ECLI:NL:RBGEL:2019:932

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
6 maart 2019
Zaaknummer
05/880593-17 + 05/134448-16 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schietpartij op carpoolplaats Vaassen - Medeplegen van gekwalificeerde doodslag en poging tot afpersing tijdens drugsdeal

Op 6 maart 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een schietpartij op een carpoolplaats in Vaassen in de nacht van 10 op 11 maart 2017. De verdachte, geboren in 1980 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het medeplegen van gekwalificeerde doodslag op [slachtoffer 1] en poging tot doodslag op [slachtoffer 2], alsook van poging tot afpersing in het kader van een drugsdeal. Tijdens de schietpartij, die plaatsvond tijdens een drugsdeal, werd [slachtoffer 1] dodelijk geraakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders met opzet en in vereniging handelden, waarbij zij vuurwapens gebruikten. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van de slachtoffers, aangezien de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn handelen tot de dood van een ander zou leiden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel verminderd toerekeningsvatbaar, een belangrijke rol had gespeeld in de gewelddadige gebeurtenis. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, met uitzondering van de immateriële schade, aangezien deze niet onder de Wet Affectieschade viel, die pas na de gebeurtenis in werking trad.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/880593-17 + 05/134448-16 (tul)
Datum uitspraak : 6 maart 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats,
op dit moment gedetineerd in PI Nieuwegein - HvB loc. Nieuwegein te Nieuwegein,
raadsman: mr. W. Vahl, advocaat te Barneveld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 juli 2017, 25 september 2017, 18 december 2017, 12 maart 2018, 4 juni 2018, 17 juli 2018, 10 september 2018, 28 november 2018, 5 februari 2019, 6 februari 2019 en 21 februari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegewezen vordering wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen, in elk geval in de gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een of meer vuurwapen(s) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van die [slachtoffer 1] geschoten, waarbij die [slachtoffer 1] in het lichaam werd geraakt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten poging diefstal met geweld dan wel poging afpersing van een hoeveelheid (hard)drugs (te weten cocaïne), en/of van geld en/of van een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen, in elk geval in de gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een of meer vuurwapen(s) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van die [slachtoffer 1] geschoten, waarbij die [slachtoffer 1] in het lichaam werd geraakt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen, in elk geval in de gemeente Epe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met een of meer vuurwapen(s) meerdere malen, althans eenmaal op/in de richting van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een poging diefstal met geweld dan wel een poging afpersing, van een hoeveelheid (hard)drugs (te weten cocaïne) en/of van geld en/of van een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed,
en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
nog meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen, in elk geval in de gemeente Epe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met een of meer vuurwapen(s) meerdere malen, althans eenmaal op/in de richting van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen, in elk geval in de gemeente Epe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid (hard)drugs (te weten cocaïne) en/of geld en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke poging diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die (poging) diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hetzij straffeloosheid te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of daarbij opzettelijk dreigend zei(den) 'maak je zakken leeg, maak je zakken leeg', en/of (vervolgens) met een of meer vuurwapen(s) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschoten, en aldus voor die [slachtoffer 2] een (zeer) dreigende situatie heeft/hebben gecreëerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, en welk feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad,
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen, in elk geval in de gemeente Epe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid (hard)drugs (te weten cocaïne) en/of geld en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of daarbij opzettelijk dreigend zei(den) 'maak je zakken leeg, maak je zakken leeg', en/of (vervolgens) met een of meer vuurwapen(s) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschoten, en aldus een (zeer) dreigende situatie voor die [slachtoffer 2] heeft/hebben gecreëerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, en welk feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen, in elk geval in de gemeente Epe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met een of meer vuurwapen(s) meerdere malen, althans eenmaal op/in de richting van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een poging diefstal met geweld dan wel een poging afpersing, van een hoeveelheid (hard)drugs (te weten cocaïne) en/of van geld en/of van een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed,
en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen, in elk geval in de gemeente Epe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met een of meer vuurwapen(s) meerdere malen, althans eenmaal op/in de richting van die [slachtoffer 1] (lees: [slachtoffer 2] ) heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks de nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen, in elk geval in de gemeente Epe, een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie III, te weten een of meer vuurwapen(s) (te weten onder andere een [type wapen 1] , een [type wapen 2] , een revolver en/of een [type wapen 3] ), voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 31 maart 2017 in de gemeente Heerde een wapen van categorie I onder 7, te weten een nabootsing van een vuurwapen (te weten een [merk wapen 1] , model [type 1] , kaliber 9x19mm), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;

