Dit nadat je met hetzelfde oogmerk al eerder vergelijkbare pogingen hebt ondernomen; waarop de directie je in een onderhoud dat eerder dit jaar heeft plaatsgevonden heeft aangesproken; en naar aanleiding waarvan je destijds beterschap hebt beloofd.
De directie heeft nu vastgesteld dat je op dezelfde voet doorgaat en kwalificeert je gedrag als ondermijnend, uiterst onprofessioneel en niet acceptabel.
Dit gedrag kan dan ook niet zonder gevolgen blijven. Ik verwacht je voor een gesprek op maandag8 april a.s. om 08.30u. bij mij op kantoor om de consequenties te bespreken.
Dit schrijven zal aan je personeelsdossier worden toegevoegd.”
2.3.
Bij e-mailbericht van 5 april 2019 heeft [verwerende partij] [algemeen directeur Unikon] als volgt bericht:
“Wat een bijzonder schrijven heb ik van jou mogen ontvangen. Ik herken mijzelf totaal niet in het beeld dat jij schetst. Ik weet niet beter dan dat ik goed functioneer en dat de afdeling Service tot grote tevredenheid van de directie door mij gereorganiseerd is, hetgeen heeft geresulteerd in een versnelde omzetting van mijn tijdelijke contract naar een vast dienstverband en een aanzienlijke salarisverhoging.
Ten aanzien van jouw opmerkingen dat ik medewerkers zou betrekken in pogingen het tegen de directie op te zetten, kan ik het volgende melden. Er zijn de afgelopen week meerdere grote aanvaringen geweest tussen jou en medewerkers vanzowel de financiële administratie, als jouw eigen verkoopafdeling,hetgeen geresulteerd heeft inzeer veel onrustop de bovenetage. Aangezien jij vaak afwezig bent, heb ik als manager (zoals jij dat graag ziet!) mijn verantwoordelijkheid genomen en geluisterd naar de verschillende medewerkers die overstuur waren. Wil je alsjeblieft de onrust die je zelf voelt, omdat het boven totaal niet loopt, niet op mijn bordje leggen? De onrust die er al was op, zowel de verkoopafdeling, als op de financiële afdeling, heb je nu ook naar mij en mijn afdeling verlegd, waardoor er nu inderdaadonrust is onder alle medewerkers die direct met jou samenwerken/ aan jou rapporteren.Ik vrees dat door alle maatregelen, die jij nu meent te moeten treffen, de onrust alleen nog maar zal toenemen. Dit alles ten koste van Unikon.
Aangezien ik mijn managementtaken altijd naar eer en geweten heb opgepakt en deze taken tot volle tevredenheid van de directie heb uitgevoerd, zie ik de verdere afloop met vertrouwen tegemoet.”
2.4.
Op 8 april 2019 heeft [verwerende partij] zich ziek gemeld.
2.5.
Bij brief van 8 april 2019, ondertekend door [verwerende partij] en zes andere medewerkers van Unikon, hebben zij de directie van Unikon onder meer het volgende bericht:
“Naar aanleiding van de ontstane werksituatie, sinds de komst van (…) [algemeen directeur Unikon] binnen Unikon, schrijven wij deze brief. Vanaf het moment, dat de aansturing van sales, service en de financiële administratie overgegaan is van (…) [de heer X] naar (…) [algemeen directeur Unikon] , zijn er op alle afdelingen, die rechtstreeks door (…) [algemeen directeur Unikon] worden aangestuurd, problemen ontstaan. Deze problemen zorgen voor een onveilig werkklimaat en maken dat onze motivatie, inzet en gezondheid hier ernstig onder lijden. Dit is de reden dat wij de noodklok luiden.
(…) Nu (…) [algemeen directeur Unikon] als algemeen directeur de leiding heeft overgenomen, ervaren wij geen enkele wederkerigheid meer in de communicatie. Tevens mist een respectvolle benadering naar ons als medewerkers. Met regelmaat worden er beloftes gedaan, die vervolgens weer ingetrokken of niet nagekomen werden. Wij signaleren (…) een gebrek aan oprechte interesse (…). Tevens mist een gebrek aan expertise gericht op leidinggeven, waarbij iedereen in zijn kracht gezet wordt. Dit alles maakt samenwerken met (…) [algemeen directeur Unikon] voor ons onmogelijk.
