ECLI:NL:RBGEL:2020:1003

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 februari 2020
Publicatiedatum
14 februari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 956 + 19 _ 957
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating van permanente bewoning in gastenverblijven in strijd met bestemmingsplan en omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal. Eiser, eigenaar van een pand, had twee gastenverblijven gerealiseerd en verhuurde deze voor permanente bewoning. Het college had eiser een last onder dwangsom opgelegd, omdat het gebruik van de gastenverblijven volgens hen in strijd was met het bestemmingsplan en de verleende omgevingsvergunning. Eiser betwistte dit en stelde dat het gebruik van de gastenverblijven voor wonen niet in strijd was met de bestemming van het perceel.

De rechtbank oordeelde dat het gebruik van de gastenverblijven voor permanente bewoning niet in strijd was met de bestemmingsomschrijving van het bestemmingsplan. De rechtbank stelde vast dat de woonbestemming voor het hele perceel geldt, inclusief de voormalige schildersloods. Ook werd geoordeeld dat er geen voorschrift in de omgevingsvergunning was opgenomen dat het gebruik van de objecten als gastenverblijf verbood. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een overtreding, waardoor het college niet bevoegd was om handhavend op te treden. Het beroep van eiser werd gegrond verklaard, en de rechtbank vernietigde het besluit van het college.

Daarnaast werd het college veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.050 werden vastgesteld, en het griffierecht van € 174 moest door het college aan eiser worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 19/956 en 19/957

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. B.W.M. van Hoof),

[eisers] , eisers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dalte Groesbeek, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 december 2018 heeft verweerder aan eiser een last onder dwangsom opgelegd.
Partijen hebben verzocht en ingestemd met rechtstreeks beroep op grond van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2020.
Eiser [eiser] is verschenen met zijn echtgenote en gemachtigde. Eiseres [eiseres] is verschenen. Namens verweerder zijn G.B.M. Klaassen en A.J. Blankert verschenen.