2.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vervolging. Doordat zaken niet meteen zijn onderzocht valt niet uit te sluiten dat belangrijke aanvullende informatie buiten beeld is gebleven waardoor de ware toedracht niet meer is te achterhalen. De raadsman heeft hiertoe onder andere naar voren gebracht dat [slachtoffer 2] een dag na het incident niet is aangehouden, er geen onderzoek is gedaan naar de auto waarin [slachtoffer 2] en getuigen zich zouden hebben verplaatst, er geen (kruit)sporen onderzoek is gedaan naar de personen die [slachtoffer 2] hebben geholpen, dat de telefoons die in de berm zijn aangetroffen niet forensisch veilig zijn gesteld en dat er geen DNA is afgenomen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Hierdoor loopt de waarheidsvinding onherstelbare schade op. Dat is in strijd met de beginselen van een goede procesorde en het recht van een verdachte op een “fair trial” in de zin van artikel 6 van het EVRM.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht geen reden voor niet-ontvankelijkheid kan zijn. Er waren redenen voor dat bepaald onderzoek niet is gedaan of bepaalde handelingen niet zijn verricht. De officier van justitie brengt hiertoe naar voren dat [slachtoffer 2] vooralsnog niet was aangehouden omdat daar op dat moment geen aanleiding toe was. Er waren op dat moment geen indicaties dat hij een wapen bij zich had of dat hij geschoten zou hebben. Het DNA van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] is niet afgenomen omdat er ten aanzien van hen geen verdenking was van betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer 1] . Daarnaast heeft een schotrestenonderzoek op personen na een bepaald aantal uren geen zin meer. Dat de telefoons niet forensisch zijn veiliggesteld betreurt de officier van justitie ook zeer, maar dat kan niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Beoordeling door de rechtbank
Niet-ontvankelijkheidverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging is alleen dan aan de orde, als er een ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor er doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling is tekortgedaan. Dat de politie de in de berm gevonden telefoons niet forensisch heeft veiliggesteld is een tekortkoming in het onderzoek. Dit is echter niet een zodanig ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde dat daarmee aan de belangen van de verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling tekort is gedaan. Dit kan dan ook niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Ook voor het overige heeft de rechtbank geen tekortkomingen in het onderzoek vastgesteld waardoor de verdediging in haar belangen is geschaad. Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie is dan ook niet aan de orde.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 tussen ongeveer 23:50 uur en 00:02 uur heeft een schietpartij plaatsgevonden op de carpoolplaats te Vaassen. Tijdens de schietpartij op de carpoolplaats waren aanwezig: [verdachte] , [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . [2]
[slachtoffer 1] is bij de schietpartij om het leven gekomen. Na onderzoek aan zijn lichaam is vastgesteld dat hij is overleden als gevolg van inwerking van bij leven opgelopen uitwendig mechanisch perforerend geweld, passend bij één doorschot door de linkerhelft van de borstkas. Het schotkanaal verliep zeer waarschijnlijk van voren naar achteren. [3]
Op de carpoolplaats zijn tien hulzen aangetroffen: vijf hulzen van het kaliber 9 mm [type 2] en vijf hulzen van het kaliber 7.62 mm [merk wapen 2] . In de aangetroffen auto van [slachtoffer 1] is één huls van het kaliber 9 mm [type 2] aangetroffen. [4] Door het verschil in kaliber zijn de twee groepen hulzen verschoten met minimaal twee verschillende wapens. [5] De gehanteerde wapens zijn niet aangetroffen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig bewijs.
De door de verdediging gevoerde verweren zullen verderop bij de beoordeling worden besproken.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
Overweging vooraf
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte en medeverdachten niet altijd even consistent en soms tegenstrijdig aan elkaar hebben verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank dienen deze verklaringen met de nodige behoedzaamheid te worden bekeken en gewaardeerd. De rechtbank heeft daarom gekeken welke onderdelen van de verklaringen ondersteund worden door andere bewijsmiddelen en deze onderdelen aan het bewijs van de ten laste gelegde feiten laten bijdragen.
Ripdeal?
Op 7 maart 2017 heeft [verdachte] aan [slachtoffer 1] gevraagd of hij 100 gram cocaïne kon regelen. [6] De drugsdeal zou op 10 maart 2017 plaatsvinden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren de verkopende partij. [verdachte] en [naam 2] waren de kopende partij. [7] [naam 1] heeft bemiddeld tussen [verdachte] en [naam 2] . [8]
Vast staat dat de drugsdeal uit de hand is gelopen. Over de precieze toedacht hiervan lopen de verklaringen uiteen. In het dossier en ter terechtzitting zijn twee scenario’s naar voren gekomen, namelijk:
  • Scenario 1: [naam 2] was van plan om voor de drugs te betalen. Op de carpoolplaats bleek echter dat de drugs die [slachtoffer 2] bij zich had niet van dezelfde kwaliteit waren als het proefmonster dat [verdachte] en [naam 2] eerder die avond hadden gekregen. [slachtoffer 2] zei dat [naam 2] moest betalen. [naam 2] zei dat hij helemaal niet ging betalen, waarop [slachtoffer 2] zijn wapen heeft gepakt.
  • Scenario 2: [naam 2] was niet van plan om voor de drugs te betalen en wilde samen met de anderen de drugs afhandig maken van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (“ripdeal”).
Naar het oordeel van de rechtbank pleiten de volgende zaken tegen scenario 1.
- Uit contacten tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijkt niet dat zij een plan hadden om andere kwaliteit cocaïne te leveren, ofwel de anderen op te lichten. Uit contacten tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] volgt juist dat [slachtoffer 1] werkte op basis van ‘niet goed, geld terug’ en dat [verdachte] hiervan op de hoogte was. [9]
- Uit WhatsApp-gesprekken tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van 10 maart 2017, volgt dat beiden op voorhand bang waren om ‘geklaard te worden’ (de rechtbank begrijpt: beroofd te worden). De rechtbank baseert dat op de volgende WhatsApp-berichten.
Om 14:55 uur heeft [slachtoffer 1] gestuurd: “Steaks klaren ze mij. Ik zei kom ophalen”. Waarop [slachtoffer 2] heeft geantwoord: “Oezo ja is wel beter. Of ik geef je ijzer Jeweetog neemdiemee”. [10]
Om 18:45 uur heeft [slachtoffer 2] gestuurd: “Denkje ze wilenons klare? (…) Ik kan ook dienijzer pake he”. Waarop [slachtoffer 1] heeft geantwoord: “ja voor zekerheid he”. [11]
Dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bang waren wordt bevestigd door [verdachte] , hij heeft immers verklaard dat [slachtoffer 1] zei dat hij het niet vertrouwde toen hij [verdachte] met drie andere personen in de auto zag. [12]
De rechtbank acht het niet waarschijnlijk dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bewust andere (slechtere) kwaliteit cocaïne zouden leveren aan de mannen voor wie zij juist op voorhand bang waren. Een dergelijke actie zou namelijk een garantie zijn voor problemen, hetgeen zij juist wilden vermijden. [slachtoffer 2] wist immers dat [verdachte] en [naam 2] eerder op de avond met twee andere personen waren. [slachtoffer 2] wist dat [slachtoffer 1] geen vuurwapen bij zich had [13] en wist dus ook dat [slachtoffer 1] ongewapend zou zijn als het op een escalatie aan zou komen. Uit contacten tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ontstaat juist de indruk dat [slachtoffer 2] een defensieve houding had, [slachtoffer 1] liet wachten [14] en niet heel gretig was om de drugsdeal te laten plaatsvinden.
