ECLI:NL:RBGEL:2019:6401

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
333312
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van parkbijdragen na opzegging van het lidmaatschap van de vereniging van eigenaren, met aandacht voor redelijkheid en billijkheid en de benoeming van een deskundige

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om de vaststelling van parkbijdragen na de opzegging van het lidmaatschap door verschillende eigenaren van vakantiebungalows op het vakantiepark De Groene Heuvels. De eisers, bestaande uit vijf eigenaren, hebben hun lidmaatschap van de Vereniging van Bungaloweigenaren De Groene Heuvels opgezegd en zijn van mening dat zij niet langer gehouden zijn om de parkbijdragen te betalen die door de Vereniging worden opgelegd. De eisers stellen dat de door de Vereniging gevorderde bedragen niet in verhouding staan tot de werkelijke kosten van de basisvoorzieningen waar zij gebruik van maken. De Vereniging daarentegen voert aan dat de eigenaren, ook na hun uittreding, gehouden zijn bij te dragen aan de kosten van de gemeenschappelijke voorzieningen, op basis van redelijkheid en billijkheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eigenaren, ondanks hun opzegging, een redelijke bijdrage moeten leveren aan de kosten van de basisvoorzieningen van het park. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de parkbijdrage niet kan worden vastgesteld op basis van de contributie die leden van de Vereniging verschuldigd zijn, maar op basis van de werkelijke kosten van de voorzieningen. Om deze kosten vast te stellen, heeft de rechtbank besloten een deskundige te benoemen die onderzoek zal doen naar de werkelijke kosten van de basisvoorzieningen en de centrumvoorzieningen van het park. De rechtbank heeft de zaak aangehouden totdat het deskundigenrapport beschikbaar is, waarna verdere beslissingen zullen worden genomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/333312 / HA ZA 18-14
Vonnis van 18 september 2019
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

en
2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ;
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] ;
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[eiser 5],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat eerst mr. L.H. Witten, later mr. W.Th.A. Kampschreur, nu mr. A.P.L.C. Trouwborst te Nijmegen,
tegen
de vereniging
VERENIGING VAN BUNGALOWEIGENAREN DE GROENE HEUVELS,
gevestigd te Ewijk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.J. Kastein te Zevenaar.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [gezamenlijke eisers] of afzonderlijk [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] en [eiser 5] genoemd worden. Gedaagde wordt aangeduid als de Vereniging.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoek van mr. Kampschreur om de doorgehaalde zaak (C/05/311843 / HA ZA 16-601) weer op de rol te plaatsen;
  • nadere producties, ingezonden door mr. Kastein voornoemd bij brief van 7 augustus 2018;
  • het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 22 augustus 2018;
  • de pleitaantekeningen van mr. Kastein voornoemd;
  • de akte uitlaten deskundige van de Vereniging;
  • de akte uitlating tevens overlegging producties van [gezamenlijke eisers] ;
  • de antwoordakte van de Vereniging.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Ter zake van [gezamenlijke eisers]
2.1.1.
De Vereniging, in de stukken ook aangeduid als de VEBEGH en de Vebegh, is een vereniging van erfpachters en opstalgerechtigden (verder kortweg te noemen: eigenaren) van vakantiebungalows op het vakantiepark De Groene Heuvels te Ewijk, gemeente Beuningen (verder: het park). De grond waarop het park zich bevindt is eigendom van het Recreatieschap Veluwe; op de infrastructuur, terreinen, gebouwen en bouwwerken, niet zijnde eigendom van de eigenaren, heeft de besloten vennootschap De Groene Heuvels Holding B.V. (verder te noemen: de Holding) een recht van erfpacht of opstal. De infrastructuur omvat de basisvoorzieningen (de wegen, straatverlichting, riolering, slagboom, omheining en dergelijke) en de centrumvoorzieningen (de wasserette, de technische ruimte, het horecagebouw, de bowlingbaan, het zwembad en de kinderboerderij).
2.1.2.
Het park telt 207 vakantiewoningen. 83 daarvan zijn eigendom van particulieren.
2.1.3.
De Holding verhuurt de centrumvoorzieningen aan de besloten vennootschappen De Groene Heuvels Horeca Exploitatie B.V. en De Groene Heuvels Exploitatie B.V. De laatstgenoemde (verder: de parkbeheerder) is belast met het beheer van het park.
