ECLI:NL:RBGEL:2020:1065

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
05/720420-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernielingen en poging tot zware mishandeling met bestelbus in Barneveld

Op 12 februari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige man uit Kootwijkerbroek. De verdachte werd beschuldigd van het vernielen van twee woningen, een auto, een schutting en de beplanting in een voortuin, alsook van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 8 november 2018 met zijn bestelbus tegen de voorgevel van een woning in Barneveld was gereden, waarbij hij de bewoners in gevaar had gebracht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, omdat er geen aanmerkelijke kans op overlijden bestond voor de slachtoffers. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan vernielingen en wederspannigheid. De verdachte kreeg een celstraf van 60 dagen, waarvan 55 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uur. Daarnaast werd hij veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelden, die in totaal ruim 7500 euro bedroeg. De rechtbank hield rekening met de geestelijke toestand van de verdachte, die leed aan een beperkte neurocognitieve stoornis door hersenletsel, en verklaarde hem verminderd toerekeningsvatbaar.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720420-18
Datum uitspraak : 12 februari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. A. van der Poel, advocaat te Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 september 2019 en 29 januari 2020.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt verweten, na een wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 29 januari 2020, dat hij op 8 november 2018 in Barneveld:
  • heeft geprobeerd om [benadeelde 1] en [benadeelde 2] te doden (primair) dan wel hen zwaar te mishandelen (subsidiair) door met een bestelbus in en door de voorgevel van de woning [adres 2] te rijden (feit 1);
  • de woningen aan [adres 2] , van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , en [adres 3] , van [benadeelde 3] , heeft vernield (primair), dan wel dat hij zo onvoorzichtig heeft gereden dat hij op die woningen is ingereden en gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor personen heeft veroorzaakt (subsidiair) (feit 2);
  • een auto van [benadeelde 3] en een schutting en beplanting van [benadeelde 4] heeft vernield (primair), dan wel dat hij zo onvoorzichtig heeft gereden dat hij op een schutting is ingereden en gemeen gevaar voor goederen heet veroorzaakt (subsidiair) (feit 3);
  • zich heeft verzet tegen de ambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , door zich in een andere richting te bewegen dan waarin [verbalisant 1] hem wilde bewegen en door met zijn armen om zich heen te slaan en zijn handen en armen voor zich te houden, terwijl genoemde verbalisanten deze wilden spreiden (feit 4).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
De poging doodslag dan wel poging zware mishandeling (feit 1)
Vrijspraak poging doodslag (primair)
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Immers bestond er geen aanmerkelijke kans op het overlijden van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het aan hem onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Daartoe is aangevoerd dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen aan de aangevers [benadeelde 2] en [benadeelde 1] . Immers reed hij met zijn bestelbus, op een tijdstip waarop men mag verwachten dat de bewoners thuis zijn, zo’n 20 centimeter binnen in de woonkamer van de woning.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte is met een bestelbus twee keer tegen de voorgevel van de woning aan [adres 2] in Barneveld aangereden. Over de eerste keer heeft de eigenaar van de woning, [benadeelde 2] , verklaard dat hij en zijn vrouw op dat moment al naar de achterzijde van de woning waren gerend. Er was dus niemand in de woonkamer aanwezig. De bestelbus is tegen de voorgevel tot stilstand gekomen en vervolgens weer verder gereden. [benadeelde 1] heeft over de tweede keer verklaard dat zij in de bijkeuken aan de achterzijde van de woning was toen zij wederom een harde klap tegen de woning hoorde. [benadeelde 2] was op dat moment niet aanwezig in de woning. De bestelbus stond nu ongeveer 20 centimeter in de woonkamer.
Verdachte heeft over het voorgaande verklaard dat hij volledig in paniek was en dat hij enkel weg wilde komen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier dan ook niet dat verdachte de intentie heeft gehad om met zijn handelen aangevers, [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde 2] en [benadeelde 1] . Hiervoor is vereist dat er sprake was van een aanmerkelijke kans die verdachte vervolgens bewust heeft aanvaard. De rechtbank overweegt dat verdachte de eerste keer al tot stilstand kwam tegen de woning en dat de bewoners op dat moment al aan de achterzijde van de woning waren De tweede keer is verdachte wel daadwerkelijk op de woning ingereden, waardoor hij zo’n 20 centimeter met zijn bestelbus in de woonkamer stond. Ook op dat moment was er echter niemand in de woonkamer aanwezig. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel niet bestond, nu bij beide keren niemand in de woonkamer aanwezig was. Verdachte kan deze dan ook niet bewust hebben aanvaard.