(…) De afgelopen periode zijn er door ons vele, persoonlijke gesprekken met hem gevoerd. Tijdens deze gesprekken heeft hij beterschap beloofd. Helaas hebben wij moeten ervaren dat deze beloftes niet zijn nagekomen. Echter, nu de problemen op de door (…) [algemeen directeur Unikon] aangestuurde afdelingen zich blijven opstapelen en er steeds meer gewerkt moet worden in een sfeer van intimidatie en bedreiging, zien wij géén mogelijkheden meer om nader tot elkaar te komen. Bij deze zeggen alle Unikon medewerkers, die direct onder (…) [algemeen directeur Unikon] rapporteren, unaniem het vertrouwen in hem op. Vanaf heden zullen wij dan ook géén (bilaterale) gesprekken meer met hem voeren. Uiteraard is het hierbij de intentie om, in het Unikon belang, de overige communicatielijnen met de directie open te houden en ons volledig in te zetten om het bedrijf te laten floreren. (…)”
2.6.
Bij brief van 18 april 2019 heeft Unikon [verwerende partij] onder meer als volgt bericht:
“Op 8 april 2019 heeft de directie van Unikon (…) een mede door jou ondertekende brief ontvangen. Met deze brief wordt de directie geïnformeerd over de beslissing om het vertrouwen in (…) [algemeen directeur Unikon] als algemeen directeur op te zeggen. Wij hebben begrepen dat jij degene bent die de anderen heeft gemobiliseerd om met hen deze brief aan de directie te schrijven.
Dit was niet de eerste keer. Al eerder heb jij gemeend om met voorbijgaan aan (…) [algemeen directeur Unikon] als algemeen directeur te kunnen handelen. Anderhalve maand geleden heb jij (…) [de heer X] benaderd en hebt hem aangegeven niet met (…) [algemeen directeur Unikon] te kunnen/willen werken. (…) [de heer X] en (…) [algemeen directeur Unikon] hebben daar op 4 maart jl. gezamenlijk met jou over gesproken. Afgesproken werd dat dat niet meer zou gebeuren. Jij hebt nu blijkbaar gemeend je niet aan die afspraak te hoeven houden. De afgelopen weken ben jij wederom gewaarschuwd. Op 3 april jl. heeft (…) [algemeen directeur Unikon] zelf waargenomen dat jij met een collega (…) over hem sprak. Met een e-mail van 5 april 2019 heeft (…) [algemeen directeur Unikon] jou erop gewezen dat dit niet acceptabel is. Hij heeft jou uitgenodigd voor een gesprek dat zou plaatsvinden op 8 april 2019. Dat gesprek heeft niet kunnen plaatsvinden. Voorafgaand is de mede door jou ondertekende brief ontvangen en direct daarna heb jij je ziek gemeld.
Je zult begrijpen dat jouw handelen voor ons niet acceptabel is. Er vanuit gaande dat jij het beste voor hebt met Unikon, geldt nog steeds dat wij van jou mogen verwachten dat jij je als goed werknemer opstelt. Dat betekent dat jij praat mét (…) [algemeen directeur Unikon] als algemeen directeur en niet óver (…) [algemeen directeur Unikon] .
Bovendien mag van jou worden verwacht dat jij anderen niet mobiliseert tegen (…) [algemeen directeur Unikon] , zeker niet nu jij al herhaaldelijk was gewaarschuwd. Voor ons is het spreekwoordelijke ‘point of no return’ gepasseerd. (…)”
2.7.
Bij brief van 3 mei 2019 heeft de gemachtigde van [verwerende partij] Unikon onder meer als volgt bericht:
“(…) U stelt dat cliënte de initiator is van de brandbrief van 8 april 2019 waarin alle direct door (…) [algemeen directeur Unikon] aangestuurde werknemers hun zorg uitspreken over het functioneren van (…) [algemeen directeur Unikon] als algemeen directeur. Nadere onderbouwing van uw stelling ontbreekt. Namens cliënte betwist ik uw stelling in deze.
Vervolgens beschuldigt u cliënte ervan dat zij op een eerder moment een soortgelijke handeling zou hebben verricht. Ook deze beschuldiging wijst cliënte van de hand en verzoekt u om deze nader te onderbouwen.
Cliënte erkent dat zij begin maart (…) [de heer X] heeft benaderd om de samenwerking met (…) [algemeen directeur Unikon] te bespreken. Aanleiding hiervoor waren de opmerkingen zijnerzijds over de continuering van de samenwerking met cliënte.