Naar het oordeel van de rechtbank pleiten de volgende zaken voor scenario 2.
- Tussen [verdachte] en [naam 1] hebben de volgende gesprekken via Facebookmessenger plaatsgevonden:
9 maart 2017 vanaf 19:30 uur
[verdachte] : “Maar ik weet trouwens iemand waar je makkelijk 100 van kan pakken. Komt zelfs naar je toe hahs. Alleen ik kan niet doen
[naam 1] : “Ned”
[verdachte] : “ [naam 4] ”
[naam 1] : “Oke”
[verdachte] : “Apeldoorn (…) Kom wel ff met je praten”
[naam 1] : “Oke”
[verdachte] : “Probeer vanavond nog te komen”
9 maart 2017 vanaf 21:42 uur
[naam 1] : “Laat me weten of door gaat. Anders hij komt voor niks. En wis alles van he tel. Al je gesprekken niks open laten”
[verdachte] : “Ik weet (…) Kan maar hij komt samen met vriend”
[naam 1] : “Wat zeg jij. Als je nu niet doet gaat hij aan jou twijfelen. (…) Geen probleem kom eerder kunne we praten”
10 maart 2017 vanaf 15:37 uur
[naam 1] : “Gaat door dan pakt hij trein. Gaat door?”
[verdachte] : “Jazekrr. we moeten alleen naar apeldoorn maar dat is ook geen probleem toch. Laat m komen ik ben op tijd bij jou”
[naam 1] : “Waarom daar” [15]
Deze gesprekken zijn gevoerd de dag voor- en de dag waarop in Apeldoorn de drugsdeal zou plaatsvinden voor 100 gram cocaïne. Gelet op de omstandigheid dat er kennelijk een vertrouwensrelatie bestond tussen [verdachte] en ‘ [naam 4] ’ (immers, indien het niet door zou gaan zou [naam 4] aan [verdachte] gaan twijfelen) en er specifiek wordt gesproken over het makkelijk pakken van 100 in Apeldoorn, leidt de rechtbank af dat ‘ [naam 4] ’ [slachtoffer 1] betreft en dat hij ook degene is waar “je makkelijk 100 van kan pakken” en dat een en ander op 10 maart 2017 in Apeldoorn zou moeten plaatsvinden. Het initiatief komt aldus vanuit [verdachte] . Diezelfde avond wordt er afgesproken waarna [naam 1] aan [verdachte] de instructie geeft alles te wissen van zijn telefoon. Voorts laat [naam 1] er iemand met de trein voor komen. [naam 1] vraagt of het doorgaat want anders komt ‘hij’ voor niks. Vast staat dat [naam 2] en [naam 3] op 10 maart 2017 met de trein vanuit Leeuwarden naar [naam 1] in Zwolle zijn gereisd en dat zij om 19:00 uur aankwamen. [16]
De rechtbank is zich ervan bewust dat de term ‘pakken’ verschillende betekenissen heeft, maar gelet op het voorgaande en de context waarin het woord werd gebruikt, leest zij de term in de betekenis van ‘beroven/rippen’.
- [slachtoffer 2] heeft verklaard dat kort nadat [verdachte] en de negroïde man (de rechtbank begrijpt: [naam 2] ) in de auto kwamen zitten, de negroïde man een pistool aan de rechterkant van zijn hoofd hield. Hij riep daarbij “maak je zakken leeg, maak je zakken leeg”. [17] Dit wordt ondersteund door het feit dat [slachtoffer 1] met zijn broekzakken naar buiten getrokken aangetroffen is. [18]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat het wapen direct werd getrokken. [19] De cocaïne zat op dat moment in de jaszak van [slachtoffer 2] en is zijn jaszak niet uit geweest. [20]
- [naam 2] en [verdachte] zijn gewapend in de auto gestapt waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten. [21]
- Toen [slachtoffer 1] werd gevonden, had hij geen telefoons bij zich. Deze lagen ook niet in zijn auto. De telefoons van [slachtoffer 1] zijn op 11 maart 2017 aangetroffen in het gras naast de openbare weg, nabij de kruising van [straatnaam 1] met de [straatnaam 2] in Epe. [22] [verdachte] heeft verklaard dat ze daar langs zijn gereden op de terugweg van de drugsdeal. [23] [verdachte] heeft voorts verklaard dat [naam 1] na de schietpartij in de auto van [slachtoffer 1] heeft gezocht [24] en dat hij daarbij voor in de auto keek. [25] Die verklaring wordt ondersteund door de omstandigheid dat op de passagiersstoel, waar op weg naar de carpoolplaats [slachtoffer 2] zat, een groot aantal goederen is aangetroffen. [26] Deze goederen lagen er niet toen [slachtoffer 2] in de auto zat. [27] De verklaring van [verdachte] wordt ook ondersteund door het feit dat op 11 maart 2017 om 00:05 uur, vlak na de schietpartij, de telefoon van [naam 1] een GSM-mast in Epe heeft aangestraald. [28]
Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank dat [naam 1] de auto van [slachtoffer 1] heeft doorzocht en daarbij de telefoons van [slachtoffer 1] heeft weggenomen. De omstandigheid dat [naam 1] na de schietpartij niet direct is gevlucht maar eerst nog naar [slachtoffer 1] ’s auto is gegaan, duidt naar het oordeel van de rechtbank op het wissen van sporen en op een vooropgezet plan.