Met de verdediging is de rechtbank dan ook van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot zware mishandeling van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het aan hem onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde.
De vernielingen dan wel het veroorzaken van gevaar voor personen en/of goederen (feiten 2 en 3)
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 november 2018 is verdachte met zijn bestelbus tegen de voorgevel van de woning aan [adres 2] van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gereden. Hij stond daardoor met de achterzijde van de bestelbus zo’n 20 centimeter in de voorgevel van woning. [3] In die voorgevel is daardoor een gat ontstaan. In het plafond van de woonkamer zijn scheuren ontstaan. [4]
Op diezelfde datum heeft verdachte met zijn bestelbus ook de luifel van de woning aan [adres 3] in Barneveld van [benadeelde 3] geramd. Verdachte is vervolgens ook nog tegen de garagedeur, waar een auto achter stond, aan gereden. [5] Hierdoor is schade ontstaan aan die woning, de luifel, de gevel, de garage en de auto. [6]
Verdachte is vervolgens op die datum ook de voortuin van de woning van [benadeelde 4] ingereden. Hij kwam tegen een boom tot stilstand. Toen hij weg reed, reed verdachte nog tegen de schutting aan. [7] Een deel van die schutting is hierdoor beschadigd. Ook zijn er een aantal vaste planten en drie bomen uit de voortuin beschadigd. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling van de woningen aan [adres 2] en [adres 3] (feit 2, primair) en de vernieling van de auto van [benadeelde 3] en de schutting en beplanting van [benadeelde 4] (feit 3, primair).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 2 en 3. Daartoe is aangevoerd dat verdachte helemaal overstuur was en daardoor niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij dingen zou kunnen vernielen op het moment dat hij overal tegenaan en overheen reed.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit de vaststaande feiten blijkt dat verdachte met zijn bestelbus tegen twee woningen is aan gereden, dat hij tegen een garagedeur en een schutting is aangereden en dat hij door een voortuin heen is gereden. Hij heeft hiermee veel schade aangericht.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 29 januari 2020 verklaard dat hij in zijn bestelbus op een garagedeur is geklapt. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij ook een schutting heeft geraakt en dat hij tegen een huis aan is gereden. [9] De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zo te handelen wist dat hij schade zou aanrichten. Dit geldt te meer nu verdachte door is gereden nadat hij al voor de eerste keer tegen een woning aan had gereden. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet had op het vernielen en beschadigen van de woningen aan [adres 2] en [adres 3] (feit 2) en een auto van [benadeelde 3] , een schutting en beplanting van [benadeelde 4] (feit 3).
De wederspannigheid (feit 4)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid, nu hij zich niet bewust tegen zijn aanhouding heeft verzet. Daartoe is aangevoerd dat verdachte zich niets meer kan herinneren van zijn aanhouding. Bovendien was hij zich ten tijde van zijn aanhouding helemaal niet bewust van het feit dat hij werd aangehouden door de verbalisanten.