In navolging van het gesprek met (…) [de heer X] heeft er een driegesprek plaats gevonden waarin is uitgesproken dat de baan van cliënte niet op het spel stond. Volledigheidshalve merk ik op dat de toegezegde schriftelijke bevestiging tot op heden achterwege is gebleven.
U stelt dat cliënte zich niet aan de afspraak heeft gehouden en dat zij hierover een waarschuwing heeft gekregen. Uit bestudering van de stukken is mij niet gebleken dat zij een waarschuwing heeft ontvangen in verband met het schenden van afspraken. Tevens kon cliënte mij niet vertellen waarop wordt gedoeld.
Hetzelfde geldt ten aanzien van het voorval op 3 april jl. waarbij (…) [algemeen directeur Unikon] heeft geconstateerd dat cliënte met haar collega (…) over hem sprak. Wellicht is dit het voorval waarover in de brief van 5 april jl. wordt gesproken. (…) In de brief van 5 april jl. wordt gesteld dat cliënte medewerkers probeert op te zetten tegen (…) [algemeen directeur Unikon] . Cliënte betwist deze beschuldiging ten aanzien van het voorval dat op 3 april jl. plaats zou hebben gevonden. Hierbij dien ik op te merken dat ook deze beschuldiging niet concreet wordt gemaakt noch wordt aangegeven wat er over (…) [algemeen directeur Unikon] gezegd zou zijn. In haar email van 5 april jl. heeft cliënte reeds inhoudelijk gereageerd.
Terecht wordt opgemerkt dat het gesprek dat gepland was op 8 april jl. niet is doorgegaan vanwege een ziekmelding van de zijde van cliënte. Vervolgens heeft u tijdens deze ziekteperiode zonder enige berichtgeving haar toegang tot het netwerk beëindigd evenals dat haar zakelijke telefoon is afgesloten.
Tot slot stelt u dat cliënte herhaaldelijk zou zijn gewaarschuwd inzake haar handelen en dat u het besluit heeft genomen om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te beëindigen. Mijn cliënte wil benadrukken dat zij zich als een goed werknemer heeft opgesteld en het belang van de organisatie voor ogen heeft gehad in haar doen en laten. (…)
Op 20 mei aanstaande heeft zij een afspraak met de Arboarts inzake de arbeidsmogelijkheden en –beperkingen. Op dit moment richt cliënte zich op herstel van haar klachten en werkhervatting. (…)”
2.8.
Op advies van de Arboarts heeft mediation plaatsgevonden. Dit heeft echter niet geleid tot afspraken tussen partijen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Unikon verzoekt, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, de tussen haar en [verwerende partij] bestaande arbeidsovereenkomst per direct te ontbinden, althans subsidiair bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking, met veroordeling van [verwerende partij] in de proceskosten.
3.2.
Unikon legt aan haar verzoek ten grondslag dat sprake is van verwijtbaar handelen door [verwerende partij] als bedoeld in artikel 7:669 lid 1 en lid 3 sub e BW, dan wel (subsidiair) van een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in lid 1 en lid 3 sub g van dit artikel.
Unikon verwijt [verwerende partij] dat zij, als leidinggevende en ondanks eerdere waarschuwingen, niet in gesprek is gegaan met [algemeen directeur Unikon] . Zij heeft hem gepasseerd, het vertrouwen in hem opgezegd en te kennen gegeven voortaan géén (bilaterale) gesprekken meer met hem te voeren. Door zich op deze manier op te stellen heeft zij onrust veroorzaakt en zich onmogelijk gemaakt binnen de organisatie van Unikon.
3.3.
[verwerende partij] betwist dat sprake is van een grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Zij heeft niet (ernstig) verwijtbaar gehandeld en/of nagelaten. Indien al sprake is van een verstoring van de arbeidsrelatie is deze uitsluitend ontstaan door het handelen en/of nalaten van Unikon zelf. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst houdt bovendien verband met haar arbeidsongeschiktheid.
[verwerende partij] concludeert daarom primair tot afwijzing van het verzoek van Unikon met veroordeling van Unikon in de proceskosten.
Subsidiair, voor het geval het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen, verzoekt [verwerende partij] Unikon bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking te veroordelen:
a. om aan haar te betalen het netto equivalent van de transitievergoeding van
€ 3.037,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling;
b. om aan haar te betalen een billijke vergoeding van € 50.000,00 bruto, althans een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling;
c. in de proceskosten.

4.De beoordeling

Opzegverbod
4.1.