- Over de hoeveelheid en de prijs van de cocaïne heeft [verdachte] verklaard dat er
€ 3.800 betaald moest worden voor 100 gram cocaïne. [29] [slachtoffer 2] heeft hierover verklaard dat hij niet wist welke prijsafspraak tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] bestond, maar dat [slachtoffer 1] in ieder geval € 3.300 aan [slachtoffer 2] moest betalen. Alles wat [slachtoffer 1] daarboven zou vragen was winst voor [slachtoffer 1] . [30] Uit een WhatsApp-gesprek tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] op 9 maart 2017 volgt dat [slachtoffer 1] zei dat hij “wel wat zou verdienen, maar geen vetpot”. [31] De hoeveelheid cocaïne die afgenomen zou worden was van te voren afgesproken. [32]
De verklaring van [naam 2] , namelijk dat hij € 3.100 of € 3.200 geleend geld bij zich had om cocaïne te kopen en dat hij met [slachtoffer 2] op de carpoolplaats zou onderhandelen over de hoeveelheid en de prijs, acht de rechtbank niet aannemelijk. Uit de vorenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de hoeveelheid (100 gram cocaïne) op voorhand was afgesproken en dat daar in ieder geval meer dan
€ 3.300 voor betaald moest worden. [naam 2] heeft niet willen verklaren van wie hij geld geleend zou hebben. Daar komt bij dat in de auto van [slachtoffer 1] geen weegschaal is aangetroffen. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het niet aannemelijk geworden dat [naam 2] geld bij zich had en het voornemen had om voor de drugs te betalen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de bewijsmiddelen beter passen bij scenario 2. Zij acht dit scenario dan ook aannemelijker.
De rechtbank overweegt dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een groep die gepoogd heeft om van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] 100 gram cocaïne afhandig te maken en dat zij nooit van plan waren om voor de drugs te betalen. Gelet op de meegebrachte wapens, hield de groep er kennelijk rekening mee dat de drugs niet zomaar overhandigd zouden worden en er mogelijk geweld zou moeten worden gebruikt.
Door de verdediging is een contra-indicatie bepleit, namelijk dat [naam 1] en [naam 3] eerder op de avond in de woning van [naam 5] zijn gebleven en niet mee zijn geweest naar de eerdere afspraak en dat er dus geen sprake was van een vooropgezet plan.
De rechtbank overweegt daartoe dat het voornemen om te ‘rippen’ niet op elk moment even sterk geweest hoeft te zijn. Bovendien is onbekend wat er gebeurd zou zijn als de groepen elkaar op de eerdere afspraak wel hadden getroffen.
Voorts geeft [verdachte] aan dat het niet logisch zou zijn als hij een ripdeal zou arrangeren van iemand waar hij goed contact mee heeft. Dit geeft hij aanvankelijk ook aan in het gesprek via Facebookmessenger met [naam 1] op 9 maart 2017 zoals hiervoor weergegeven “Maar ik weet trouwens iemand waarvan je makkelijk 100 kunt pakken (…) Alleen ik kan niet doen”. Gelet op het feit dat na het gesprek dat hierover tussen [naam 1] en [verdachte] is gevoerd in Zwolle, het plan voor de (rip)deal werd voortgezet, concludeert de rechtbank dat [naam 1] en [verdachte] hiervoor een oplossing hebben bedacht. Dit matcht ook met de verklaring van [verdachte] dat toen het tussen [slachtoffer 2] en [naam 2] in de auto escaleerde, hij aanvankelijk zonder iets te doen in de auto bleef zitten; kennelijk dacht hij aanvankelijk dat de ripdeal zonder zijn feitelijke bemoeienis op dat moment (anders dan het vertrouwen wekken van [slachtoffer 1] door zijn aanwezigheid) wel kon plaatsvinden.
Aanwezigheid en gebruik van vuurwapens
[slachtoffer 2]
heeft verklaard dat hij op de carpoolplaats een [merk wapen 2] vuurwapen bij zich had en dat hij al rennend in de richting van de auto van [slachtoffer 1] heeft geschoten. [33] Hij hield daarbij zijn wapen naar achteren en schoot. [34] Toen [slachtoffer 2] wegrende stond [slachtoffer 1] achter de auto. [slachtoffer 1] rende op enig moment in de richting van [slachtoffer 2] . [35]
Op dat moment stonden verder op de carpoolplaats [verdachte] , [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . [36]
Gelet op de vijf aangetroffen hulzen die afkomstig zijn van het kaliber 7.62 mm [merk wapen 2] , kan vastgesteld worden dat [slachtoffer 2] in ieder geval vijf keer heeft geschoten. [37]
[naam 2]
heeft verklaard dat hij op de carpoolplaats meerdere keren met een [type wapen 2] ( [type 2] ) vuurwapen heeft geschoten. Dit vuurwapen heeft hij op weg naar de carpoolplaats van [naam 1] gekregen. [38] Ook [verdachte] heeft verklaard dat de wapens tussen de woning van [naam 5] en de carpoolplaats zijn verdeeld. [39]
Op de carpoolplaats is het eerste schot in de auto van [slachtoffer 1] afgegaan. Dit schot kwam uit het vuurwapen van [naam 2] . Buiten de auto heeft [naam 2] in de richting van [slachtoffer 2] geschoten [40] en daarbij tevens in de richting van [slachtoffer 1] , nu die achter [slachtoffer 2] aan rende.
[slachtoffer 2] is gewond geraakt aan zijn hand. In zijn hand is namelijk een (gefragmenteerd) manteldeel van een kogel aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat dit manteldeel waarschijnlijker afkomstig is van een patroon van het kaliber 9mm [type 2] dan van een patroon van het kaliber 7,62mm [merk wapen 2] . [41] De rechtbank acht het aannemelijk dat [slachtoffer 2] is geraakt door een kogel afkomstig uit een wapen van de tegenpartij.
