ECLI:NL:RBGEL:2020:1062

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 januari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
C/05/365128 / FZ RK 20-126
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van inbewaringstelling op grond van de Wet zorg en dwang

Op 21 januari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van cliënte, op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat de medische verklaring die was afgegeven door mw. Uijterwaal-op 't Roodt, arts bij Mediant te Enschede, niet rechtsgeldig was. Cliënte verbleef op het moment van de verklaring nog steeds bij de zorginstelling, wat in strijd is met artikel 30 lid 2 Wzd. De rechtbank oordeelde dat er geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor cliënte was, en dat er minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren, zoals een tijdelijk verblijf bij haar ouders in afwachting van een plek in een begeleide woonsetting.

De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag als de uitspraak, waarbij cliënte werd bijgestaan door haar advocaat, mr. R.M. Hendriksen. Tijdens de zitting werd ook mw. P.F.M. Bouwhuis, gz-psycholoog, en mw. S. Spel, curator van cliënte, gehoord. De rechtbank concludeerde dat de wet niet was nageleefd en dat de afgifte van de medische verklaring door mw. Uijterwaal-op 't Roodt niet had mogen plaatsvinden. De rechtbank benadrukte dat cliënte al geruime tijd in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef en dat er geen noodzaak was voor voortzetting van de inbewaringstelling, gezien de alternatieven die beschikbaar waren.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2020 door rechter T. ter Brugge, en op 29 januari 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/365128 / FZ RK 20-126
Datum mondelinge uitspraak: 21 januari 2020
schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
inzake
het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op: [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
woonadres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
verblijfadres: [verblijfadres] , locatie [locatie] te [plaats] ,
hierna te noemen: cliënte,
advocaat: mr. R.M. Hendriksen te Hengelo.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 20 januari 2020.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van 17 januari 2020;
- de medische verklaring van 17 januari 2020.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 januari 2020, op de locatie [verblijfadres] te [plaats] .
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en zijn gehoord:
- cliënte bijgestaan door mr. Hendriksen;
- mw. P.F.M. Bouwhuis, als gz-psycholoog en regiebehandelaar verbonden aan bovengenoemde instelling;
- mw. S. Spel, curator van cliënte;
- de ouders van cliënte.

2.Beoordeling

2.1.
Cliënte voert, mede bij monde van haar advocaat, verweer tegen de voortzetting van de inbewaringstelling. De advocaat stelt ter zitting, na overlegging van pleitaantekeningen, het volgende. Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van
23 december 2019 is ten aanzien van cliënte een voortzetting van de inbewaringstelling in een psychiatrisch ziekenhuis verleend voor de duur van drie weken. De voortzetting van de inbewaringstelling is op 10 januari 2020 verlopen. Op grond van artikel 15:1 lid 4 Wvggz geldt deze machtiging als een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Door geneesheer-directeur Uijterwaal-op ’t Roodt van Mediant wordt op 14 januari 2020 een nieuwe medische verklaring opgesteld in het kader van de Wvggz. Op deze dag wordt een crisismaatregel afgegeven welke op 17 januari 2020 verloopt. Op 17 januari 2020 wordt vervolgens door mw. Uijterwaal-op ’t Roodt opnieuw een medische verklaring opgesteld echter nu in het kader van de Wet Zorg en Dwang (Wzd). Een inbewaringstelling wordt door de burgemeester van de gemeente Enschede op 17 januari 2020 afgegeven. De advocaat stelt dat op deze wijze de wet wordt overtreden. Bovendien verblijft cliënte op 17 januari 2020 nog altijd bij [verblijfadres] , locatie [locatie] te Enschede. De verklaring kan dan niet worden verstrekt door een arts die werkzaam is bij de zorgorganisatie die de accommodatie in stand houdt (artikel 30 lid 2 Wzd). In onderhavige zaak is dit wel het geval nu
mw. Uijterwaal-op ’t Roodt bij Mediant Enschede (dezelfde locatie als waar cliënte verbleef) werkzaam is. De advocaat stelt vervolgens dat er bovendien geen sprake meer is van onmiddellijk dreigend nadeel, omdat cliënte al weken was opgenomen, niet terug wil naar haar woning en zodoende niet meer in aanraking zal komen met de loverboy(s) en drugs. Cliënte heeft met haar ouders afgesproken dat zij tijdelijk bij hen kan verblijven, in afwachting van een geschikte plek voor begeleid wonen.
Een behandeling kan zij ambulant volgen. De advocaat concludeert tot afwijzing van het verzoek.
2.2.
De rechtbank kan aansluiten bij hetgeen de advocaat ter zitting stelt. Naar het oordeel van de rechtbank had mw. Uijterwaal-op ’t Roodt, werkzaam als arts bij Mediant te Enschede, de medische verklaring niet mogen afgeven aangezien cliënte (nog altijd) verbleef bij [verblijfadres] , locatie [locatie] te Enschede (artikel 30 lid 2 Wzd). Bovenal is er in onderhavige situatie geen sprake (meer) van een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor cliënte. Er zijn immers minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben, te weten een tijdelijk verblijf van cliënte bij haar ouders totdat er plaats is in een begeleide woonsetting.
2.3.
Gelet op het voorgaande is
niet voldaanaan de toepasselijke bepalingen van de Wet Zorg en Dwang.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2020 door mr. T. ter Brugge, rechter, in tegenwoordigheid van [griffier] , griffier, en op
29 januari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.