ECLI:NL:RBGEL:2019:684

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 februari 2019
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
05/881281-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor gewapende overval op een cafetaria met wapenbezit en diefstal

Op 20 februari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland een 52-jarige man veroordeeld voor een gewapende overval op een cafetaria, het bezit van een verboden wapen en diefstal. De man bedreigde de medewerkers van het cafetaria met een wapen om geld te verkrijgen. De rechtbank oordeelde dat de man volledig voorbijging aan de impact van zijn daden op de jonge medewerkers. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de verslavingsproblematiek van de man en zijn persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank vond het belangrijk dat de man behandeld zou worden, wat het beste kon plaatsvinden in het kader van voorwaardelijke invrijheidsstelling. De zaak kwam tot stand na een zitting op 14 november 2018 en 6 februari 2019, waarbij de verdachte zich had bekend aan de feiten. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het verlies van zijn vrouw. De rechtbank besloot dat de behandeling van de verdachte mogelijk moest zijn in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/881281-18
Datum uitspraak : 20 februari 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem
raadsman: mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2018 en 6 februari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 juli 2018, in de gemeente Wijchen, op de openbare weg
en/of in een cafetaria ( [bedrijf] ), gelegen aan de [adres 1] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [bedrijf] heeft gedwongen tot de afgifte van een aanzienlijke hoeveelheid contant geld, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [bedrijf] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte
- voorzien van een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar voornoemd cafetaria is gegaan en/of
- in de richting van dat cafetaria en/of voornoemde [slachtoffer 1] is gelopen en hierbij zijn hoofd/gezicht (gedeeltelijk) heeft bedekt met een muts, in ieder geval met (een) hoofd/gezichtsbedekkende kleding en/of voorwerp en/of
- voornoemd vuurwapen heeft getrokken/gepakt en/of aan die [slachtoffer 1] heeft
getoond en/of dat vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd " Geef me je pasjes, geef me je geld.", in
ieder geval woorden van gelijkende dreigende aard en/of strekking en/of
- dat vuurwapen op/in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of gericht
gehouden en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "Lopen, lopen, naar binnen.",
in ieder geval woorden van gelijkende dreigende aard en/of strekking en/of
(vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft gedwongen de cafetaria in te lopen en/of
- dat vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] heeft gericht en/of
gericht gehouden en/of tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd dat ze
geld uit de kassa moesten geven en/of "Geld, geld, geef me geld!",, in ieder
geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of een tas naar
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gegooid en/of tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft gezegd "Geef hier. Geef hier. Ga naar achteren, ik kom er zo aan blijf
daar!", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 juli 2018
tot en met 31 juli 2018, in ieder geval op 31 juli 2018, in de gemeente
Wijchen, in ieder geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten
een vuurwapen (alarmpistool), merk Record, type FB, kaliber 6 mm en/of 75
patronen munitie categorie III voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2018 tot en met 21 juli 2018, te
Balgoij, gemeente Wijchen, uit een woning gelegen aan de [adres 2] ,
- een aquarel met daarop 2 koeien en/of
- een slijptol (merk Black en Decker) en/of
- een cirkelzaag (merk Bosch) en/of
- 2 zijkappen van een motor en/of
- 2 olielampjes,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te
weten aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 25-26;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] p. 84-86;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 februari 2019.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte tijdens de overval heeft gezegd ‘geef me je pasjes’. Weliswaar heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij deze woorden heeft gezegd, maar verdachte was erg dronken tijdens de overval. Dat [slachtoffer 2] niet verklaard heeft dat deze woorden door verdachte zijn gebruikt, is te verklaren uit het feit dat zij in de keuken werkte en [slachtoffer 1] op dat moment aan het opruimen was op het terras. De rechtbank heeft geen reden om op dat punt aan de verklaring van aangever [slachtoffer 1] te twijfelen.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen aantreffen wapen, p. 73;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 74;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 februari 2019.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte – naast het alarmpistool – tevens 75 patronen munitie van categorie III voorhanden heeft gehad. Uit het dossier volgt dat patronen bij verdachte in de woning aangetroffen zijn. Er is echter geen nader onderzoek gedaan naar deze patronen waardoor niet kan worden vastgesteld of sprake is van munitie van categorie III. De rechtbank zal de verdachte dan ook van dat gedeelte van het ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat getuige [getuige] (de vrouw van verdachte) heeft verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd in de boerderij te zijn geweest.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van ‘braak’. Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de goederen buiten stonden waardoor hij de goederen aanzag voor afval en heeft meegenomen.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard dat tussen 14 juli 2018 en 21 juli 2018 in de woning aan de [adres 2] in Balgoij is ingebroken en dat daarbij een schilderij, slijptol, cirkelzaag, twee zijkappen van een motor en twee olielampjes zijn gestolen. [2] Aangeefster heeft tevens verklaard dat het keukenraam is opengebroken en dat de tussendeur naar het woongedeelte is geforceerd. Verdachte heeft verklaard deze goederen te hebben meegenomen. [3] Verdachte heeft verklaard dat de goederen buiten lagen en heeft ontkend de woning in te zijn gegaan.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de goederen van [slachtoffer 4] heeft weggenomen. De rechtbank is daarbij van oordeel dat gelet op het tijdsbestek waarin de woning is afgesloten en de diefstal heeft plaatsgevonden niet zonder meer kan worden bewezen dat verdachte degene is geweest die de braakschade heeft veroorzaakt. De verklaring van [getuige] , inhoudende dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij in de boerderij is geweest, is naar het oordeel van de rechtbank daarvoor onvoldoende. Daaruit blijkt immers niet dat verdachte de deur heeft geforceerd.