2.1.4.
De besloten vennootschap SvdW Holding B.V. is bestuurder van de beide onder 2.1.3 genoemde vennootschappen.
2.1.5.
Het Huishoudelijk Reglement van de Vereniging bevat onder meer de volgende bepalingen:

Artikel 3. Ledenbijdragen
a. De ledenbijdrage bestaat uit de kosten voor lidmaatschap van de Vebegh, de kosten voor ondererfpacht, de parkbijdrage en eventuele verschotten.
b. Deze kosten worden jaarlijks vastgesteld door de ALV op basis van een voorstel van het bestuur.
c. De kosten worden in de vorm van een voorschotnota per kwartaal gefactureerd.
d. In geval de bij voorschot gefactureerde kosten te laag cq te hoog blijken zal voorzover noodzakelijk en mogelijk een eindafrekening van de ledenbijdrage plaatsvinden middels aanpassing van de ledenbijdrage van het volgende boekjaar. Indien de ALV, op voorstel van het bestuur, besluit dat directe afrekening noodzakelijk of wenselijk is, dan zal deze plaatsvinden binnen één maand nadat de jaarrekening definitief is vastgesteld. Het eventueel door een lid te weinig cq te veel betaalde bedrag zal uiterlijk binnen een maand na goedkeuring van de ALV, door cq. aan het lid worden voldaan.
2.1.6.
Een nieuwsbrief van de Vereniging aan de eigenaren bevat onder meer de volgende passage:
“U krijgt een dezer dagen de factuur voor de parkbijdrage 4e kwartaal (zonder de 50 euro toeslag) en u wordt geacht deze in 3 maandelijkse termijnen voor de 6e van de maand te betalen, vooralsnog via de VEBEGH rekening. Vanaf 1 januari 2012 zulten er aparte facturen door de VEBEGH, de Stichting voor collectieve verhuurders en de externe Exploitatie-maatschappij ingevoerd worden.”
2.1.7.
De parkbijdrage dient ter dekking van de kosten van het onderhoud en het beheer van het park en is voor 2013 vastgesteld op 140,- inclusief btw per maand, voor 2014 op € 135,- en voor 2015 op € 138,-.
2.1.8.
In een nieuwsbrief van het bestuur van de Vereniging van 7 oktober 2012 staat te lezen dat, na het faillissement van de vorige parkbeheerder op 25 september 2012, het beheer van het park is opgedragen aan de parkbeheerder en dat de parkbijdrage vanaf januari 2013 maandelijks wordt geïnd door de Vereniging en niet meer door de parkbeheerder.
2.1.9.
De kantonrechter alhier heeft bij vonnis van 13 maart 2015 onder nummer 2700726 \ CV EXPL 14-358 (hierna te noemen: de zaak- [naam 1] ) voor recht verklaard dat voor [naam 1] , eveneens eigenaar van een vakantiebungalow op het park, de parkbijdrage over 2013 € 50,- exclusief btw bedraagt.
2.1.10.
In hoger beroep heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 20 juni 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:5164), voor zover hier van belang, dat vonnis bekrachtigd.
2.2.
Verder aangaande [gezamenlijke eisers] en [eiser 2]
2.2.1.
[gezamenlijke eisers] en [eiser 2] zijn krachtens een authentieke akte van 15 augustus 2011 eigenaar van de vakantiebungalow met nummer 213 op het park. Van die akte, waarin zij samen worden aangeduid als koper, maakt een aantal bepalingen deel uit met betrekking tot bekende erfdienstbaarheden, kwalitatieve bedingen en/of bijzondere verplichtingen, waaronder de volgende:

Verplichtingen koper en overige bedingen.
(…)
b. Koper verbindt zich terstond als lid van de vereniging: vereniging vakantiebungalowpark “de groene heuvels”, gevestigd te Winssen (gemeente Beuningen), hierna te noemen: de vereniging, toe te treden en daarvan lid te blijven gedurende de periode dat hij eigenaar is van gemelde bungalow, om zich aan alle besluiten van de vereniging genomen of nog te nemen te onderwerpen en zijn financiële verplichtingen jegens de vereniging stipt na te komen.
