ECLI:NL:RBGEL:2019:721

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 februari 2019
Publicatiedatum
22 februari 2019
Zaaknummer
05/840846-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting, diefstal en lokaalvredebreuk door een 57-jarige man uit Uddel met ISD-maatregel als gevolg

Op 22 februari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 57-jarige man uit Uddel, die werd beschuldigd van oplichting, diefstal en lokaalvredebreuk. De verdachte was op 27 oktober 2018 in Arnhem een fles wijn en andere goederen van restaurant Dudok weggenomen zonder te betalen. Daarnaast had hij op 9 oktober 2018, ondanks een eerder opgelegde horecaontzegging, wederrechtelijk het hotel Haarhuis betreden. Tijdens de zitting op 8 februari 2019 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.T.E. Vis. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en eiste een ISD-maatregel van twee jaar. De verdediging betwistte de oplichting en de diefstal, en voerde aan dat er geen sprake was van een gewoonte of opzet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting door het aannemen van een valse hoedanigheid en aan lokaalvredebreuk. De rechtbank legde de ISD-maatregel op, omdat de verdachte een hoog recidiverisico vertoonde en eerdere hulpverleningstrajecten niet succesvol waren geweest. De rechtbank concludeerde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was voor de beveiliging van de maatschappij en om de recidive van de verdachte te beëindigen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/840846-18, 05/199670-18 (ttz.gev) en 08/730017-17 (tul)
Datum uitspraak : 22 februari 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven te [adres] ,
thans gedetineerd te P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave.
Raadsman: mr. J.T.E. Vis, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 februari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/840846-18
1.
hij op of omstreeks 27 oktober 2018 te Arnhem een fles wijn, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Dudok , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
Primair
hij op of omstreeks 27 oktober 2018, in de gemeente Arnhem, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, door toen daar 5, althans een of meer, glas/glazen wijn, een fles wijn, een tomatensoep, en/of 2, althans een of meer, portie(s) bitterballen, te consumeren, althans te kopen;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 oktober 2018, in de gemeente Arnhem, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Dudok en/althans een of meer medewerker(s) van Dudok heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten 5, althans een of meer, glas/glazen wijn, een fles wijn, een tomatensoep en/of 2, althans een, portie(s) biterballen, door zich toen daar tegenover Dudok en/althans die medewerker(s) van Dudok voor te doen als bonafide klant, althans als een klant die rekening/kosten van die/dat goed(eren) kon of wilde betalen;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 27 oktober 2018 te Arnhem opzettelijk 5, althans een of meer, glas/glazen wijn, een fles wijn, een tomatensoep en/of 2, althans een, portie(s) biterballen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Dudok , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als bonafide klant, althans als een klant die rekening/kostetn van die/dat goed(eren) kon of wilde betalen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Parketnummer 05/199670-18
hij op of omstreeks 9 oktober 2018 te Arnhem in het besloten lokaal op/aan het stationsplein 1 bij Hotel Haarhaas, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 6 oktober 2018 schriftelijk de toegang tot Hotel Haarhuis ontzegd voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2 primair van parketnummer 05/840846-18 en het feit onder parketnummer 05/199670-18. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd voor wat betreft de onder 1 van parketnummer 05/840846-18 ten laste gelegde diefstal.
