ECLI:NL:RBGEL:2020:1069

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
C/05/365321 / FZ RK 20/165
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 28 januari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen een beschikking gegeven inzake een verzoek tot machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van cliënte, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. De burgemeester van de gemeente Brummen had op 22 januari 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor cliënte. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde datum zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder cliënte zelf, haar raadsvrouw, en zorgprofessionals van Zorggroep Apeldoorn en Sensire.

De rechtbank heeft vastgesteld dat cliënte niet in staat is om voor zichzelf te zorgen en dat haar gedrag, veroorzaakt door haar psychogeriatrische aandoening, leidt tot gevaarlijke situaties. Cliënte vertoonde dwaalgedrag en was een risico voor zichzelf en anderen. Ondanks pogingen om haar thuis te laten wonen, bleek dit niet meer verantwoord. De rechtbank oordeelde dat er geen minder ingrijpende alternatieven beschikbaar waren en verleende de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 10 maart 2020. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/365321 / FZ RK 20/165
Datum mondelinge uitspraak: 28 januari 2020
schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
inzake
het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
verblijfadres: [verblijfadres] ,
hierna te noemen: cliënte,
advocaat: mr. O.C.A. Sandberg-Vaillant te Vorden.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op
23 januari 2020.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de beschikking van de burgemeester van de gemeente Brummen van
  • de medische verklaring van 22 januari 2020;
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg dan wel een verklaring als bedoeld in artikel 1 lid 1c Wzd van 11 december 2018.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 januari 2020, op de locatie Zorggroep Apeldoorn, [verblijfadres] .
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en zijn gehoord:
- cliënte, bijgestaan door haar raadsvrouw;
- dhr. J.M. van der Valk, als specialist ouderengeneeskunde verbonden aan Zorggroep Apeldoorn;
- mw. J.J. Broek – van As, als verpleegkundige verbonden aan Zorggroep Apeldoorn;
- Mw. E. Bazuin, als wijkverpleegkundige verbonden aan Sensire;
- Dhr. G.J. Hoevers, mantelzorger van cliënte.

2.Beoordeling

2.1.
Op 22 januari 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Brummen ten behoeve van de cliënte een last tot inbewaringstelling afgegeven.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat ten aanzien van cliënte sprake is van zodanig onmiddellijk dreigend ernstig nadeel dat een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de cliënte als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening dit ernstig nadeel veroorzaakt. Cliënte is gediagnostiseerd met de ziekte van Alzheimer. Cliënte verbleef op een open afdeling maar er was sprake van dwaalgedrag en overlast gevend gedrag voor medebewoners. Cliënte heeft herhaaldelijk aangegeven weg te willen gaan en stemde niet in met een vrijwillig verblijf.
2.3.
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is gelegen in:
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • cliënte roept met hinderlijk gedrag agressie van een ander op.
Vanuit het dwaalgedrag kan cliënte buiten op straat terecht komen en dit geeft risico op onderkoeling. Tevens wekt cliënte de indruk dat zij zich niet in het verkeer kan redden. Doordat cliënte op deuren van haar medebewoners klopt, roept zij agressie bij hen op. Cliënte uit zich verbaal dreigend naar de verzorgenden wanneer cliënte in haar dwaalgedrag wordt beperkt.
2.4.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk en geschikt. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Ter zitting is door de wijkverpleegkundige en de mantelzorger van cliënte naar voren gebracht dat in de thuissituatie van alles geprobeerd is om cliënte zo lang mogelijk thuis te laten wonen. De wijkverpleging kwam vier keer per dag bij cliënte langs en ook de mantelzorger kwam dagelijks bij cliënte. De huishoudelijke hulp van cliënte heeft mede door het agressieve gedrag van cliënte aangegeven niet meer langs te willen komen en ook de buurman van cliënte is overbelast. Thuis wonen is voor cliënte niet meer verantwoord. Ze komt niet toe aan persoonlijke hygiëne en laat de mensen die haar daarin willen helpen niet voldoende toe. Ook is er in verband met de veiligheid van cliënte meer toezicht nodig dan er in de thuissituatie kan worden geboden.
2.5.
De cliënte verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie. Dit blijkt uit het feit dat cliënte aangeeft naar huis te willen. Cliënte ziet niet in dat het in de thuissituatie niet meer ging en is van mening dat zij thuis prima verzorgd kan worden. Cliënte zelf geeft in de thuissituatie aan dat ze eenzaam is en dood wil maar op de afdeling in de accommodatie geeft ze aan naar huis te willen.
2.6.
Hetgeen namens als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes weken, en geldt aldus tot en met 10 maart 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[cliënte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 10 maart 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2020 door mr. L.J.P. Lambooij, rechter, in tegenwoordigheid van [griffier] griffier, en op
30 januari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.