ECLI:NL:RBGEL:2019:955

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
05/881380-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak medeplegen gekwalificeerde doodslag en veroordeling wapenbezit

Op 6 maart 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van gekwalificeerde doodslag en wapenbezit. De zaak betreft een schietpartij die plaatsvond in de nacht van 10 op 11 maart 2017 te Vaassen, waarbij het slachtoffer [slachtoffer 1] om het leven kwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het medeplegen van de doodslag, aangezien niet kon worden aangetoond dat hij wist van de plannen van zijn medeverdachten om een ripdeal te plegen en er geen bewijs was dat hij zelf had geschoten. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie II en een patroonhouder met munitie van categorie III. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, maar hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden voor de feiten 2 en 3, die betrekking hebben op wapenbezit. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit dat aan de vordering ten grondslag lag.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/881380-17
Datum uitspraak : 6 maart 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
raadsvrouw: mr. B. Klunder, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 september 2017, 18 december 2017, 12 maart 2018, 4 juni 2018, 17 juli 2018, 10 september 2018, 5 februari 2019, 6 februari 2019 en 21 februari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegewezen vordering wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen, in elk geval in de gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een of meer vuurwapen(s) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van die [slachtoffer 1] geschoten, waarbij die [slachtoffer 1] in het lichaam werd geraakt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten poging diefstal met geweld dan wel poging afpersing van een hoeveelheid (hard)drugs (te weten cocaïne), en/of van geld en/of van een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen, in elk geval in de gemeente Epe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid (hard)drugs (te weten cocaïne) en/of geld en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke poging diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die (poging) diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hetzij straffeloosheid te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of daarbij opzettelijk dreigend zei(den) 'maak je zakken leeg, maak je zakken leeg', en/of (vervolgens) met een of meer vuurwapen(s) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschoten, en aldus voor die [slachtoffer 2] een (zeer) dreigende situatie heeft/hebben gecreëerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, en welk feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad,
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen, in elk geval in de gemeente Epe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid (hard)drugs (te weten cocaïne) en/of geld en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of daarbij opzettelijk dreigend zei(den) 'maak je zakken leeg, maak je zakken leeg', en/of (vervolgens) met een of meer vuurwapen(s) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschoten, en aldus voor die [slachtoffer 2] een (zeer) dreigende situatie heeft/hebben gecreëerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, en welk feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad,
2.
hij in of omstreeks de nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen, in elk geval in de gemeente Epe, een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie III, te weten een of meer vuurwapen(s) (te weten onder andere een [naam 1] , een [naam 2] , een revolver en/of een [naam 3] ) voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 30 augustus 2017 tot en met 31 augustus 2017 te Zaandam, in elk geval in de gemeente Zaanstad, een (onderdeel van een) wapen van categorie III, te weten een (onderdeel van een) vuurwapen, en/of munitie van categorie III, te weten 13 patronen, voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig bewijs. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De door de verdediging gevoerde verweren zullen verderop bij de beoordeling worden besproken.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Tijdens een schietpartij op de carpoolplaats in Vaassen is [slachtoffer 1] van het leven beroofd als gevolg van een uit de hand gelopen ripdeal. Toen het tot een schietpartij kwam tussen verdachte, zijn medeverdachten en de verkopende partij, heeft verdachte dekking verleend met een [naam 1] . In het dossier bevinden zich geen bewijsmiddelen die onderbouwen dat verdachte wist dat zijn medeverdachten het plan hadden opgevat om een ripdeal te plegen. Er zijn voorts geen aanwijzingen dat verdachte heeft geschoten. Medeverdachten betogen het tegendeel en er zijn ook geen bij een [naam 1] horende hulzen gevonden.
Nu niet kan worden vastgesteld dat de rol van verdachte groter is dan hiervoor beschreven, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om verdachte aan te merken als medepleger van het ten laste gelegde onder feit 1. Hij zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
[medeverdachte] heeft verklaard dat Antilliaan 3 (de rechtbank begrijpt: verdachte) in de nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen een [naam 1] vast had. Buiten het machinegeweer had hij nog een ander wapen vast. [2] De [naam 1] valt onder categorie II van de Wet Wapens en Munitie. [3]
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte] voor wat betreft het voorhanden hebben van een vuurwapen door verdachte. [medeverdachte] heeft geen reden om hier niet de waarheid over te verklaren. Bovendien belast hij ook zichzelf hiermee, nu hij als kopende partij met verdachte, [naam 4] en [naam 5] naar de carpoolplaats is gegaan.
Gelet hierop vindt de rechtbank het ten laste gelegde onder feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Dat verdachte ook een [naam 2] , een revolver en een [naam 3] voorhanden heeft gehad kan niet wettig en overtuigend worden bewezen zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3
Op 30 augustus 2017 had verdachte in de P.I. Zaanstad een gesprek met zijn vriendin. Tijdens dit gesprek zei verdachte tegen zijn vriendin dat ze aan [naam 6] moest vragen om een schietding in een sok weg te gooien. [4] Op 31 augustus 2017 vond de doorzoeking van een woning plaats waar in een sok een langwerpig voorwerp werd aangetroffen. [5] Dit voorwerp bleek een patroonhouder gevuld met 13 patronen te zijn. De patroonhouder is een (onderdeel van een) wapen in de zin van artikel 1 onder 3°, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III van de Wet Wapens en Munitie. De patronen zijn munitie als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder 4° en artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij de patroonhouder van iemand heeft gekregen om te bewaren en dat hij er zelf de patronen in heeft gedaan. [7] Hoewel verdachte op 30 en 31 augustus 2017 gedetineerd zat, kon hij wel over de patroonhouder met patronen beschikken. Hij stuurt immers anderen aan om het ‘schietding’ weg te gooien. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte de patroonhouder en de munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank vindt het ten laste gelegde onder feit 3 dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
2.
hij
in of omstreeksde nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen,
in elk geval in de gemeente Epe, een
of meerwapen
(s)van categorie II
en/of categorie III, te weten een
of meervuurwapen
(s)(te weten
onder andereeen [naam 1] ,
een [naam 2] , een revolver en/of een [naam 3]) voorhanden heeft gehad;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 30 augustus 2017 tot en met 31 augustus 2017 te Zaandam, in elk geval in de gemeente Zaanstad, een (onderdeel van een) wapen van categorie III, te weten een (onderdeel van een) vuurwapen, en
/ofmunitie van categorie III, te weten 13 patronen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II
Ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III en munitie van categorie III