Gelet op de zes aangetroffen hulzen die afkomstig zijn van het kaliber 9 mm [type 2] , kan vastgesteld worden dat [naam 2] in ieder geval zes keer heeft geschoten. [42]
[verdachte]
heeft verklaard dat hij op de carpoolplaats met een revolver heeft geschoten. [43] Daarbij heeft hij in de richting van de auto van [slachtoffer 1] geschoten. [44]
[naam 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] achter [slachtoffer 2] aan rende en dat [verdachte] met een revolver in de richting van [slachtoffer 2] heeft geschoten. [45]
[naam 1]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat, op het moment dat hij met [naam 2] in de auto aan het worstelen was, hij [naam 1] met een wapen bij de auto zag staan. [46] Op enig moment zag [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ) met een vuurwapen voor zich voor de blauwe geparkeerde auto staan. [verdachte] zag dat [naam 1] zijn vuurwapen richting de auto van [slachtoffer 1] richtte. Op het moment dat [verdachte] in de richting van de auto van [slachtoffer 1] schoot, zag [verdachte] dat [naam 1] ook schoot. [verdachte] stond toen op een paar meter afstand van [naam 1] . [47] [verdachte] heeft verklaard dat [naam 1] op de terugweg in de auto hulzen in zijn handen had en dat iedereen zijn wapen bij [naam 1] moest inleveren. [48]
Overigens verklaren zowel [verdachte] als [naam 2] dat zij van [naam 1] een wapen hadden gekregen.
[naam 3]
heeft ter zitting verklaard die nacht bij de schietpartij aanwezig te zijn geweest. Hij was uit Leeuwarden meegekomen. [verdachte] heeft verklaard dat [naam 3] (de rechtbank begrijpt: [naam 3] ) met een wapen dekking heeft gegeven. [49] Er zijn geen aanwijzingen dat [naam 3] heeft geschoten.
Betrouwbaarheid verklaringen [verdachte]
Ten aanzien van de verklaringen van [verdachte] overweegt de rechtbank nog als volgt.
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat de verklaringen die hij bij de politie heeft afgelegd op bepaalde punten – met name over het gebruik en de verdeling van de wapens - mogelijk onjuist zijn als gevolg van een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Daardoor zou hij zaken uit een eerdere gebeurtenis hebben verward met de onderhavige zaak.
De rechtbank heeft geen enkele reden om aan te nemen dat [verdachte] als gevolg van PTSS-klachten de onderhavige zaak heeft verward met een andere gebeurtenis. [verdachte] heeft bij de politie meerdere malen uitgebreid en gedetailleerd verklaard en met die verklaringen ook zichzelf belast. Bovendien kan [verdachte] niet vertellen met welke gebeurtenis hij in de war zou zijn. De rechtbank zal daarom de door [verdachte] bij de politie afgelegde verklaringen aan het bewijs van de ten laste gelegde feiten laten bijdragen. Deze vinden immers in voldoende mate steun in de andere gebezigde bewijsmiddelen.
Forensisch onderzoek en conclusies daaruit
Er is veel inspanning verricht om te onderzoeken uit welk wapen het dodelijk schot afkomstig was. Daarbij was allereerst de vraag aan de orde welke wapens gebruikt zijn. Te onderscheiden zijn een [merk wapen 2] , kaliber 7.62 mm ( [slachtoffer 2] ), een [type wapen 2] , kaliber 9 mm ( [naam 2] ), beide pistool. Daarnaast is geschoten met een revolver, kaliber onbekend ( [verdachte] ). Voorts is onbekend met welk wapen [naam 1] heeft geschoten. Uit het feit dat verklaard wordt dat [naam 1] in de auto op de terugweg hulzen in zijn handen had zou een revolver voor de hand liggen. De hulzen die op de plaats delict zijn gevonden passen bij de [type wapen 2] van [naam 2] en de [merk wapen 2] van [slachtoffer 2] .
Kijkend naar de schotverwondingen zou het gaatje in de rib van ongeveer 6 mm moeten horen bij kaliber .22, waar [verdachte] mogelijk mee geschoten heeft (of [naam 1] ?), maar de deskundige wijst er op dat dit gaatje zich in het kraakbenig deel van de rib bevindt en dat dit buigzaam/elastisch is, zodat er ook een kogel van kaliber 9 mm of 7.62 mm doorheen gegaan kan zijn (resp. [naam 2] en [slachtoffer 2] en mogelijk ook nog [naam 1] ).
Er is ook veel aandacht voor het schotrestenonderzoek geweest, maar ook dat heeft – kort gezegd - geen uitsluitsel over wapen en schutter kunnen geven.
De raadsman van verdachte [slachtoffer 2] is in zijn pleidooi zeer diep op de forensische materie ingegaan en heeft vergaande gevolgtrekkingen naar voren gebracht, maar ook daaruit zijn naar het oordeel van de rechtbank niet met de voor een veroordeling vereiste zekerheid een schutter en een wapen af te leiden.
De rechtbank is van oordeel dat, wegens het ontbreken van onomstotelijk forensisch bewijs, niet kan worden vastgesteld wie het schot heeft gelost als gevolg waarvan [slachtoffer 1] om het leven is gekomen.
Gelet op het sporenonderzoek in de auto en de verklaringen van [verdachte] [50] en [slachtoffer 2] [51] , namelijk dat [slachtoffer 1] en [verdachte] buiten de auto met elkaar in gevecht zijn geweest, kan in ieder geval worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] toen nog in leven was en dus op de carpoolplaats is geraakt door de fatale kogel. De rechtbank concludeert verder dat het eerste schot door [naam 2] is gelost in de auto van [slachtoffer 1] en dat daarna op de carpoolplaats buiten de auto door [slachtoffer 2] , [naam 2] , [verdachte] en [naam 1] over en weer is geschoten. Gelet op de meegebrachte vuurwapens werd kennelijk voorafgaand aan de drugsdeal door
beide partijengeanticipeerd op mogelijk gebruik van geweld of dreiging met geweld.