Beoordeling door de rechtbank
Op 8 november 2018 waren verbalisanten [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, en [verbalisant 2] brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland belast met de algehele surveillance in Barneveld. [verbalisant 1] deelde verdachte mede dat hij was aangehouden ter zake vernieling en hij wilde hem begeleiden door hem rustig aan zijn linkerarm mee te nemen. [verbalisant 1] zag en voelde dat verdachte zich in een andere richting bewoog dan dat hij hem wilde doen bewegen. [verbalisant 1] zag en voelde dat verdachte met zijn armen met kracht om zich heen begon te slaan in zijn richting. Verder zagen en voelden genoemde verbalisanten dat verdachte zijn handen in elkaar vouwde en dat hij met kracht zijn handen voor zijn lichaam bij elkaar hield. [verbalisant 1] deelde verdachte mede dat hij zijn handen moest loslaten en zijn armen moest spreiden. [10]
Verdachte heeft hierover ter terechtzitting van 29 januari 2020 verklaard dat hij zich kan herinneren dat een agent hem met een knuppel op zijn rug sloeg. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat een trauma aan de politie naar boven kwam, toen de politie er was om hem aan te houden. [11]
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van de verbalisanten dat verdachte zich heeft verzet bij zijn aanhouding. Bovendien kan verdachte zich ook herinneren dat er een agent was die hem met een knuppel sloeg en kwam een trauma aan de politie boven toen hij opnieuw door hen werd aangehouden. De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk dat verdachte zich helemaal niets van zijn aanhouding kan herinneren en dat hij zich niet bewust heeft verzet tegen zijn aanhouding. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 primair, feit 3 primair en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
Primair
hij op
of omstreeks8 november 2018 te Barneveld,
in elk geval in Nederland,opzettelijk en wederrechtelijk
een of meergebouwen, te weten een woning aan
- [adres 2] en
/of
- [adres 3]
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] en
/of[benadeelde 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield
en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op
of omstreeks8 november 2018 te Barneveld,
in elk geval in Nederland,opzettelijk en wederrechtelijk een auto, toebehorende aan [benadeelde 3] en
/ofeen schutting en
/ofbeplanting, toebehorende aan [benadeelde 4] ,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een of meer anderen toebehoorde, heeft vernield, beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op
of omstreeks8 november 2018 te Barneveld,
in elk geval in Nederland, zich met geweld
en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen
een of meerambtenaren, [verbalisant 1] , hoofdagent van politie-eenheid Oost-Nederland en
/of[verbalisant 2] , brigadier van
politie-eenheid Oost-Nederland,
(beide)werkzaam in de rechtmatige oefening van
zijn/hun bediening, te weten de algehele surveillance in de gemeente Barneveld, door zich
meermalen, althans eenmaal,een andere richting in te bewegen dan waarin die [verbalisant 1] hem trachtte te bewegen en
/ofdoor met zijn armen met kracht om zich heen te slaan en
/ofdoor zijn handen
en/of armen (met kracht
)voor zijn lichaam te houden terwijl die [verbalisant 1] en
/of[verbalisant 2]
trachtte
(n
)zijn, verdachtes, armen te spreiden.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2 primair:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw dat geheel aan een ander toebehoort vernielen
en
Opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw dat geheel aan een ander toebehoort beschadigen
Ten aanzien van feit 3 primair:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen
en
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort beschadigen
Ten aanzien van feit 4:
Wederspannigheid

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een beroep gedaan op verontschuldigbare onmacht, zodat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat er geen andere oorzaak is aan te wijzen dan het niet aangeboren hersenletsel van verdachte waardoor hij in een staat van verwarring en desoriëntatie is geraakt en in paniek de feiten heeft gepleegd. De verdediging stelt daarbij dat verdachte voorafgaand aan de feiten geen drugs had gebruikt, nu dit niet in zijn bloed is aangetroffen. De bewezenverklaarde feiten kunnen verdachte dan ook niet worden verweten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen beroep op verontschuldigbare onmacht toekomt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte buiten zijn eigen schuld in een toestand is geraakt waarin hij lichamelijk of geestelijk niet in staat was naar behoren te functioneren.
Verdachte heeft hierover zelf bij de politie verklaard dat hij volledig in paniek is geraakt toen hij tegen een garage is aan gereden. Hij kan zich ook slechts flarden herinneren van wat er is gebeurd. Verdachte heeft verder verklaard dat hij bij zijn broer wiet had gerookt. Ter terechtzitting van 29 januari 2020 heeft verdachte verklaard dat hij een buisje pure cannabis had gerookt voordat hij in zijn bestelbus is gestapt.
Gelet op deze consistente, eigen verklaringen van verdachte stelt de rechtbank vast dat hij voordat hij in zijn bestelbus stapte drugs heeft gebruikt. Dat dit niet uit het latere bloedonderzoek is gebleken doet hier niet aan af.