(…)
d. Koper verbindt zich -- voor zover niet reeds geschied bij het sluiten van de koopovereenkomst -- een service-overeenkomst aan te gaan en in stand te houden met verkoper en voormelde stichting (de Stichting Recreatiepark De Groene Heuvels, rechtbank) ten behoeve van het vakantiebungalowpark waarvan het verkochte deel uitmaakt alsmede ten behoeve van het verkochte zelf, of een door verkoper aan te wijzen derde, met betrekking tot de door deze aan hem ten behoeve van het gebruik van de bungalow te verlenen diensten, welke diensten onder meer zullen omvatten het onderhoud van de infrastructuur en plantsoenen, de afvoer van vuilnis, de terreinverlichting, het toezicht op het terrein, hulp bij storingen of ongevallen, het schoonhouden van dakgoten en het op verzoek éénmaal per jaar aftappen van water bij vorst.”
2.2.2.
[gezamenlijke eisers] en [eiser 2] waren lid van de Vereniging. Bij e-mailbericht van 3 juni 2015 heeft [gezamenlijke eisers] - naar de rechtbank aanneemt mede namens [eiser 2] - het lidmaatschap opgezegd per 1 januari 2016.
2.2.3.
Op 21 januari 2016 heeft [gezamenlijke eisers] per e-mail laten weten dat hij begrijpt dat hij een redelijke parkbijdrage verschuldigd is maar dat hij moet weten aan wie hij die moet betalen. De Vereniging antwoordt op dezelfde dag dat [gezamenlijke eisers] de factuur aan haar moet betalen op het hem bekende rekeningnummer.
2.3.
Verder aangaande [eiser 3]
2.3.1.
is krachtens een authentieke akte van 26 april 1996 eigenaar van de vakantiebungalow met nummer 187 op het park. De akte bevat bepalingen die woordelijk gelijk zijn aan die, hiervoor aangehaald onder 2.2.1.
2.3.2.
[eiser 3] was lid van de Vereniging. Bij brief van 23 november 2015 heeft hij het lidmaatschap opgezegd en de Vereniging gevraagd een passend voorstel te doen met betrekking tot de verschuldigde parkbijdrage.
2.3.3.
De Vereniging heeft bij brief van 8 december 2015 geantwoord dat [eiser 3] per 1 januari 2016 zal worden uitgeschreven als lid. De brief bevat over de parkbijdrage de volgende passages:
“Wat betreft de kosten voor het hebben en houden van een vakantiebungalow op de Groene Heuvels
merken wij het volgende op. Het is niet aan de individuele eigenaar van een vakantiebungalow om
uit te maken welke kosten er binnen de collectiviteit verschuldigd zijn voor het bezit van zo’n
bungalow. Als gevolg van de per 1 januari 2013 ingevoerde structuur is er door de VEBEGH een
service level agreement gesloten met de exploitant. Daarin zijn voor alle vakantiebungalows services
en diensten afgesproken tegen een bepaalde vergoeding. Op die wijze is de basisparkbijdrage,
afgezien van overige bijkomende kosten zoals ondererfpachtcanon, vastgesteld. Deze basisbijdrage
geldt onverkort voor alle vakantiebungalows. Voor een individuele regeling is rechtens geen plaats,
omdat alle afgesproken diensten en services geleverd worden aan alle vakantiebungalows, ook die
waarvan de eigenaar het lidmaatschap heeft opgezegd. Wij zijn verder van oordeel dat er sprake is
van een redelijke en billijke vergoeding voor niet collectief verhurende eigenaren / niet leden. Zoals u
weet wachten wij de uitkomst van de zaak [naam 1] over het jaar 2013 af.
Vanaf 1 januari 2016 zal aan u op de gebruikelijke wijze worden gefactureerd, dus basisparkbijdrage,
voorschot water en afval, ondererfpachtcanon, verzekering en in voorkomend geval specifieke
posten, zoals in 2015 extra erfpacht en accountantscontrole. Een opgave van de werkelijke kosten
met bewijsstukken is vooraf niet mogelijk, hooguit na afloop van een kalenderjaar. De vergelijking
tussen de planning en de realisatie wordt verwoord in de jaarstukken.”
2.4.