Medeplegen van (poging tot) doodslag?
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat het onderhavige gevolg zou intreden en dat hij die kans willens en wetens heeft aanvaard. Daarvoor is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans tijdens de gedraging bewust heeft aanvaard of op de koop toe heeft genomen. Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet zal onder meer afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Dit houdt in dit geval in dat voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op de ten laste gelegde feiten, sprake moet zijn van een aanmerkelijke kans op de dood van de op de carpoolplaats aanwezige personen en de bewuste aanvaarding of het op de koop toenemen van die kans door verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is. Door, nadat de situatie is geëscaleerd, deel te nemen aan een schietpartij, terwijl er op die carpoolplaats meerdere personen aanwezig waren, bestond een aanmerkelijke kans op de dood van één of meer van hen.
Verdachte heeft deze aanmerkelijke kans ook willens en wetens aanvaard. Hij wist op het moment dat dat hij schoot dat er meerdere personen op de carpoolplaats waren. Door desondanks met een vuurwapen op de carpoolplaats te schieten, heeft verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van een van de aanwezigen bewust aanvaard. Hetzij door een kogel van verdachte, hetzij door een kogel van een medeverdachte. Ten aanzien van [naam 1] overweegt de rechtbank dat bewezen is dat hij heeft geschoten. Echter, zelfs al zou hij niet geschoten hebben, als leverancier van de wapens is hij een onmisbare schakel in het drama geweest. Ook [slachtoffer 2] heeft nauw en bewust bijgedragen aan de dood van [slachtoffer 1] door bewust en met een bepaald doel op pad te gaan met een “ijzer” en dat vervolgens met de andere wapendragers op de carpoolplaats in het wilde weg te gebruiken. Door zich aldus te gedragen doet het niet meer terzake voor welke partij men optreedt, immers alle aanwezigen plaatsen zich bewust in de rol van schutter en mogelijk slachtoffer tegelijk. Het eendrachtige en gezamenlijke levensgevaarlijke gedrag treedt op de voorgrond. Door aldus deel te nemen aan de schietpartij, ook door [slachtoffer 2] , is er dus naar het oordeel van de rechtbank in dit geval sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten gericht op de dood van een of meer deelnemers. De rechtbank acht het daarbij niet relevant door wie het dodelijk schot is gelost.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat sprake is van het medeplegen van een gekwalificeerde voltooide doodslag op [slachtoffer 1] (feit 1 primair), een poging tot afpersing in vereniging, “ripdeal” (feit 2 subsidiair) en het medeplegen van een poging tot doodslag op [slachtoffer 2] (feit 3 primair).
Ten aanzien van feit 4
Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 in Vaassen een revolver met zes scherpe patronen bij zich had. [52] Dit betreft een vuurwapen van categorie III. [53] Ook [naam 2] heeft verklaard dat verdachte een vuurwapen bij zich had. [54] Gelet hierop vindt de rechtbank het ten laste gelegde onder feit 4 wettig en overtuigend bewezen.
Dat verdachte ook een [type wapen 1] , een [type wapen 2] en een [type wapen 3] voorhanden heeft gehad kan niet wettig en overtuigend worden bewezen zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 5
Verdachte zal van het ten laste gelegde onder feit 5 worden vrijgesproken, nu getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij eigenaar was van de nabootsing van een vuurwapen.

4.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen,
in elk geval in de gemeente Epe,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers
heeft/hebben verdachte en
/of(een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een of meer vuurwapen(s) meerdere malen,
althans eenmaal,op/in de richting van die [slachtoffer 1] geschoten, waarbij die [slachtoffer 1] in het lichaam werd geraakt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd
gevolgd, vergezeld en/ofvoorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten
poging diefstal met geweld dan welpoging afpersing van een hoeveelheid
(hard
)drugs (te weten cocaïne),
en/of van geld en/of van een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
2.
hij in
of omstreeksde nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen,
in elk geval in de gemeente Epe,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid
(hard
)drugs (te weten cocaïne)
en/of geld en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en
)dat verdachte en
/ofzijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en
/ofdaarbij opzettelijk dreigend zei(den) 'maak je zakken leeg, maak je zakken leeg', en
/of(vervolgens) met een of meer vuurwapen(s) meerdere malen,
althans eenmaal,op/in de richting van die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2]
heeft/hebben geschoten, en aldus een (zeer) dreigende situatie voor die [slachtoffer 2] heeft/hebben gecreëerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, en welk feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
3.
hij in
of omstreeksde nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen,
in elk geval in de gemeente Epe,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met een of meer vuurwapen(s) meerdere malen, althans eenmaal op/in de richting van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging doodslag werd
gevolgd, vergezeld en/ofvoorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een
poging diefstal met geweld dan wel eenpoging afpersing, van een hoeveelheid
(hard
)drugs (te weten cocaïne)
en/of van geld en/of van een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed,
en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
4.
hij in
of omstreeksde nacht van 10 maart 2017 op 11 maart 2017 te Vaassen,
in elk geval in de gemeente Epe, een
of meerwapen
(s)van
categorie II en/ofcategorie III, te weten een
of meervuurwapen
(s)(te weten
onder andere een [type wapen 1] , een [type wapen 2] ,een revolver
en/of een [type wapen 3]), voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken
Ten aanzien van feit 2:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van poging tot doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken
Ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

6.De strafbaarheid van de feiten

De raadsman heeft met betrekking tot de feiten 1 en 3 namens verdachte een beroep gedaan op noodweer. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld ter onmiddellijke verdediging van zichzelf. Er waren geen andere mogelijkheden om dit tij te keren, nu er eerst op verdachte werd geschoten en verdachte in zijn vlucht ook zou hebben geschoten.
De rechtbank overweegt dat een beroep op noodweer niet kan worden aanvaard als de gedraging van degene die zich op noodweer beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als ‘verdediging’, maar – naar de kern bezien – als aanvallend moet worden gezien, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht.