De deskundige [naam 1] , psycholoog, heeft ter terechtzitting van 29 januari 2020 verklaard dat het onduidelijk is wat de uitwerking van het gebruik van drugs in combinatie met hersenletsel zal zijn. Over het algemeen wordt in revalidatiecentra wel nadrukkelijk geadviseerd om met hersenletsel geen alcohol en drugs te gebruiken. Uit zijn rapport komt ook naar voren dat bij verdachte een hoog risico op herhaling van impulsief en slecht aan de omgeving aangepast gedrag bestaat bij het gebruik van cannabis. Bovendien heeft verdachte zelf verklaard dat hij bij een aanrijding twee weken eerder ook cannabis had gerookt.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte zelf de keuze heeft gemaakt om drugs te gebruiken voordat hij in zijn bestelbus ging rijden, ondanks dat hij bekend moest zijn met de mogelijke gevolgen hiervan. Dit geldt te meer, nu verdachte twee weken eerder ook een aanrijding heeft gehad terwijl hij onder invloed was van cannabis. De rechtbank is aldus van oordeel dat verdachte geen beroep op verontschuldigbare onmacht toekomt nu geen sprake is van een toestand waarin hij buiten zijn eigen schuld is geraakt.
Verdachte is dan ook strafbaar, nu ook geen andere omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 3 primair en feit 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen waarvan 55 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en een drugsverbod. Daarnaast vordert de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 60 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat sprake is van zeer ernstige feiten en dat verdachte, voor zover hij zich de feiten kan herinneren, bekend heeft. Verder volgt de officier van justitie het advies van de deskundige [naam 1] om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat geen standpunt ingenomen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 13 december 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 29 augustus 2019;
- een monodisciplinair rapport van [naam 1] , psycholoog, gedateerd 4 februari 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de vernielingen van twee woningen, een auto, een schutting en beplanting in een voortuin. Hij heeft dit gedaan door met zijn bestelbus tegen één van de woningen aan te rijden en door op de andere woning in te rijden. Hij heeft hiermee bij de plek waar mensen zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen enorm veel schade toegebracht. Verdachte is eerst tegen één van de woningen tot stilstand gekomen, in plaats van uit te stappen op dat moment, is hij verder gereden. Hij heeft vervolgens een luifel geramd en is tegen een garagedeur aangereden waarachter een auto stond. Ook toen is verdachte nog niet uitgestapt, maar heeft hij zijn weg vervolgd. Hij is door een voortuin heengereden waar hij bomen en planten heeft vernield om vervolgens te keren en, nadat hij ook nog tegen de schutting bij woning is gereden, op één van de twee woningen ingereden. Hij stond daar met maar liefst 20 centimeter van de achterkant van zijn bestelbus in de woonkamer, waar hij bleef accelereren en proberen weg te komen. De bewoners van deze woningen zijn enorm geschrokken. Eén van hen beschrijft het handelen zelfs als een aanslag waarvoor doodsangsten werden uitgestaan. Op het moment dat de politie kwam om verdachte aan te houden heeft verdachte zich daar ook nog tegen verzet. Verdachte heeft door zo te handelen enorm veel schade aangericht en daarmee ook grote onrust veroorzaakt in de buurt. Hij heeft bovendien de gevoelens van veiligheid in de maatschappij aangetast.
Uit de rapportages blijkt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een beperkte neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel (NAH), nu gedeeltelijk in remissie, met gedragsstoornissen in de vorm van slecht op de omgeving afgestemd, impulsief gedrag en beperkte zelfevaluatie. Daarnaast is er sprake van een cannabis intoxicatie met verward, gedesoriënteerd gedrag. Het gedrag van verdachte wordt ten tijde van het tenlastegelegde gekenmerkt door hetgeen hiervoor is omschreven. Het advies is dan ook om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank neemt dit advies over.