Verder aangaande [eiser 4]
2.4.1.
is krachtens een authentieke akte van 12 juli 1996 eigenaar van de vakantiebungalow met nummer 169 op het park. De akte bevat bepalingen die woordelijk gelijk zijn aan die, hiervoor aangehaald onder 2.2.1.
2.4.2.
[eiser 4] was lid van de Vereniging. Bij e-mailbericht van 4 september 2014 heeft zij het lidmaatschap opgezegd.
2.4.3.
De Vereniging heeft bij e-mailbericht van 10 september 2014 geantwoord dat de opzegging zal worden verwerkt, waarbij zij nadrukkelijk opmerkt dat [eiser 4] geen toegang meer heeft tot de ledenvergaderingen en geen stemrecht meer heeft, maar zich wel zal moeten houden aan de besluiten die door de ledenvergadering worden genomen.
2.5.
Verder aangaande [eiser 5]
2.5.1.
is krachtens een authentieke akte van 25 oktober 2010 eigenaar van de vakantiebungalow met nummer 153 op het park. De akte bevat bepalingen die woordelijk gelijk zijn aan die, hiervoor aangehaald onder 2.2.1.
2.5.2.
[eiser 5] was lid van de Vereniging. Bij e-mailbericht van 5 juni 2014 heeft zij het lidmaatschap opgezegd en gevraagd haar een passend voorstel voor de verschuldigde parkbijdrage te doen toekomen. Zij verwijst naar een vonnis van deze rechtbank van 28 februari 2014.
2.5.3.
Bij brief van 28 maart heeft [eiser 5] , met verwijzing naar het vonnis in de zaak van [naam 1] tegen de Vereniging (zie hiervoor onder 2.1.9), het volgende aan de Vereniging geschreven, voor zover hier van belang:
“In dit vonnis is de basisparkbijdrage 2013 door de rechter vastgesteld op een bedrag van € 50,- excl. BTW (€ 60,50 incl. BTW) per bungalow per maand, ofwel € 726,00 over het hele jaar. Aangezien in 2013 door ons een bedrag van € 3204,50 incl. BTW is voldaan, vorderen wij hierbij een terugbetaling van het in 2013 te veel betaalde bedrag ad € 2478,50.”
2.5.4.
De Vereniging heeft bij brief van 7 april 2015 geantwoord, voor zover hier van belang:
“Het door u genoemde vonnis van 13 maart 2015 is door ons in week 12 ontvangen. Na bestudering hiervan is na ampele overwegingen besloten in hoger beroep tegen deze uitspraak te gaan.
Met nadruk wijzen wij u erop dat het geding is aangespannen door de heer [naam 1] en dat de uitspraak ook alleen op hem van toepassing is. De door enkele leden getrokken conclusie dat het op alle eigenaren betrekking zou hebben berust op een onjuiste juridische kwalificatie van deze uitspraak.
Los daarvan, vanwege het hoger beroep is het geding nog niet ten finale beslist.
Omdat in uw geval de grondslag voor een terugbetaling ontbreekt zullen wij daartoe ook geen opdracht geven.”

3.Vordering en verweer in conventie

3.1.
[gezamenlijke eisers] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande verzet of andere voorziening:
I. voor recht zal verklaren dat zij enkel gehouden zijn een bijdrage te leveren in de omslag van de kosten voor de basisvoorzieningen en dat deze bijdrage enkel kan worden gebaseerd op werkelijk gemaakte kosten;
II. voor recht zal verklaren dat de parkbijdrage 2015 wordt bepaald op € 50,- exclusief btw per maand, althans dat de rechtbank de basisparkbijdrage bepaalt op een in goede justitie vast te stellen bedrag;
III. voor recht zal verklaren dat de parkbijdrage 2016 wordt bepaald op € 50,- exclusief btw per maand, althans dat de rechtbank de basisparkbijdrage bepaalt op een in goede justitie vast te stellen bedrag.