Verdachte is met zijn mededaders naar de carpoolplaats gegaan om een ripdeal te plegen. Verdachte, [naam 1] en [naam 2] waren hierbij gewapend. [naam 2] heeft tijdens de ripdeal de eerste geweldshandeling gepleegd. Hij heeft [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] onder schot gehouden en in de auto het eerste schot gelost. Vervolgens werd er over en weer geschoten, waarbij ook verdachte heeft geschoten. Verdachte en zijn medeverdachten hebben derhalve de confrontatie gezocht. Gelet hierop faalt het beroep op noodweer.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Naast het hiervoor besproken beroep op noodweer heeft de verdediging een beroep gedaan op noodweerexces. Dat beroep wordt verworpen, nu geen sprake was van verdediging en het handelen van verdachte en zijn mededaders als gericht op een confrontatie moet worden aangemerkt.
Ten slotte heeft de verdediging naar voren gebracht dat er bij verdachte sprake was van psychische overmacht. De raadsman van verdachte heeft gesteld dat verdachte zich in een situatie van extreme spanning bevond. Hij was in doodsangst en reageerde in feite zonder daadwerkelijk na te denken.
Ook het beroep op psychische overmacht wordt door de rechtbank verworpen. Verdachte heeft zichzelf in een situatie gebracht waarin bij hem de drang ontstond een strafbaar feit te begaan. Hij is immers met zijn mededaders gewapend naar de carpoolplaats gegaan om een ripdeal te plegen. Eén van zijn mededaders heeft de eerste geweldshandeling gepleegd, waarop er over en weer werd geschoten. Ook door verdachte. In dat geval komt aan verdachte geen beroep meer toe op psychische overmacht.
Er is derhalve geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 subsidiair, feit 3 primair en feit 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar. Voor feit 5 heeft de officier van justitie vrijspraak geëist.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten het plan opgevat om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van hun cocaïne te beroven, oftewel een “ripdeal” te plegen. Verdachte was de initiator van dit plan. Hij heeft contact met [slachtoffer 1] opgenomen om 100 gram cocaïne af te nemen. Vervolgens heeft hij contact met [naam 1] opgenomen en kenbaar gemaakt dat hij een [naam 4] weet ‘waar je makkelijk 100 van kan pakken.’ Hij speelde voorts een belangrijke rol in het geheel doordat hij als contact van [slachtoffer 1] het vertrouwen had van [slachtoffer 1] en hem geruststelde om de deal aan te gaan. Op de carpoolplaats werd de ripdeal uitgevoerd. [naam 2] heeft de verkopers in de auto onder schot gehouden en gezegd dat ze hun zakken moesten legen. In de auto werd door [naam 2] een schot gelost. Als de inzittenden uit de auto weten te komen wordt er geschoten door [naam 2] , [slachtoffer 2] , [naam 1] en verdachte. [slachtoffer 1] is hierbij dodelijk geraakt. Ook is er door verdachten geschoten op [slachtoffer 2] waarbij deze is geraakt in zijn hand. Naast zijn rol in deze poging tot ripdeal heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit.
Het uitvoeren van een ripdeal waarbij een slachtoffer om het leven wordt gebracht is een zeer ernstig en schokkend feit. Aan het slachtoffer is het meest fundamentele recht dat er bestaat, het recht op leven, ontnomen. Hierdoor is veel verdriet en leed veroorzaakt bij de nabestaanden van het slachtoffer. De ter terechtzitting voorgelezen verklaring van de moeder van het slachtoffer heeft deze gevolgen duidelijk naar voren gebracht. De nabestaanden moeten de diep ingrijpende gevolgen van dit onherroepelijke en volkomen onverwachte verlies voor altijd met zich dragen.
Over verdachte is op 13 oktober 2017 een psychologisch rapport uitgebracht. Verdachte lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis, aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en er is sprake van een matig ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne. De rapporteur adviseert hem het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Gekwalificeerde doodslag, zoals onder het eerste feit bewezen is verklaard, behoort tot de meest ernstige feiten die het Wetboek van Strafrecht kent. Dit delict is naar zijn aard een misdrijf dat oplegging van een gevangenisstraf van zeer lange duur rechtvaardigt. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf meegewogen dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel justitiële documentatie van 19 december 2018 eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, drugsdelicten en verboden wapenbezit.
Verdachte is, hoewel verminderd, toerekeningsvatbaar. Gelet op de rol die verdachte in het geheel heeft gespeeld vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar passend en geboden. De rechtbank wijkt hiermee af van de eis van de officier van justitie, nu de rechtbank onder feit 1 een voltooide gekwalificeerde doodslag, en niet een poging daartoe, bewezen heeft verklaard.
8a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 20.000,- voor immateriële schade (affectieschade) en een bedrag van € 6.750,- voor materiële schade. Dit betreffen kosten in verband met de uitvaart. Daarnaast is een bedrag van € 4.170,- voor advocaatkosten gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering niet ontvankelijk te verklaren nu, juridisch gezien, niemand verantwoordelijk kan worden gehouden voor de dood van [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de verdediging
Verdachte kan niet aansprakelijk worden gehouden voor de dood van [slachtoffer 1] . De benadeelde partij moet daarom in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard of de vordering moet worden afgewezen. Daarnaast is de vordering voor wat betreft de immateriële schade in het geheel niet toewijsbaar. De Wet Affectieschade is ingegaan op 1 januari 2019. Uitsluitend schadeveroorzakende gebeurtenissen ontstaan op of na de dag van inwerkingtreding vallen onder de werking van deze wet. Dat is hier niet het geval.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De door de benadeelde partij gevorderde affectieschade is echter niet voor toewijzing vatbaar. De Wet Affectieschade is op 1 januari 2019 in werking getreden. Vergoeding van affectieschade is alleen mogelijk als de schadeveroorzakende gebeurtenis na inwerkintreding van de Wet Affectieschade heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer in deze zaak is in 2017 overleden. Dit betekent dat een vergoeding van affectieschade niet mogelijk is. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering voor dat deel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade toewijzen. Ook zal de rechtbank een bedrag voor proceskosten toewijzen op grond van liquidatietarief I, nu de vordering voor affectieschade evident niet toewijsbaar is. Tarief I geldt voor zaken van een geldswaarde beneden € 10.000 in hoofdsom. In dit tarief wordt ieder punt gewaardeerd op € 461 met een maximum van 5 punten. Nu de advocaat van de benadeelde partij bij elke terechtzitting aanwezig is geweest en pleidooi heeft gevoerd, betekent dit dat de rechtbank een bedrag van
€ 2.305,- voor proceskosten zal toewijzen.