De rechtbank houdt bij de afdoening van deze zaak verder rekening met de ernst van de gepleegde feiten, met rechterlijke uitspraken in vergelijkbare zaken, met de justitiële documentatie van verdachte en met de persoon en de problematiek van verdachte.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen waarvan 55 dagen voorwaardelijk met aftrek en een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling en een drugsverbod passend en geboden. De voorwaardelijke straf dient als waarschuwing voor verdachte en als stok achter de deur voor de noodzakelijke behandeling en begeleiding. Verder acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 60 uren passend en geboden. De gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid kan niet worden opgelegd nu de wet daartoe geen mogelijkheid biedt met betrekking tot de feiten die door de rechtbank zijn bewezen verklaard.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
  • feit 2, vernieling van een woning van [benadeelde 2] : € 4.353,80 (bestaande uit € 3.353,80 materiële schade en € 1.000,- immateriële schade);
  • feit 2, vernieling van een woning van [benadeelde 1] : € 4.833,61 (bestaande uit € 3.833,61 materiële schade en € 1.000,- immateriële schade);
  • feit 2 en 3, vernieling van een woning en een auto van [benadeelde 3] : € 2.343,02 (bestaande uit uitsluitend materiële schade);
  • feit 3, vernieling van een schutting en beplanting van [benadeelde 4] : € 369,26 (bestaande uit uitsluitend materiële schade);
alle bedragen moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2018. Verder verzoeken de benadeelde partijen de rechtbank over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de vorderingen van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , stelt de verdediging dat deze moeten worden gematigd. Daartoe is aangevoerd dat voor wat betreft de verlofdagen niet duidelijk is waarvoor de verlofdagen zijn opgenomen, zodat deze kostenpost van het totale bedrag van de vordering moet worden afgetrokken. Ten aanzien van de reiskosten stelt de verdediging dat het aantal kilometers verkeerd is berekend, zodat deze schadepost moet worden gematigd naar het daadwerkelijk gereden aantal kilometers. Voor wat betreft de immateriële schade stelt de verdediging dat deze gematigd moet worden, gelet op de aangehaalde jurisprudentie.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [benadeelde 3] moet worden afgewezen dan wel dat de [benadeelde 3] niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 4] stelt de verdediging dat deze eveneens moet worden afgewezen dan wel dat [benadeelde 4] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, nu de extra kosten in deze vordering onvoldoende zijn onderbouwd en daarom niet kan worden vastgesteld of sprake is van een causaal verband met het feit.
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] (feiten 2 en 3)
Verlofdagen (gederfde inkomsten, beiden)
Er is voldoende causaal verband tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde. Bovendien hebben de benadeelde partijen deze schadepost voldoende onderbouwd. Dit bedrag zal worden toegewezen.
Reiskosten ( [benadeelde 2] )
De rechtbank zal deze kostenpost niet matigen, nu deze naar haar oordeel redelijk voorkomt. en is voldoende onderbouwd. Dit bedrag zal volledig worden toegewezen.
Medische kosten (beiden)
De medische kosten zijn door de verdediging inhoudelijk niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze kosten verder voldoende onderbouwd en komen zij redelijk voor. . De rechtbank zal deze kostenpost dan ook volledig toewijzen.
Immateriële schade (beiden)
Gelet op de impact van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank het aannemelijk dat de benadeelden hiervan psychische schade – in de vorm van gevoelens van angstklachten, herbelevingen en stressklachten – hebben ondervonden. Het staat de rechtbank wettelijk gezien echter niet vrij om bij de bewezenverklaarde feiten, te weten vernielingen, een vergoeding voor immateriële schade toe te wijzen. De rechtbank zal de benadeelde partijen dan ook niet-ontvankelijk verklaren in deze schadepost.
Totaal toegewezen bij [benadeelde 2] en [benadeelde 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] als gevolg van het (onder feiten 2 en 3) bewezen verklaarde handelen
  • ten aanzien van [benadeelde 2] , tot een bedrag van € 3.353,80, en
  • ten aanzien van [benadeelde 1] , tot een bedrag van € 3.833,61,
schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vorderingen dienen tot deze bedragen te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] (feiten 2 en 3)
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de rechtbank van oordeel is dat er geen causaal verband bestaat tussen de opgevoerde schade en de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank overweegt dat de schade-expert heeft verklaard dat het dak van de woning van [benadeelde 3] wegens ouderdom aan vervanging toe was. Volgens de verzekering heeft [benadeelde 3] om die reden ook geen recht op vergoeding van de volledige schade van het dak. Het deel dat wel voor vergoeding in aanmerking in aanmerking kwam is door de verzekering betaald. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] (feit 3)
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder feit 3) bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Wettelijke rente
Ten aanzien van alle toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen, te weten [benadeelde 2] , [benadeelde 1] en [benadeelde 4] , is de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar vanaf 8 november 2018.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 180, 350 en 352 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
  • een
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 55 (vijfenvijftig) dagen,
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt bij de reclassering Arnhem, nadat hij hiervoor een uitnodiging krijgt. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- zich laat behandelen bij [locatie] of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling door de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan een controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak en wanneer veroordeelde wordt gecontroleerd
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 een
werkstrafgedurende
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] (feit 2)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 2)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] (feiten 2 en 3)
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijkin haar vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] (feit 3)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.S. Croll (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. A. Cimen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 februari 2020.
