ECLI:NL:RBGEL:2019:842

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
05/740314-18 + 21/001484-17 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens medeplegen van woninginbraak

Op 28 februari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van een woninginbraak. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 11 op 12 oktober 2017 te Beek-Ubbergen. De verdachte, samen met anderen, heeft zich toegang verschaft tot een woning door middel van braak en heeft diverse goederen, waaronder sieraden en bankpassen, weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verkregen door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie had deze straf geëist, terwijl de verdediging een werkstraf had voorgesteld. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het strafblad van de verdachte en de reclassering, maar heeft geen aanleiding gezien om een reclasseringsrapportage op te laten maken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De beslissing is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/740314-18 + 21/001484-17 (TUL)
Datum uitspraak : 28 februari 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats] ,
raadsvrouw: mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij in of omstreeks de periode van 11 oktober 2017 tot en met 12 oktober 2017, te Beek-Ubbergen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, in de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, aan de [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende
bevond,
- een of meerdere siera(a)d(en) (waaronder horloge(s), ketting(en), kettinghanger(s), ring(en), armband(en)),
- een of meerdere munt(en),
- een of meerdere bankpas(sen),
- een zorgverzekeringspas,
- een of meerdere kussenslo(o)p(en),
- een of meerdere visitekaartje(s) en/of
- een of meerdere foto('s),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 11 oktober 2017 tot en met 12 oktober 2017, te Beek-Ubbergen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten
- een of meerdere siera(a)d(en) (waaronder horloge(s), ketting(en), kettinghanger(s), ring(en), armband(en)),
- een of meerdere munt(en),
- een of meerdere bankpas(sen),
- een zorgverzekeringspas,
- een of meerdere kussenslo(o)p(en),
- een of meerdere visitekaartje(s) en/of
- een of meerdere foto('s),
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [slachtoffer] , p. 22-23;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 49-54 (inclusief bijlagen);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 februari 2019.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Hij op
in of omstreeks de periode van11 oktober 2017
tot en met 12 oktober 2017, te Beek-Ubbergen,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
in de voor de nachtrust bestemde tijd,in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond,aan de [adres 2] ,
alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende
bevond,
-
een of meerderesiera
(a)d
(en
)(waaronder horloge
(s
), ketting
(en
), kettinghanger
(s
), ring
(en
), armband
(en
)),
-
een of meerderemunt
(en
),
-
een of meerderebankpas
(sen
),
- een zorgverzekeringspas,
-
een of meerderekussenslo
(o)p
(en
),
- een
of meerderevisitekaartje
(s)en
/of
-
een of meerderefoto
('s
),
in elk geval enig goed,dat geheel
of ten deleaan een ander dan verdachte toebehoorde en
/ofzijn mededader
(s
)toebehoorden, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
, verbrekingen
/ofinklimming.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een werkstraf op te leggen en eventueel een voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur. Verdachte heeft zijn leven gebeterd en heeft sinds enige maanden werk voor veertig uur per week. De raadsvrouw heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan om een reclasseringsrapportage op te laten maken, om de positieve ontwikkeling van verdachte aan te tonen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 19 december 2018.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van een woninginbraak. Op de avond van 11 oktober 2017 is hij samen met anderen in een auto rond gaan rijden, op zoek naar een geschikte woning, waar niemand thuis was. Na het forceren van een raam is verdachte, met de anderen, naar binnen gegaan en is de hele woning overhoop gehaald. Daarbij zijn onder meer sieraden meegenomen. Dit betreft een naar feit, waar de rechtbank zwaar aan tilt. Niet alleen veroorzaakt een woninginbraak de nodige materiële schade, maar daarnaast wordt een forse inbreuk gemaakt op de privacy en de gevoelens van veiligheid van de bewoner. Het is bijzonder onaangenaam om te moeten leven met de wetenschap dat vreemden in de woning zijn geweest en de persoonlijke bezittingen hebben doorzocht. In dit geval betrof het bovendien een slachtoffer op hoge leeftijd. Verdachte en zijn mededaders hebben gehandeld met als enig doel het eigen financiële gewin. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens vermogensdelicten, maar dat deze zaken nog niet onherroepelijk zijn dan wel oude feiten betreffen.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van een brief van de reclassering van 8 januari 2019, waarin de opdracht tot het opstellen van een advies is teruggegeven, omdat het niet mogelijk was met verdachte in contact te komen. De rechtbank ziet geen aanleiding om alsnog een reclasseringsrapportage op te laten maken en wijst het voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw dan ook af.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook gelet op de oriëntatiepunten straftoemeting. Voor een woninginbraak wordt als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden gehanteerd. Medeplegen van dit feit geldt als strafverzwarende omstandigheid. Gelet op de aard en ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn meewerkende houding ter terechtzitting. Om die reden zal zij, ondanks voornoemde strafverzwarende omstandigheid, uitgaan van het hiervoor genoemde oriëntatiepunt en geen hogere straf opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een straf, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering na voorwaardelijke veroordeling, nu verdachte het strafbare feit niet begaan heeft in de proeftijd waarop de vordering betrekking heeft.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijkin de vordering van 19 december 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 december 2017 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. van Leeuwen (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en
mr. M.J. Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, districtsrecherche woning inbraken team, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2017471835, onderzoek [naam 2] , gesloten op 25 juni 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.