Overwegingen

1. Eiser [eiser] (hierna: eiser) is eigenaar van het pand [adres]
. Op 15 september 2015 is van rechtswege door verweerder een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van twee gastenverblijven in de bestaande achteraanbouw (schildersloods) van dat pand. Eiser is deze gastenverblijven later gaan verhuren voor permanente bewoning. Verweerder heeft in augustus 2017 geconstateerd dat er wordt gewoond in de gastenverblijven.
Dit gebruik is volgens verweerder niet toegestaan op grond van het bestemmingsplan omdat de woonfunctie alleen geldt voor de al aanwezige woning aan de straatzijde en niet voor de voormalige schildersloods. Deze ruimte is alleen als schildersloods, kantoor of gastenverblijf te gebruiken. Daarbij is ook van belang dat het aantal woningen op het perceel op grond van het bestemmingsplan niet mag toenemen.
Daarnaast is ook sprake van strijd met de verleende omgevingsvergunning van 15 september 2015 waarin in afwijking van het bestemmingsplan de realisatie van twee gastenverblijven is toegestaan terwijl nu in strijd met die omgevingsvergunning permanent wordt gewoond in deze verblijven.
Op grond van deze overtredingen heeft verweerder op 21 december 2018 aan eiser een last onder dwangsom opgelegd waarin eiser is gelast om zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen negen maanden na de verzenddatum van het besluit, de permanente bewoning van de objecten op de adressen [adressen] te laten staken en gestaakt te houden. Indien na afloop van de begunstigingstermijn niet of niet geheel is voldaan aan de last, verbeurt eiser een dwangsom van € 15.000 ineens.
2. Eisers [eisers] (hierna: eisers) huurden één van de woonruimten van eiser. Omdat eisers inmiddels verhuisd zijn, hebben zij geen procesbelang meer. Het beroep van eisers is daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Eisers voeren aan dat verweerder ten onrechte is overgegaan tot het opleggen van een last onder dwangsom. Er is geen grondslag om handhavend op te treden omdat geen sprake is van een overtreding. Ten eerste omdat het gebruik van de “gastenverblijven” voor wonen, niet in strijd is met het bestemmingsplan. Ten tweede omdat het gebruik niet in strijd met is met voorschriften die zijn verbonden aan de omgevingsvergunning.
3.1.
Op het perceel is het bestemmingsplan “Stuwwal en beschermd dorpsgezicht Ubbergen” van toepassing. Op het perceel rust de bestemming “Wonen - I”. Daarnaast zijn de specifieke aanduidingen “schildersbedrijf” en “kantoor” opgenomen.
De rechtbank oordeelt dat het gebruik van de objecten, die als gastenverblijf zijn gerealiseerd, als woning niet in strijd is met de aan het perceel gegeven bestemming “Wonen - I” en de daarbij behorende doeleindenomschrijving. Anders dan verweerder kennelijk meent, geldt de woonbestemming voor het hele perceel, dus ook voor de voormalige schildersloods.
Daarnaast kan uit artikel 17.2.3 van de planvoorschriften, waarin is bepaald dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal, niet worden afgeleid dat het in strijd is met het bestemmingsplan om de ruimten als woning te gebruiken. Artikel 17.2.3 is geplaatst onder het opschrift “Bouwregels”. Die bepaling bevat dan ook uitsluitend een voorschrift voor bouwen op de als “Wonen - I” aangewezen gronden en is van betekenis voor toetsing aan het bestemmingsplan van aanvragen om omgevingsvergunning voor (ver)bouwen. (Zie voor een vergelijkbare zaak de uitspraak van de Afdeling van 10 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1226, rechtsoverweging 2.3). Er is daarom geen sprake van een overtreding van de planvoorschriften van het bestemmingsplan.
3.2.
Het standpunt van verweerder dat sprake is van handelen in strijd met de verleende omgevingsvergunning omdat in de objecten alleen gebruik als gastenverblijf zou zijn toegestaan, kan niet gevolgd worden. Met het verlenen van de omgevingsvergunning heeft verweerder in afwijking van het bestemmingsplan aan eiser toegestaan om de objecten te gebruiken als gastenverblijf. Dit maakt echter niet dat ter plaatse de bestemmingen “woondoeleinden”, “schildersbedrijf” en “kantoor” niet meer van toepassing zijn en dit gebruik verboden is geworden. Daarnaast is er geen voorschrift in de omgevingsvergunning opgenomen waarin is voorgeschreven dat de objecten alleen als gastenverblijf mogen worden gebruikt. Een ‘impliciet’ voorschrift, zoals verweerder betoogt, kan evenmin worden gelezen in de omgevingsvergunning. De omstandigheid dat eiser in verband met de voorgeschiedenis van de aanvraag voor de gastenverblijven ervan op de hoogte was dat verweerder niet wilde dat de objecten permanent bewoond zouden worden, betekent niet dat hierdoor sprake is van een overtreding waartegen handhavend kan worden opgetreden.
Eiser heeft de objecten gebouwd als gastenverblijf en heeft later het gebruik gewijzigd. Voor deze gebruikswijziging was geen nieuwe omgevingsvergunning nodig. Onder de gebruiksbepalingen in het bestemmingsplan is immers het gebruik voor woondoeleinden toegestaan en is geen bepaling opgenomen die een gebruikswijziging van tijdelijk/recreatief gebruik naar permanente bewoning verbiedt. Dat verweerder zich op het standpunt stelt dat dit niet de bedoeling is geweest van de planwetgever maakt dit niet anders.
3.3.
Het voorgaande betekent dat het gebruik voor permanente bewoning niet in strijd is met de aan het perceel gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving of enig ander voorschrift uit het bestemmingsplan en het gebruik ook niet in strijd is met de verleende omgevingsvergunning. Er is daarom geen sprake van een overtreding zoals door verweerder gesteld, waardoor verweerder niet bevoegd was om handhavend op te treden. De beroepsgrond slaagt.
Het beroep is reeds hierom gegrond. De rechtbank komt dan ook niet toe aan een verdere bespreking van de beroepsgronden.
4. Nu het beroep gegrond is ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050
(1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525 met een wegingsfactor 1). Verder moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 174 vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eisers ([eisers]) niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep van eiser [eiser]) gegrond;
  • vernietigt het besluit van 21 december 2018;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 1.050;
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 174 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.S.T. Belt, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.H. Dijkman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
Griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage
Bestemmingsplan “Stuwwal en beschermd dorpsgezicht Ubbergen”
17.1
Bestemmingsomschrijving
17.1.1
Algemene bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woondoeleinden;
b. wonen en zorg;
c. bedrijven;
d. detailhandel en dienstverlening;
e. horeca;
f. kantoor;
g. zorginstelling;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven en erfontsluitingswegen, en overeenkomstig de in 17.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
17.1.2
Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 17.1.1:
a. Bedrijven
Ter plaatse van de onderstaande aanduidingen, zijn uitsluitend de daarbij vermelde bedrijven toegestaan:
(...)
6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf' een schildersbedrijf.
(...)
d. Kantoor
Een kantoor is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.
(...)
17.2.3
Hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen geldt het volgende:
a. het aantal woningen en/of wooneenheden mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal;
b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.