Ten aanzien van de flessentrekkerij onder 2 primair van parketnummer 05/840846-18 heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van een beroep of gewoonte, hetgeen moet blijken uit een pluraliteit van feiten en een veelheid aan incidenten in een korte periode. Op de tenlastelegging staat één incident, naar de mening van de raadsman niet voldoende voor het aantonen van een gewoonte. De ten laste gelegde periode is één dag, dus daaruit volgt niet de pluraliteit. Het aanvullende proces-verbaal van de politie doet daaraan niet af. Verdachte dient van de flessentrekkerij vrijgesproken te worden. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde oplichting heeft de raadsman aangevoerd dat het zich enkel voordoen als bonafide klant, niet voldoende is voor oplichting. Uit de stukken blijkt niet dat hij zich anders heeft voorgedaan dan het bestellen van etenswaren in de wetenschap dat hij niet kon betalen. Verdachte dient van de oplichting te worden vrijgesproken. De meer subsidiair ten laste gelegde verduistering kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
Met betrekking tot de lokaalvredebreuk onder parketnummer 05/199670-18 heeft de raadsman aangevoerd dat de handtekening van verdachte weliswaar onder de horecaontzegging staat, maar van de uitreiking van deze ontzegging was verdachte zich destijds niet bewust. Verdachte was dronken en heeft in kennelijke staat de handtekening gezet. Van een bepaalde bewustheid is niet gebleken. Nu verdachte niet wist dat hij de ontzegging had, ontbreekt het opzet. Verdachte dient dan ook van de lokaalvredebreuk vrijgesproken te worden.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/840846-18:
Feit 1:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
 het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 18;
 de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2019.
Feit 2:
[slachtoffer 2] heeft namens Dudok in Arnhem verklaard dat in de avond van 27 oktober 2018 een man aan de bar kwam zitten die het nodige heeft gegeten en gedronken. De man zei dat hij niet kon betalen. [2] De man heeft 5 glazen wijn gedronken en 1 tomatensoep en 2 porties bitterballen gegeten. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij bij Dudok eten en drinken heeft genuttigd terwijl hij wist dat hij dat niet kon betalen. Hij wist dat hij geen geld had. Het waren meerdere glazen wijn, tomatensoep en bitterballen. [4]
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte niet oplevert het strafbare feit van flessentrekkerij als bedoeld in artikel 326a Wetboek van Strafrecht. De feitelijke grondslag van de tenlastelegging wordt immers slechts gevormd door één enkel incident. Een meervoud van handelingen waartussen verband bestaat, kan dan ook niet worden vastgesteld. Daarmee kan dan ook niet gezegd worden dat verdachte een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het kopen van eten en drinken met het oogmerk om niet (volledig) te betalen. Verdachte moet daarom van de primair ten laste gelegde flessentrekkerij worden vrijgesproken.
Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich met zijn handelen schuldig heeft gemaakt aan oplichting door het aannemen van een valse hoedanigheid, zoals subsidiair ten laste gelegd. Uit rechtspraak van de Hoge Raad (HR 10 februari 1998, NJ 1998/497 en HR 22 mei 1990, NJ 1990/801) kan worden afgeleid dat voor het aannemen van een valse hoedanigheid van belang is de maatschappelijke context waarin de verdachte heeft gehandeld. Indien een verdachte en het beoogde slachtoffer zich in een situatie in het maatschappelijk verkeer bevinden waarbij het gebruikelijk is dat op basis van goed vertrouwen wordt gehandeld, dan kan de verdachte een valse hoedanigheid hebben aangenomen op het moment dat hij in strijd met dat gebruikelijke goed vertrouwen handelt. Hierbij kan ook worden gedacht aan het zich voordoen als een restaurantbezoeker of hotelgast, maar niet met de intentie om ook de rekening te betalen. In die branches is het immers gebruikelijk en algemeen geaccepteerd dat pas na de maaltijd en/of het verblijf de rekening wordt betaald. Er geldt een in het maatschappelijk verkeer geaccepteerd gedragspatroon waarbij het gebruikelijk is dat geen nader onderzoek wordt gedaan naar de juistheid van de wijze waarop een klant zich presenteert. Door bij Dudok eten en drinken te bestellen in de wetenschap dat hij niet kon betalen, heeft verdachte op bedrieglijke wijze gebruik gemaakt van dit in het maatschappelijk verkeer geldende gedragspatroon en het daarop gebaseerde goed vertrouwen. Daarmee heeft verdachte dus wel degelijk een valse hoedanigheid aangenomen. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Parketnummer 05/199670-18
