Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
"bel de wouten maar. Alle ruiten gaan door. Ik steek de boel in de hens."Hierop heeft aangeefsters de ouders van verdachte gebeld. Toen verdachte zijn ouders in haar woning zag, flipte hij opnieuw. Verdachte had een grindtegel in de hand en dreigde dat hij deze door de ruiten zou gooien, waarbij hij riep: “
Ik maak alles kapot”. Verdachte zei tegen haar:
"dan kom je erachter, ik steek de hele boel in de hens."Hierop liep verdachte naar de carportdeur en kwam terug met een jerrycan met benzine in zijn hand. Aangeefster zag dat verdachte vervolgens haar woning binnen stoof en benzine over de meubels en de vloer gooide, waarbij hij riep:
"ik ga de boel in de hens steken. Bel de brandweer maar".Aangeefster was ervan overtuigd dat verdachte haar woning in brand zou gaan steken. [2]
als jullie de politie bellen, steek ik alles in de hens".Getuige zag dat verdachte benzine over de vloer in de keuken en in het halletje goot. Hierop heeft getuige 112 gebeld. [3]
"ik gooi je ruiten in en ik ga je huis in de fik steken".Even later hoorde getuige glasgerinkel en zag zij dat de ruit van de achterdeur was ingegooid. Op een gegeven moment kwam verdachte naar binnen met een jerrycan. Hij gooide de inhoud van de jerrycan over de vloer van de woonkamer. Getuige rook een sterke benzinelucht. [4]
3.Bewezenverklaring
of omstreeks4 mei 2019 te [plaats] , gemeente Epe, [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/ofmet brandstichting
en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat,door een hoeveelheid benzine,
althans een brandbare stof,over de meubels en
/ofover de vloer van die woning van die [slachtoffer] te gieten
/gooienen
/ofdie [slachtoffer] (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen:
/of
/of
of omstreeks4 mei 2019 te [plaats] , gemeente Epe, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit,
in elk geval enig goed,die geheel of ten dele aan een ander, te weten [slachtoffer]
en/of [bedrijf] , toebehoorde, heeft vernield
, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
of omstreeks16 april 2019 te Vaassen in de gemeente Epe als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Woestijnweg, daarmee heeft gereden over de weg, de Laan van Fasna en gedurende enige tijd, op zeer korte afstand
/of
/ofter hoogte van een in die weg gelegen vluchtheuvel, via het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Laan van Fasna) een voor hem uit over die weg rijdend ander motorrijtuig (personenauto) heeft ingehaald, waarbij hij, verdachte die vluchtheuvel aan de linker zijde voorbij is gereden en
/of
/of
/of
/of
/of
/of
ongeveer 5, althansenige minuten heeft laten stilstaan, waardoor de bestuurder van
/ofhet verkeer op die weg werd gehinderd.
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de feiten
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
8. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
9.De beoordeling van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
05.113118-17, waarin verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 27 september 2017 is veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 12 oktober 2017 en loopt tot 7 december 2019.
05.221972-17, waarin verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 6 april 2018 onder meer is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. Deze bestaan uit toezicht van de reclassering en een (ambulante ) behandelverplichting ten behoeve van het verbeteren van zijn zelfbeheersing en het opbouwen van een delict-vrij bestaan bij Trajectum of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, ter beoordeling van de reclassering. Ook moet verdachte daarbij meewerken aan diagnostiek om een passend plan van aanpak op te kunnen stellen en aan een systeemgerichte benadering, zo volgt uit bovenstaand vonnis. De proeftijd is bepaald op twee jaar en is ingegaan op 21 april 2018. Bij rechterlijke beslissing van 5 juni 2019 is de proeftijd met 2 jaar verlengd tot 25 juni 2022.
05.113118-17,nu verdachte tijdens de proeftijd de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd. Voorts heeft de officier verzocht om afwijzing van de vordering in de zaak met parketnummer
05.221972-17. Daarbij heeft de officier zich op het standpunt gesteld dat het vanwege het hoge recidiverisico noodzakelijk en wenselijk is dat de reclassering toezicht blijft houden op veroordeelde.
05.113118-17en
05.221972-17. Verdachte heeft daarmee de algemene voorwaarden overtreden. Veroordeelde is hiervoor zelf verantwoordelijk en zal hiervan daarom de consequenties moeten dragen. De rechtbank zal de vordering na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer
05.113118-17daarom toewijzen.
05.221972-17stelt de rechtbank vast dat bij rechterlijke beslissing van 5 juni 2019 tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging is beslist zodat het resterende voorwaardelijk strafdeel thans 15 dagen bedraagt. Gelet op het recidiverisico dat door de reclassering als hoog wordt ingeschat en gezien de aard en de ernst van de hierboven bewezen verklaarde feiten, is de rechtbank van oordeel dat het zowel in het belang van veroordeelde als in het belang van de maatschappij is dat de aan bovenstaand strafdeel verbonden bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht, in stand blijven. Gelet hierop zal de rechtbank de vordering in de zaak met parketnummer
05.221972-17afwijzen.
10.De toegepaste wettelijke bepalingen
11.De beslissing
wijst af het verzoek van de raadsman tot opheffing vanhet bevel tot
voorlopige hechtenis;
bewezenverklaarde onder feit 1 en feit 3tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
bewezenverklaarde onder feit 4tot
hechtenis voor de duur van 2 (twee) weken;
feit 4de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
3 (drie)
maanden;
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 60,87 (zestig euro en zevenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 5,32 (vijf euro en tweeëndertig cent);
benadeelde partij [slachtoffer]voor feit 1
voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer], een bedrag
te betalen van € 60,87 (zestig euro en zevenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 27 september 2017 in de zaak met parknetnummer 05.113118.17, te weten van: een taakstraf voor de duur van 40 uren;
wijst af de vorderingvan de officier van justitie van 11 juli 2019, strekkende
tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van