De kantonrechter stelt vast dat [verwerende partij] , gelet op het oordeel van de Arboarts, arbeidsongeschikt is. Als het verzoek om de arbeidsovereenkomst te beëindigen verband houdt met de arbeidsongeschiktheid van [verwerende partij] moet de kantonrechter het verzoek in beginsel afwijzen (artikel 7:671b lid 2 en 7:670 lid 1 BW). De kantonrechter is evenwel van oordeel dat de arbeidsongeschiktheid niet de reden is voor Unikon om de arbeidsovereenkomst te willen beëindigen. Uit de overgelegde stukken en de toelichting ter zitting blijkt immers dat Unikon de arbeidsovereenkomst wil beëindigen wegens (gesteld) verwijtbaar handelen van [verwerende partij] .
Ontbinding arbeidsovereenkomst
4.2.
Uit artikel 7:669 lid 1 BW juncto 7:671b lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015
(Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
Verwijtbaar handelen
4.3.
Unikon heeft primair aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van verwijtbaar handelen van [verwerende partij] zodanig dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder e BW). Zij heeft, ondanks haar positie als leidinggevende en ondanks eerdere waarschuwingen wegens ondermijnend gedrag, meegewerkt (door het instigeren dan wel ondertekenen van de brief van 8 april 2019) aan het creëren van een situatie waarin [algemeen directeur Unikon] door het personeel buitenspel is gezet, aldus Unikon (zie punt 33. van het verzoekschrift).
Volgens [verwerende partij] heeft [algemeen directeur Unikon] met zijn manier van leidinggeven voor de nodige onrust gezorgd op de werkvloer, hetgeen zij, (ook) in haar positie van leidinggevende, tevergeefs, heeft getracht aan te kaarten. Uiteindelijk hebben de verkopers het initiatief genomen voormelde brief op te stellen, die door alle verkopers en de direct onder [algemeen directeur Unikon] vallende leidinggevenden is ondertekend. Alleen tegen haar is Unikon een ontbindingsprocedure gestart, aldus [verwerende partij] .
4.4.
Hoewel tussen partijen niet in geschil is dat [verwerende partij] met [de heer X] heeft gesproken over de door haar ervaren problemen met (de wijze van leidinggeven van) [algemeen directeur Unikon] en evenmin in geschil is dat zij ( [de heer X] , [algemeen directeur Unikon] en [verwerende partij] ) daarover op 4 maart 2019 met elkaar hebben gesproken, kan deze handelwijze van [verwerende partij] niet, althans niet zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, worden bestempeld als “ondermijnend gedrag”. Voor zover Unikon heeft willen stellen dat [verwerende partij] dergelijke problemen (alleen) met [algemeen directeur Unikon] had moeten bespreken, miskent zij dat niet alle onderlinge problemen ook onderling kunnen worden opgelost; soms is interventie door een derde nodig.
Dat [verwerende partij] op 3 april 2019 heeft geprobeerd (een) collega(’s) tegen [algemeen directeur Unikon] “op te zetten” en/of dat zij de drijvende kracht is geweest achter het opstellen van de brief van
8 april 2019 is niet komen vast te staan. Weliswaar heeft (ook) zij die brief ondertekend, maar waarom dit zou moeten worden gekwalificeerd als zodanig verwijtbaar handelen dat voortduring van de arbeidsovereenkomst niet kan worden gevergd, valt niet in te zien, te meer niet nu Unikon ten aanzien van de overige ondertekenaars heeft volstaan met een waarschuwing. Het enkele feit dat [verwerende partij] een leidinggevende positie had, is daarvoor onvoldoende.
Voor zover Unikon (ter zitting) heeft willen betogen dat aan het gemaakte onderscheid (tussen [verwerende partij] en de overige ondertekenaars) ook haar “gebrek aan berouw” ten grondslag heeft gelegen, faalt dit betoog, alleen al nu Unikon reeds op 18 april 2019, zonder met [verwerende partij] over de gang van zaken te hebben gesproken, heeft laten weten dat wat haar betreft ‘the point of no return’ reeds was bereikt.
Verstoorde arbeidsverhouding
4.5.
Unikon heeft subsidiair aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 juncto lid 3 aanhef en onder g BW).
Uit de stellingen die partijen over en weer hebben ingenomen en het feit dat de mediation niet tot oplossingen heeft geleid, volgt dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. Dat deze verstoring door Unikon is veroorzaakt, zoals [verwerende partij] stelt, doet daar niet aan af. Nu voorts niet is gebleken dat er mogelijkheden zijn om [verwerende partij] te herplaatsen, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst op deze grond ontbinden.