Bijlage I
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 8 november 2018 te Barneveld, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] opzettelijk van het leven te beroven, een of meermalen met een voertuig, te weten een bestelbus, met hoge snelheid en/of accelererend, althans met aanzienlijke snelheid en/of
zonder snelheid te minderen heeft ingereden in/tegen/door de voorgevel van
een woning, te weten [adres 2] , terwijl die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] zich
achter en/of nabij die voorgevel, in elk geval in die woning bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 8 november 2018 te Barneveld, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met hoge snelheid en/of accelererend, althans met aanzienlijke snelheid en/of
zonder snelheid te minderen heeft ingereden in/tegen/door de voorgevel van
een woning, te weten [adres 2] , terwijl die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] zich
achter en/of nabij die voorgevel, in elk geval in die woning bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
Primair
hij op of omstreeks 8 november 2018 te Barneveld, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer gebouwen, te weten een woning aan
- [adres 2] en/of
- [adres 3]
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Subsidiair
hij op of omstreeks 8 november 2018 te Barneveld, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig, te weten een bestelbus, daarmee heeft gereden op en/of aan [adres 2 en 3] en daarbij aanmerkelijk onvoorzichtig dat voertuig heeft bestuurd, immers is hij, verdachte, in paniek geraakt terwijl hij voornoemd voertuig bestuurde ten gevolge waarvan verdachte met dat voertuig met hoge snelheid en/of accelererend, althans met aanzienlijke snelheid en/of zonder snelheid te minderen heeft ingereden in/tegen/door de voorgevel van een woning, te weten [adres 2] , waardoor die woning werd vernield, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meer anderen, te weten de in die woning aanwezig personen, is ontstaan;
3.
hij op of omstreeks 8 november 2018 te Barneveld, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, toebehorende aan [benadeelde 3] en/of een schutting en/of beplanting, toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een of meer anderen toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Subsidiair
hij op of omstreeks 8 november 2018 te Barneveld, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig, te weten een bestelbus, daarmee heeft gereden op en/of aan [adres 2 en 3] en daarbij aanmerkelijk onvoorzichtig dat voertuig heeft bestuurd, immers is hij, verdachte, in paniek geraakt terwijl hij voornoemd voertuig bestuurde ten gevolge waarvan verdachte met dat voertuig met hoge snelheid en/of accelererend, althans met aanzienlijke snelheid en/of zonder snelheid te minderen heeft ingereden in/tegen/door een schutting, zijnde een getimmerte, waardoor die schutting werd vernield, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan;
4.
hij op of omstreeks 8 november 2018 te Barneveld, in elk geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [verbalisant 1] , hoofdagent van politie-eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 2] , brigadier van
politie-eenheid Oost-Nederland, (beide) werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn/hun bediening, te weten de algehele surveillance in de gemeente Barneveld, door zich meermalen, althans eenmaal, een andere richting in te bewegen dan waarin die [verbalisant 1] hem trachtte te bewegen en/of door met zijn armen met kracht om zich heen te slaan en/of door zijn handen en/of armen (met kracht) voor zijn lichaam te houden terwijl die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2]
trachtte(n) zijn, verdachtes, armen te spreiden.

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging is te vinden in Bijlage I.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost Nederland, districtsrecherche Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] ( [naam 2] ), gesloten op 11 februari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , p. 18, het proces-verbaal van verhoor [benadeelde 1] , p. 47 en 48 en het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 200.
4.Het proces-verbaal onderzoek plaats delict door de VOA, p. 101 en 104.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 33, het proces-verbaal aanvullend verhoor aangever [benadeelde 3] , p. 42 en het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 200.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 33 en het proces-verbaal onderzoek plaats delict door de VOA, p.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , p. 44 en 45 en het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 200.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , p. 45.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 200.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 171 en 172.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 201.