IV. voor recht zal verklaren dat deze basisparkbijdrage niet kan worden verhoogd door de Vereniging anders dan door jaarlijkse inflatie van de prijsindex van het CBS voor consumenten;
V. voor recht zal verklaren dat zij hetgeen door hen reeds onverschuldigd is betaald voor de parkbijdrage, mogen verrekenen met de reeds verschuldigde, dan wel toekomstig verschuldigde parkbijdrage;
VI. de Vereniging zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 875,- en zal veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede in de nakosten ten bedrage van € 131,00, dan wel indien de Vereniging binnen veertien dagen na dagtekening dezes met betaling daarvan in gebreke blijft en betekening van het vonnis plaatsvindt deze nakosten op € 199,00 te begroten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis, zowel over de kostenveroordeling als de nakosten. Indien de Vereniging in reconventie een vordering instelt verzoekt [gezamenlijke eisers] om alsdan, indien de Vereniging ook in reconventie in de proceskosten wordt veroordeeld, de nakosten te verhogen met € 79,00.
3.2.
De vordering is gegrond op de stelling, kort gezegd, dat de parkbijdrage waar de Vereniging aanspraak op maakt niet in verhouding staat tot de kosten van de voorzieningen waar de eigenaren gebruik van maken, dat de kantonrechter in een vergelijkbare zaak de parkbijdrage op € 50,- per maand heeft gesteld en dat de afzonderlijke eigenaren daardoor te veel hebben betaald en dus recht hebben op restitutie van het verschil tussen de betaalde bedragen en de redelijke parkbijdrage van € 50,- per maand. De eigenaren zijn van mening dat zij moeten bijdragen in de kosten van de voorzieningen die voor normale bewoning nodig zijn: wegen, straatverlichting, riolering, elektriciteitskabels, water- en gasleidingen, afvalinzameling en omheining met slagboom (de basisvoorzieningen), maar niet in de kosten van voorzieningen waar zij geen gebruik van maken omdat daar geen wettelijke of contractuele grondslag voor bestaat.
3.3.
De Vereniging voert gemotiveerd verweer. Samengevat weergegeven houdt het verweer in dat het lastig is een regeling voor de omslag van parkkosten te maken die zowel werkbaar als sluitend is en dat er verschillende constructies in omloop zijn op basis van contracten, lidmaatschappen, transportakten, erfdienstbaarheden, kwalitatieve verplichtingen en ketting- en/of derdenbedingen. Op elk park komt het voor dat eigenaren hun verplichte lidmaatschap van verenigingen van eigenaren opzeggen; dit ontslaat hen echter niet van de verplichting om - naar in de jurisprudentie is uitgemaakt: naar redelijkheid en billijkheid - bij te dragen in de algemene parkkosten.

4.Vordering en verweer in reconventie

4.1.
In reconventie vordert de Vereniging dat de rechtbank:
(1 en 2 betreffen de vordering in conventie);
3. zal verklaren voor recht dat [gezamenlijke eisers] - net als alle andere eigenaren op het park - (telkens) gehouden is, althans [gezamenlijke eisers] zal veroordelen om vanaf de betekening van het te wijzen vonnis alle basisparkbijdragen en overige kosten te voldoen die (telkens) door de algemene ledenvergadering van de Vereniging worden vastgesteld, welke kosten worden omgeslagen over alle eigenaren (en waarboven de collectief verhurende eigenaren een aanvullende bijdrage voldoen), genoemde basisparkbijdragen en overige kosten (telkens) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de desbetreffende facturen van de Vereniging, met veroordeling van [gezamenlijke eisers] in de kosten, de nakosten daaronder begrepen, met bepaling dat gedaagden over de kostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zijn vanaf veertien dagen na de dagtekening van het vonnis, althans vanaf de betekening van het vonnis;
4. zal verklaren voor recht dat [eiser 4] de bungalow Groene Heuvels 169 illegaal permanent bewoont en [eiser 4] zal verbieden om van deze bungalow een ander gebruik dan het toegestane recreatieve gebruik te maken gedurende maximaal een halfjaar per (kalender)jaar, zulks op straffe van een door haar aan de Vereniging te verbeuren dwangsom van € 50.000,-- voor elk (kalender)jaar dat zij in overtreding zal zijn, althans een zodanige dwangsom als de rechtbank in goede justitie zal vaststellen, met veroordeling van [eiser 4] in de kosten, de nakosten daaronder begrepen, met bepaling dat zij over de kostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd is vanaf veertien dagen na de dagtekening van het vonnis, althans vanaf de betekening van het vonnis;
5. [eiser 5] zal veroordelen om binnen veertien dagen na de betekening van het te wijzen vonnis aan de Vereniging te voldoen een bedrag van € 5.079,12, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldata van de individuele facturen, althans vanaf de dag dat deze conclusie is genomen, tot aan die der algehele voldoening, met veroordeling van [eiser 5] in de kosten, de nakosten daaronder begrepen, met bepaling dat gedaagde over de kostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd is vanaf veertien dagen na de dagtekening van het vonnis, althans vanaf de betekening van het vonnis.
