ECLI:NL:RBGEL:2019:845

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
05/860854-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting en mishandeling van een persoon in staat van lichamelijke onmacht

Op 28 februari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot verkrachting en mishandeling. De zaak betreft een incident dat zich voordeed tussen 24 en 26 november 2017 in Ede, waarbij de verdachte handelingen heeft gepleegd met een slachtoffer die in een staat van lichamelijke onmacht verkeerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot verkrachting, maar niet aan de primair tenlastegelegde verkrachting. De rechtbank baseerde haar oordeel op bewijs dat de verdachte op de telefoon filmpjes had waarop te zien was dat het slachtoffer niet reageerde op zijn aanrakingen, wat erop wijst dat zij buiten bewustzijn was. Daarnaast werd vastgesteld dat er sperma van de verdachte op het slachtoffer was aangetroffen, maar penetratie kon niet worden bewezen.

Wat betreft de mishandeling, oordeelde de rechtbank dat de verdachte het slachtoffer heeft geslagen, geschopt en geduwd, wat door getuigen werd bevestigd. De rechtbank vond de mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De rechtbank benadrukte dat de verdachte op brute wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, wat leidde tot de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/860854-17
Datum uitspraak : 28 februari 2019
Tegenspraak
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Raadsvrouw: mr. R.M. Bissumbhar, advocaat te Barneveld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 1 maart 2018 en 14 februari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 november 2017 tot en met 26 november 2017 te Ede,
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn penis in haar vagina en/of anus;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in/of omstreeks de periode van 24 november 2017 tot en met 26 november 2017 te Ede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] ,
van wie verdachte wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
een of meer handelingen te plegen, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer] , die (buiten bewustzijn verkerende/flauwgevallen) [slachtoffer] op een bed heeft gelegd en/of haar tampon heeft verwijderd en/of bij haar is gaan liggen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 november 2017 tot en met 26 november
2017 te Ede (zijn levensgezel), [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar tegen haar lichaam te slaan en/of schoppen en/of duwen en/of stevig bij haar armen vast te pakken en/of handen te draaien en/of bij haar keel vast te pakken;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Feit 1
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, de primair tenlastegelegde verkrachting niet bewezen.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot verkrachting van [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ), terwijl hij wist dat zij in onmacht verkeerde. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op de telefoon van verdachte zijn filmpjes aangetroffen waarop [slachtoffer] is te zien. Op een van de filmpjes, gemaakt op 24 november 2017 om 23:39 uur, is te zien dat verdachte naast [slachtoffer] op bed gaat liggen en haar aanraakt en streelt. [slachtoffer] reageert niet op deze aanrakingen en strelingen van verdachte. De rechtbank leidt hieruit af dat zij op dat moment “out” was.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij is flauwgevallen in de badkamer en wakker is geworden op bed. Ze voelde toen dat haar ondergoed nat was en zag dat er witte vlekken in zaten, waarvan zij vermoedde dat dit sperma van verdachte was. Ook voelde zij dat zij geen tampon meer in had, terwijl zij wist dat zij deze in had gedaan. Verdachte heeft verklaard dat hij de tampon bij aangeefster heeft verwijderd.
Uit DNA-onderzoek door het NFI is gebleken dat het celmateriaal dat op de binnenste schaamlippen van [slachtoffer] is aangetroffen, sperma is dat afkomstig kan zijn van verdachte. De rechtbank neemt deze conclusie over. Echter, niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van penetratie.
Feit 2
De rechtbank acht – met de officier van justitie – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, [slachtoffer] in het weekend van 24 november tot en met 26 november 2017 heeft geslagen, geschopt, geduwd, stevig bij de armen heeft gepakt, haar handen heeft gedraaid en haar bij de keel heeft gepakt. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[slachtoffer] heeft verklaard verdachte haar in dat weekend heeft vast gepakt, dat hij heeft geprobeerd haar te wurgen, dat hij haar heeft geschopt, geduwd en haar handen heeft gedraaid. Verbalisanten hebben bij [slachtoffer] diverse blauwe plekken op haar armen gezien en er is een geneeskundige verklaring waarin wordt geconcludeerd dat het geconstateerde letsel goed kan passen bij de door [slachtoffer] aangegeven toedracht.
Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben gehoord dat verdachte en [slachtoffer] ruzie hadden en dat [slachtoffer] zei: “laat me met rust”, “blijf van me af”. Ze hoorden dat er met iets gegooid werd of dat een lichaam ergens tegen aan kwam. [getuige 1] hoorde een diepe inademing en hoorde [slachtoffer] zeggen dat verdachte de deur open moest doen, zodat [getuige 1] en [getuige 2] zouden zien dat dat verdachte haar aan het wurgen was. [getuige 1] zag later die dag bij [slachtoffer] diverse blauwe plekken op haar armen. Ze hoorde toen van [slachtoffer] dat verdachte haar had geslagen en aan het wurgen was geweest.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
feit 1 subsidiair en feit 2tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
hij in
/of omstreeksde periode van 24 november 2017 tot en met 26 november 2017 te Ede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] ,
van wie verdachte wist dat deze in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn oflichamelijke onmacht verkeerde,
een of meerhandelingen te plegen, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer] , die
(buiten bewustzijn verkerende/flauwgevallen
)[slachtoffer] op een bed heeft gelegd en
/ofhaar tampon heeft verwijderd en
/ofbij haar is gaan liggen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 24 november 2017 tot en met 26 november
2017 te Ede
(zijn levensgezel), [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar tegen haar lichaam te slaan en
/ofschoppen en
/ofduwen en
/ofstevig bij haar armen vast te pakken en
/ofhanden te draaien en
/ofbij haar keel vast te pakken;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
“Poging tot het plegen van handelingen met iemand van wie hij weet dat die persoon in staat van lichamelijke onmacht verkeerde, die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam”
Ten aanzien van feit 2:
“Mishandeling”

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 21 december 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 27 februari 2018;
- een monodisciplinair rapport van drs. [naam] , psycholoog, gedateerd 18 februari 2018.
Verdachte heeft geprobeerd het lichaam van [slachtoffer] seksueel binnen te dringen terwijl zij in onmacht verkeerde. Verdachte heeft hiermee op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] en heeft het zelfbeschikkingsrecht op haar eigen lichaam in zeer vergaande mate geschonden. Dit alles ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn voormalige vriendin. De rechtbank rekent verdachte deze feiten en de omstandigheden waaronder ze zijn begaan, zwaar aan.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, een poging wettig en overtuigend bewezen acht, zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan geëist.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 57, 243 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder
feit 1 primairtenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. D.S.M. Bak (voorzitter),
mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. M.G.E. ter Hart, rechters,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
28 februari 2019.