Op 6 oktober 2018 waren verbalisanten bij Hotel Haarhuis in Arnhem. Verdachte was aldaar ernstig onder invloed en hij had een aantal drankjes genuttigd die hij niet kon betalen. Verbalisanten hebben verdachte verwijderd uit het hotel en aan hem uitgelegd dat hem de toegang tot het hotel voor de duur van twaalf maanden werd ontzegd. Verdachte gaf aan het te begrijpen en in het bijzijn van verbalisanten tekende hij de ontzegging. Om te voorkomen dat verdachte in verband met het alcoholgebruik zich het verbod niet zou herinneren, is de ontzegging in de zak van verdachte gedaan. [5]
Aangever [slachtoffer 3] zag op 9 oktober 2018 een man aan de bar van Hotel Haarhuis in Arnhem zitten. Hij herkende de man als de man die eerder een horecaontzegging voor het hotel heeft gekregen. [6] Verdachte had de betreffende papieren nog op zak. Verdachte heeft verklaard dat hij op 6 oktober 2018 bij Hotel Haarhuis was geweest. Hij heeft toen bier besteld en niet betaald. [7] Verdachte heeft verklaard dat de handtekening onder de horecaontzegging van hem is. [8]
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte lokaalvredebreuk heeft gepleegd bij hotel Haarhuis in Arnhem op 9 oktober 2018. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte daartoe ook het opzet heeft gehad, nu hij de horecaontzegging zelf heeft ondertekend. Uit het relaas van de verbalisanten valt op te maken dat verdachte het hotel op 6 oktober 2018 in enigszins aanspreekbare staat heeft verlaten en de ontzegging heeft ondertekend. Bovendien hebben de verbalisanten de ontzegging in de kleding van verdachte gestopt. Dat verdachte die avond onder invloed was en hij zich de dagen erna niet meer kon herinneren dat hij niet in het hotel mocht komen, dient voor risico en rekening van verdachte te komen. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair van parketnummer 05/840846-18 en het onder parketnummer 05/199670-18 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/840846-18
1.
hij op
of omstreeks27 oktober 2018 te Arnhem een fles wijn,
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan Dudok , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2 subsidiair:
hij op
of omstreeks27 oktober 2018, in de gemeente Arnhem, met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Dudok en/althans een of meer medewerker(s) van Dudok heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten 5
, althans een of meer, glas/glazen wijn,
een fles wijn,een tomatensoep en
/of2
, althans een,portie
(s
)bitterballen, door zich toen daar tegenover Dudok en/althans die medewerker
(s
)van Dudok voor te doen als bonafide klant, althans als een klant die de rekening/kosten van die
/datgoed
(eren
)kon of wilde betalen;
Parketnummer 05/199670-18
hij op
of omstreeks9 oktober 2018 te Arnhem in het besloten lokaal
op/aan het stationsplein 1 bij Hotel Haarhuis
, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte,in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 6 oktober 2018 schriftelijk de toegang tot Hotel Haarhuis ontzegd voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/840846-18
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal;
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Oplichting;
Parketnummer 05/199670-18
Het in een besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder de feiten 1 en 2 primair van parketnummer 05/840846-18 tenlastegelegde en het onder parketnummer 05/199670-18 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman bepleit een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, klinische behandeling, begeleid wonen en ambulante behandeling. Subsidiair heeft de raadsman verzocht in het vonnis een aanwijzing op te nemen dat de intramurale fase van de ISD-maatregel zo kort mogelijk moet zijn, zodat verdachte zo snel mogelijk klinisch kan worden opgenomen en kan worden behandeld.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Daarnaast is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 12 december 2018;
- een reclasseringsrapport, gedateerd 23 januari 2019;
- een rapport van drs. F.C.P. Zuidhof, GZ-psycholoog, gedateerd 3 januari 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal, oplichting en lokaalvredebreuk. Deze delicten brengen nadeel toe aan de betrokken slachtoffers en zorgen voor overlast en ergernis in de maatschappij.