De rechtbank is van oordeel dat door het wegnemen van de goederen sprake is van ‘wederrechtelijke toe-eigening’ en dat daarmee sprake is van diefstal. De goederen behoorden toe aan een ander. Verdachte heeft de goederen zonder toestemming meegenomen uit de woning en/of van het terrein van een ander. Dat de goederen volgens verdachte van weinig waarde waren, doet daar niets aan af. De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op of omstreeks 22 juli 2018, in de gemeente Wijchen, op de openbare weg
en
/ofin een cafetaria ( [bedrijf] ), gelegen aan de [adres 1] , met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
en/of [bedrijf]heeft gedwongen tot de afgifte van een
aanzienlijkehoeveelheid contant geld,
in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan voornoemde [bedrijf] ,
in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte
- voorzien van
een vuurwapen, in ieder gevaleen op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar voornoemd cafetaria is gegaan en
/of
- in de richting van dat cafetaria en
/ofvoornoemde [slachtoffer 1] is gelopen en hierbij zijn hoofd/gezicht (gedeeltelijk) heeft bedekt met een muts,
in ieder geval met (een) hoofd/gezichtsbedekkende kleding en/of voorwerpen
/of
- voornoemd
vuurwapen heeft getrokken
/gepakt en/of aan die [slachtoffer 1] heeft
getoond en/of dat vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft gerichten
/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd " Geef me je pasjes, geef me je geld.",
in
ieder geval woorden van gelijkende dreigende aard en/of strekkingen
/of
-
dat vuurwapen op/in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of gericht
gehouden en/oftegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "Lopen, lopen, naar binnen.",
in ieder geval woorden van gelijkende dreigende aard en/of strekking en
/of
(vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft gedwongen de cafetaria in te lopen en
/of
- dat vuurwapen op die [slachtoffer 1] en
/ofvoornoemde [slachtoffer 2] heeft gericht
gericht en/of
gericht gehoudenen
/oftegen die [slachtoffer 1] en
/of [slachtoffer 2] heeft gezegd dat ze
geld uit de kassa moesten geven en
/of"Geld, geld, geef me geld
!",, in ieder
geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
/ofeen tas naar
die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] heeft gegooid en
/oftegen die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
heeft gezegd "Geef hier. Geef hier. Ga naar achteren, ik kom er zo aan blijf
daar!",
in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op
één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 22 juli 2018
tot en met 31 juli 2018,
in ieder geval op 31 juli 2018, in de gemeente
Wijchen,
in ieder geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten
een
vuurwapen (alarmpistool), merk Record, type FB, kaliber 6 mm
en/of 75
patronen munitie categorie IIIvoorhanden heeft gehad;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 14 juli 2018 tot en met 21 juli 2018, te
Balgoij, gemeente Wijchen,
uit een woning gelegen aan de [adres 2],
- een aquarel met daarop 2 koeien en
/of
- een slijptol (merk Black en Decker) en
/of
- een cirkelzaag (merk Bosch) en
/of
- 2 zijkappen van een motor en
/of
- 2 olielampjes,
in elk geval enig goed, dat
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te
weten aan [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
afpersing
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie
Ten aanzien van feit 3:
diefstal

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het inbeslaggenomen vuurwapen en de munitie verzocht deze te onttrekken aan het verkeer. De officier van justitie heeft ten aanzien van de inbeslaggenomen kleding verzocht deze goederen verbeurd te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarden van een ambulante behandeling en begeleid wonen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 13 december 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Iriszorg, gedateerd 15 januari 2019;