4.2.
De vordering tegen [gezamenlijke eisers] vloeit, naar de Vereniging stelt, voort uit het verweer in conventie.
4.3.
De vordering tegen [eiser 4] is gegrond op de stelling dat zij de bungalow als haar hoofdverblijf heeft, wat in strijd is met hetgeen daarover is opgenomen zowel in de statuten en het huishoudelijk reglement van de Vereniging als in de akte waarbij haar bungalow aan haar is geleverd, en in strijd is met het geldende bestemmingsplan.
4.4.
De vordering tegen [eiser 5] , die in [woonplaats] woont, is gegrond op de stelling dat [eiser 5] de verschuldigde, aan haar gefactureerde parkbijdragen onbetaald heeft gelaten tot het gevorderde bedrag. De Vereniging is van mening dat de rechtbank bevoegd is ex artikel 8 lid 3 EEX-Verordening, dat haar rechtsverhouding met [eiser 5] , die toen zij lid van de Vereniging werd in Nederland woonde en de Nederlandse nationaliteit had, beheerst wordt door Nederlands recht, en dat dit niet anders is geworden door haar opzegging van het lidmaatschap en haar verhuizing naar het buitenland.
4.5.
[gezamenlijke eisers] , [eiser 4] en [eiser 5] voeren op hun beurt gemotiveerd verweer in reconventie.

5.Beoordeling in conventie

5.1.
De zaak tussen de Vereniging en [eiser 5] is internationaal van aard. De rechtbank zal daarom eerst onderzoeken of zij bevoegd is deze te behandelen en te beslissen.
5.2.
De bevoegdheid in zaken tussen partijen die in verschillende lidstaten van de Europese Unie wonen is geregeld in de herschikte Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Publicatieblad van de Europese Unie L 351/1, verder: EEX-Vo.). De hoofdregel is artikel 4 lid 1 EEX-Vo. waarin is bepaald dat onverminderd deze verordening zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Omdat de Vereniging gevestigd is in Nederland is in de zaak tussen haar en [eiser 5] de Nederlandse rechter bevoegd.
5.3.
De Vereniging zet de structuur van instandhouding en exploitatie van het park als volgt uiteen. De rechten op de individuele huisjes of kavels zijn vaak in handen van particuliere eigenaren, die vaak verplicht lid zijn van een vereniging van eigenaren. Als complicatie kan hierbij worden vermeld, dat zich inmiddels rechtspraak heeft ontwikkeld die inhoudt, dat uitgezonderd bij de VVE bij appartementsrechten (welke regeling op de kavels van vakantieparken niet van toepassing is) niemand tegen zijn zin verplicht kan worden om lid te blijven van een vereniging. Volgens deze rechtspraak kan een eigenaar van een vakantiebungalow in beginsel zijn lidmaatschap opzeggen, zij het dat hij daarbij is
gebonden aan de voorwaarden, die de statuten of de wet aan een opzegging stellen. Binnen dit terrein met allerlei betrokkenen treden diverse spanningsvelden op. De partij die de individuele kavels uitgeeft aan de particulieren (de holding) is meestal niet dezelfde als de partij die het park exploiteert (de werkmaatschappij). De individuele eigenaren kunnen zich bundelen in een vereniging van eigenaren, maar die vereniging is niet de partij die het park feitelijk exploiteert. Dit - toch al ingewikkelde - speelveld wordt verder gecompliceerd door het onderscheid tussen eigenaren die wel of niet mee (willen) doen aan de collectieve verhuur van bungalows op het park, met als verdere nuancering eigenaren die zelf (willen) verhuren of eigenaren die hun bungalow niet (willen) verhuren. Het park is in allerlei opzichten gebaat bij uniformiteit, zulks ongeacht of er sprake is van collectieve dan wel van individuele verhuur, zoals ten aanzien van marketing, reclame, huurprijzen en gebruikscondities. Het wel of niet collectief verhuren kan doorwerken bij het omslaan bij sommige parkkosten en de daarbij te hanteren verdeelsleutel, een en ander afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
5.4.