Gelet op het voormelde ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag met inbegrip van de wettelijke rente vanaf 14 maart 2017 voor de kosten van de vliegtickets en de wettelijke rente voor de aanschaf van een grafsteen vanaf het moment van het ontstaan van de schade ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders [naam 2] en/of [naam 1] is of wordt voldaan.
8b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tenuitvoerlegging gevorderd van het restant van één maand gevangenisstraf, die door de politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen op 28 oktober 2016 voorwaardelijk is opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen op 28 oktober 2016 (parketnummer 05/134448-16) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer gelegd te worden. Nu reeds bij onherroepelijk vonnis van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 14 mei 2018 (parketnr. 21-003609-17) bepaald is dat 2 weken gevangenisstraf moet worden tenuitvoergelegd, resteren thans nog 16 dagen gevangenisstraf. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 91, 287, 288 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde onder feit 5;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 4, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 5;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
 veroordeelt veroordeelde ten aanzien van feit 1, tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] , van een bedrag van
€ 6.750,- (zesduizend zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2017 voor de kosten van de vliegtickets en de wettelijke rente voor de aanschaf van een grafsteen vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op de datum van deze uitspraak begroot op
€ 2.305,- (tweeduizend driehonderdvijf euro);
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van
€ 6.750,- (zesduizend zevenhonderdvijftig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2017 voor de kosten van de vliegtickets en de wettelijke rente voor de aanschaf van een grafsteen vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 68 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededaders [naam 1] en [naam 2] het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

gelast de gedeeltelijke tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 28 oktober 2016 (parketnummer 05/134448-16), te weten van:
16 dagen gevangenisstrafen verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. van Apeldoorn (voorzitter), mr. W.L.F. Prisse en
mr. S.A. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy en mr. E. Bruinsma-Visscher, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 maart 2019.
mr. W.L.F. Prisse en mr. S.A. van Hoof zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] , brigadier van de politie Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] (onderzoek [naam 6] ), gesloten op 21 november 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2019, de verklaring van [naam 1] afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2019, de verklaring van [naam 2] afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2019, de verklaring van [naam 3] afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2019 en de verklaring van [slachtoffer 2] afgelegd ter terechtzitting van 10 september 2018.
3.Het NFI-rapport d.d. 20 maart 2017, p. 2558-2559.
4.Het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 2269.
5.Het NFI-rapport d.d. 15 juni 2017, p. 675.
6.Het proces-verbaal onderzoek mobiele telefoon, p. 812 en het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 117.
7.De verklaring van verdachte [naam 2] afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2019.
8.De verklaring van verdachte [naam 1] afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2019.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 831-834 en de uitdraai van het chatgesprek, p. 924.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 934 en de uitdraai van het chatgesprek op p. 942.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 934 en de uitdraai van het chatgesprek op p. 945 en 946.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachtes [verdachte] , p. 119.
13.De verklaring van verdachte [slachtoffer 2] afgelegd ter terechtzitting van 10 september 2018.
14.Rapport analyse, p. 1704.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1130-1132 en de uitdraai van het chatgesprek op p. 1133 en 1134.
16.Rapport reisbeweging, p. 1250, de verklaring van [naam 3] afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2019 en de uitdraai van het chatgesprek op p. 1135.
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 605-606.
18.Het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 2212.
19.De verklaring van verdachte [slachtoffer 2] afgelegd ter terechtzitting van 10 september 2018.
20.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 623.
21.De verklaring van verdachte [naam 2] afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2019 en de verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2019.
22.Het proces-verbaal van IMSI-nummer traceren, p. 765 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 771.
23.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] p. 69 en 79.
24.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 69, 79 en 80.
25.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 140.
26.Het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 2214 met bijlage (foto 24), p. 2229.
27.De verklaring van verdachte [slachtoffer 2] afgelegd ter terechtzitting van 10 september 2019.
28.Rapport analyse, p. 1710.
29.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 77.
30.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 623.
31.Het proces-verbaal onderzoek telefoon, p. 825.
32.De verklaring van verdachte [slachtoffer 2] afgelegd ter terechtzitting van 10 september 2018.
33.De verklaring van verdachte [slachtoffer 2] afgelegd ter terechtzitting van 10 september 2018.
34.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] , p. 449.
35.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 607.
36.De verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2019, de verklaring van [naam 1] afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2019, de verklaring van [naam 2] afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2019, de verklaring van [naam 3] afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2019 en de verklaring van [slachtoffer 2] afgelegd ter terechtzitting van 10 september 2018.
37.Het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 2269.
38.De verklaring van verdachte [naam 2] afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2019.
39.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 110.
40.De verklaring van verdachte [naam 2] afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2019.
41.Het NFI-rapport d.d. 17 juli 2018.
42.Het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 2269.
43.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 68 en 141.
44.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 89.
45.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] , p. 314-315.
46.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 september 2018.
47.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 89.
48.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 68 en 141.
49.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 109.
50.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 68.
51.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 606.
52.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 68.
53.Het proces-verbaal van bevindingen, PL0600 – 201711169-138.
54.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] , p. 316.