Transitievergoeding
4.6.
[verwerende partij] verzoekt om toekenning van een transitievergoeding van € 3.037,00 bruto. Nu geen sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen aan de zijde van [verwerende partij] en de hoogte van deze vergoeding niet is betwist, wordt de verzochte transitievergoeding toegewezen. Dat geldt eveneens voor de wettelijke rente over de transitievergoeding.
Billijke vergoeding
4.7.
[verwerende partij] heeft in geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht een billijke vergoeding toe te kennen op grond van artikel 7:671b lid 8 aanhef en onder sub c BW. Op grond van dit artikel kan de kantonrechter in geval het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt ingewilligd aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen als de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De toekenning van een billijke vergoeding betreft een discretionaire bevoegdheid. Het is aan de kantonrechter om aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval te beoordelen of en zo ja in welke omvang het toekennen van een billijke vergoeding aan de werknemer in de rede ligt (Kamerstukken I 2013/14, 33818, C, p. 99).
4.8.
Dienaangaande wordt als volgt overwogen.
Uit de processtukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen blijkt dat Unikon [verwerende partij] bij brief van 5 april 2019 ernstige verwijten maakt. Deze verwijten zijn op geen enkele wijze onderbouwd en komen niet vast te staan. Ook het verwijt dat [verwerende partij] de initiator is geweest van de brief van 8 april 2019 is niet komen vast te staan en bovendien is zij niet in de gelegenheid gesteld om hierover in gesprek te gaan. In plaats daarvan heeft Unikon haar tijdens haar – (zelfs) tijdens de zitting nog betwiste arbeidsongeschiktheid – laten weten dat ‘the point of no return’ was gepasseerd. De kantonrechter is van oordeel dat Unikon hiermee ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en toekenning van een billijke vergoeding ligt dan ook in de rede. Rekening wordt daarbij gehouden met de gevolgen van het ontslag (HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187).
De kantonrechter acht een billijke vergoeding van € 12.500,00 bruto redelijk, gelet op het navolgende. Gelet op (de aard van) de tussen partijen gerezen spanningen is de kans zeer reëel dat deze, ook indien Unikon daarop op andere wijze had gereageerd, zouden hebben geleid tot een einde van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter gaat er, (ook) rekening houdend met de arbeidsongeschiktheid van [verwerende partij] , vanuit dat de arbeidsovereenkomst in dat geval ongeveer zeven maanden later zou zijn geëindigd en ziet daarin aanleiding om de billijke vergoeding, rekening houdend met het salaris over die periode en de door
[verwerende partij] te ontvangen ZW- dan wel WW-uitkering, de billijke vergoeding te bepalen op een bedrag van € 12.500,00 bruto. De wettelijke rente daarover zal worden toegewezen als na te melden.
Opzegtermijn
4.9.
De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst tussen partijen, rekening houdend met de opzegtermijn van één maand en het bepaalde in artikel 7:671b lid 8 aanhef en onder a BW, nu sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van Unikon, ontbinden per
1 april 2020.
Intrekkingsmogelijkheid
4.10.
De kantonrechter is van plan de arbeidsovereenkomst, met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn te ontbinden met ingang van 1 april 2020 en daarbij aan [verwerende partij] een billijke vergoeding van € 12.500,00 toe te kennen. Daarom krijgt Unikon, gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid 6 BW, de gelegenheid het verzoek in te trekken.
Proceskosten
4.11.
In het voorgaande wordt aanleiding gezien Unikon te veroordelen in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
stelt Unikon in de gelegenheid het verzoek uiterlijk op 25 februari 2020 in te trekken door een schriftelijke mededeling aan de griffier van de rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem, postbus 9030, 6800 EM Arnhem;
als Unikon het verzoek niet intrekt:
5.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 april 2020;
5.3.
kent aan [verwerende partij] ten laste van Unikon de transitievergoeding toe van € 3.037,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2020 tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt Unikon om aan [verwerende partij] een bedrag van € 12.500,00 bruto aan billijke vergoeding te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf
1 mei 2020 tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt Unikon in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van
[verwerende partij] begroot op € 720,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.6.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af;
als Unikon het verzoek intrekt:
5.8.
veroordeelt Unikon in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van
[verwerende partij] begroot op € 720,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.9.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2020.