Uit het rapport van GGZ ERW Novadic-Kentron van 23 januari 2019 komt naar voren dat sprake is van problemen op nagenoeg alle leefgebieden. De kans op recidive wordt als zeer hoog ingeschat. In het verleden zijn er diverse hulpverleningstrajecten uitgezet, waaronder twee keer een ISD-maatregel, die erop gericht waren om de kans op recidive te verminderen. Geen enkel traject is succesvol gebleken. Verdachte bleef recidiveren in delictgedrag. Verdachte heeft probleeminzicht en zegt gemotiveerd te zijn om problemen aan te pakken, maar in de praktijk is hier tot nu toe weinig van terechtgekomen doordat hij telkens terugvalt in problematisch alcoholgebruik en het hieraan direct verbonden delictgedrag. De reclassering adviseert de ISD-maatregel aan verdachte op te leggen, zodat een fors justitieel kader van toepassing is. Een voorwaardelijke ISD-maatregel is volgens de reclassering een gepasseerd station omdat verdachte dit niet zal volhouden en zal terugvallen in excessief alcoholgebruik.
Uit het psychologisch rapport komt naar voren dat sprake is van een stoornis in het alcoholgebruik (ernstig), een borderline persoonlijkheidsstoornis (met antisociale trekken) en zwakbegaafdheid. Het is aannemelijk dat de borderline persoonlijkheidsstoornis een zekere rol heeft gespeeld binnen het tenlastegelegde. Het ten laste gelegde kan verdachte in verminderde mate worden toegerekend. Met name de drang tot geborgenheid is hierbij doorslaggevend. Het recidiverisico wordt als hoog beschouwd. De problematiek van verdachte wordt vooralsnog als resistent geacht. Het afbreukrisico wat betreft een klinische behandeling onder de noemer van bijzondere voorwaarden wordt ingeschat als groot. Een ISD-maatregel is volgens het rapport te overwegen; daartoe zijn op basis van het onderzoek geen contra-indicaties.
De rechtbank neemt de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, over.
De rechtbank is van oordeel dat aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt, is voldaan. De bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van de onderhavige diefstallen meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld. De onderhavige diefstallen zijn gepleegd na tenuitvoerlegging van deze straffen. De rechtbank acht oplegging van de ISD-maatregel in dit geval aangewezen, gelet op de hardnekkige recidive van verdachte op het terrein van vermogenscriminaliteit, waardoor er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verdachte laat zich aan eerdere veroordelingen en de daarin begrepen waarschuwingen niets gelegen liggen. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren op dit moment de enige passende maatregel is. De maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij, de beëindiging van de recidive van verdachte en tot het bijdragen aan een oplossing voor de problematiek van verdachte. De rechtbank overweegt dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard gemotiveerd te zijn voor hulpverlening. Het is naar het oordeel van de rechtbank aan verdachte om binnen het regime van de ISD-maatregel zijn kansen te pakken en eventuele hulpverlening en begeleiding te aanvaarden.
Met een lichter middel of een andere straf of maatregel kan niet worden volstaan. Anders dan door de raadsman is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel een gepasseerd station is, mede gelet op het rapport van de reclassering op dat punt.
Tot slot zal de rechtbank op voorhand geen tussentijdse toetsing bepalen dan wel een aanwijzing met betrekking tot de invulling van de ISD-maatregel in het vonnis opnemen. Mocht verdachte of zijn raadsman van mening zijn dat een tussentijdse toetsing moet plaatsvinden, dan kan daartoe een verzoek worden ingediend.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, gelet op de door de officier van justitie geëiste ISD-maatregel.
De raadsman heeft eveneens verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, nu een toewijzing van de vordering geen redelijk doel dient naast oplegging van de ISD-maatregel.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 138, 310, 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair van parketnummer 05/840846-18 tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt aan verdachte de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersop voor de tijd van
2 (twee) jaren;

wijst af de vorderingvan de officier van justitie van 18 januari 2019 onder parketnummer 08/730017-17, strekkende
tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van rechtbank Overijssel van 6 februari 2018 voorwaardelijk opgelegde taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Sonneveldt (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en mr.
B.F. Schuver, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Hoesstee, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs met betrekking tot parketnummer 05/840846-18 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] , hoofdagent van de politie eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam Rivierenland-West, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018489145, gesloten op 29 oktober 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 18.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 19.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2019.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 17.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 33.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 34.