- een rapport van drs. [naam 2] , psycholoog, gedateerd 12 november 2018.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is – toen hij onder invloed was – gewapend met een alarmpistool naar een cafetaria gegaan en heeft daar twee jonge medewerkers bedreigd en hen zo gedwongen geld aan hem te geven. Terwijl verdachte het wapen rondzwaaide en op hen gericht hield, hebben de medewerkers het geld in een tas gedaan. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij de medewerkers met een wapen heeft bedreigd om zo snel mogelijk aan geld te komen. Direct na de overval heeft verdachte drugs gekocht. Verdachte heeft daarbij enkel aan zijn belangen gedacht en is volledig voorbij gegaan aan de impact die het heeft op de jonge medewerkers. Eén van de medewerkers heeft op zitting verklaard nog steeds last te hebben van de overval en angstig te zijn. Verdachte heeft verklaard te hebben gehandeld uit wanhoop omdat zijn vrouw zoveel pijn had en dat hij drugs wilde kopen om haar pijn te verlichten. Verdachte lijkt daarmee een deel van de verantwoordelijkheid van zijn handelen buiten zichzelf te leggen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van een verboden wapen – waarmee hij de overval heeft gepleegd – en heeft verdachte een diefstal gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten een flinke onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank houdt daarnaast ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de rapporten die over verdachte zijn opgesteld. Kort na de overval heeft verdachte zijn vrouw verloren doordat de vrouw van verdachte zelfmoord gepleegd heeft. In het rapport van de psycholoog is te lezen dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van alcohol, cocaïne en medicijnenmisbruik. Deze problematiek hangt samen met de beperkingen van een gebrekkige ontwikkeling in de geestvermogens in de vorm van een ‘andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis’. Daarnaast is bij betrokkene sprake van rouw om zijn vrouw en een neurocognitieve stoornis op het domein van het geheugen. Betrokkene gebruikt middelen als coping om met tegenslagen en pijnlijke gevoelens om te gaan. Het gebruik van alcohol ten tijde van het delict heeft meegebracht dat gedragsremmers weg zijn gevallen. De narcistische trekken in de persoonlijkheid van betrokkene brengen mee dat hij zich als krachtig en als redder wil opwerpen. Betrokkene verdroeg de pijn van zijn vrouw niet en heeft daarom, om cocaïne te kopen ter verlichting van de pijn, de overval gepleegd. De psycholoog heeft geadviseerd het feit aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over.
De psycholoog schat de kans op herhaling als verhoogd in als betrokkene niet wordt behandeld. De kans op herhaling is volgens de psycholoog wel afgenomen door het feit dat de partner van betrokkene is overleden. Een behandeling in ambulante setting en begeleid wonen, is volgens de psycholoog noodzakelijk.
De reclassering schat de kans op herhaling in als gemiddeld tot hoog en stelt – anders dan de psycholoog – dat door het overlijden van de vrouw van verdachte het risico op terugval in middelen juist groter is. De reclassering is van mening dat een klinische behandeling met aansluitend beschermd wonen noodzakelijk is. Verdachte is aangemeld en geïndiceerd bij een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA). Een opnamedatum is nog niet bekend.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden. Deze straf is lager dan is geëist door de officier van justitie nu de rechtbank meer rekening houdt met de straffen die door rechtbanken doorgaans in soortgelijke zaken wordt opgelegd en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank acht het van belang dat verdachte behandeld wordt. De rechtbank merkt daarbij op dat deze behandeling mogelijk is in het kader van de voorwaardelijk invrijheidsstelling waarbij op dat moment bepaald kan worden welke behandeling (klinisch of ambulant) passend is voor verdachte.
Beslag
Nu uit de stukken blijkt dat verdachte afstand heeft gedaan van alle inbeslaggenomen goederen, hoeft de rechtbank daarover geen beslissing te nemen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 310 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 56 van de Wet Wapens en Munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. H.P.M. Kester en mr. M.W. Stoet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 februari 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018421998, gesloten op 1 oktober 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , namens [slachtoffer 3] , p. 162-163.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 6 februari 2019.