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte zeer gemotiveerd is om iets te maken van zijn leven en dat hij na zijn detentie hierin begeleiding krijgt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft tijdens een uit de hand gelopen ripdeal, waarbij er over en weer door de verkopende en kopende partij op elkaar geschoten werd, dekking verleend met een [naam 1] . Daarnaast heeft verdachte een patroonhouder met patronen voorhanden gehad.
Het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij een [naam 1] , een automatisch wapen, voorhanden heeft gehad en daarmee dekking heeft gegeven in een zeer explosieve situatie.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. Bij het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden vermeld. Voor het voorhanden hebben van de patroonhouder wordt een gevangenisstraf van 3 maanden vermeld. Daarnaast werkt strafverhogend dat verdachte de [naam 1] aanwezig heeft gehad tijdens een explosieve situatie. Ten slotte heeft de rechtbank het verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 19 december 2018 in de beoordeling betrokken, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en verboden wapenbezit.
Alles overwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden passend en geboden.

8.Inbeslaggenomen goederen

[auto]
De [auto] dient te worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar. [naam 7] . Het beslag dient daarom te worden opgeheven.
Overig
Voor zover er nog beslag ligt op goederen van verdachte dient dit beslag te worden opgeheven en de goederen aan verdachte te worden geretourneerd.
8a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [naam 8] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde onder feit 1. Gevorderd wordt een bedrag van € 20.000,- voor immateriële schade (affectieschade) en een bedrag van € 6.750,- voor materiële schade. Dit betreft kosten in verband met de uitvaart. Daarnaast is een bedrag van
€ 4.170,- voor advocaatkosten gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering niet ontvankelijk te verklaren nu, juridisch gezien, niemand verantwoordelijk kan worden gehouden voor de dood van [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de door de verdediging bepleitte vrijspraken heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte is vrijgesproken van het ten laste gelegde onder feit 1. Nu de door de benadeelde partij gevorderde schade een gevolg is van het ten laste gelegde onder feit 1, zal de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde onder feit 1;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
14 (veertien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.

gelast de teruggave van:
  • de [auto] van [naam 7] en
  • de overige goederen van verdachte, voor zover er beslag op ligt, aan verdachte.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 8]
verklaart de benadeelde partij [naam 8] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. van Apeldoorn (voorzitter), mr. W.L.F. Prisse en
mr. S.A. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy en mr. E. Bruinsma-Visscher, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 maart 2019.
mr. W.L.F. Prisse en mr. S.A. van Hoof zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] , brigadier van de politie Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2017111069 (onderzoek TGO Estland), gesloten op 21 november 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 81 en 109.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, PL0600 – 201711169-136.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1763 en 1766.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1780 en 1782.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, PL0600 – 2017111069-139.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 390.