De Vereniging is van mening dat alle eigenaren, dus ook [gezamenlijke eisers] , ook belang hebben bij de centrumvoorzieningen: de collectieve verhuurders ten behoeve van de recreant, de zelfverhuurder ten behoeve van zijn/haar huurders en de bewoner ten behoeve van zijn/haar woongenot. Bij zelfverhuur en verkoop wordt de beschikbaarheid van alle voorzieningen aangeprezen als factor die de bungalows interessant maakt voor huur of koop.
5.5.
Partijen zijn het erover eens dat [gezamenlijke eisers] als eigenaren van vakantiebungalows op het park moeten bijdragen in de kosten van gemeenschappelijke voorzieningen die ten goede komen aan de eigenaren. Zij hebben ter zitting toegelicht dat de inning van de parkbijdrage via de werkmaatschappij SvdW Holding loopt, maar stellen niet dat de Vereniging in de jaren 2015 en ’16 niet daartoe bevoegd was, zodat ervan uitgegaan kan worden dat dit het geval is. Verschil van mening bestaat over de vraag van welke gemeenschappelijke voorzieningen de kosten aan hen mogen worden doorbelast en in welke mate die doorbelasting mag geschieden.
5.6.
Volgens vaste rechtspraak, en dit wordt door de Vereniging ook niet (meer) betwist, geldt alleen voor de Vereniging van Eigenaren van appartementsrechten als bedoeld in artikel 5:124 BW het verplichte lidmaatschap zolang men gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van een appartement, en geldt voor iedere andere vereniging dat ieder lid bevoegd is uit te treden. Volgens de Vereniging kunnen aan de uittreding voorwaarden worden gesteld, in casu dat men ook daarna gebonden blijft aan besluiten van de Vereniging ter zake van de parkbijdrage.
5.7.
De rechtbank overweegt dat uitgetreden leden van een vereniging niet langer gebonden zijn aan haar besluiten, ook niet aan besluiten die vóór hun uittreding zijn genomen, en dat dit ook niet als voorwaarde gesteld kan worden voor uittreding. Zou dit anders zijn, dan zou de uittreding in feite een illusie zijn en zouden de voormalige leden zelfs in een nadeliger positie komen te verkeren doordat zij niet meer kunnen deelnemen aan de besluitvorming. Voor zover de Vereniging bedoelt dit standpunt in te nemen kan zij daarin niet worden gevolgd.
5.8.
[gezamenlijke eisers] zeggen bereid te zijn bij te dragen in de kosten van de basisvoorzieningen van het park, maar zijn het niet eens met de door de Vereniging gefactureerde bedragen. [gezamenlijke eisers] menen dat die bedragen te hoog zijn. De vraag doet zich dan ook voor op welke manier de parkbijdrage wordt vastgesteld als men door uittreding uit de Vereniging geen contributie - waarin de parkbijdrage begrepen is - meer betaalt en niet meer gebonden is aan haar besluiten, ook niet aan een door de Vereniging vastgestelde forfaitaire/vaste bijdrage ongeacht de werkelijke kosten. In de zaak- [naam 1] is het hof met de kantonrechter van oordeel dat de bungaloweigenaar op grond van de redelijkheid en billijkheid gehouden is bij te dragen aan de kosten van de basisvoorzieningen. In de onderhavige zaak volgt de rechtbank het hof op dit punt.
5.9.
[gezamenlijke eisers] brengen ook jurisprudentie ter sprake waarin de rechtsgrond voor de parkbijdrage van eigenaren na beëindiging van hun lidmaatschap van de vereniging van eigenaren gevonden wordt in het leerstuk van de ongerechtvaardigde verrijking. Nu tussen partijen geen verschil van mening bestaat over de vraag
op welke grondzij moeten bijdragen in de kosten van de basisvoorzieningen kan de rechtbank dit punt in het midden laten. Dat [gezamenlijke eisers] overeenkomsten met een derde partij hebben gesloten als bedoeld in de leveringsakten, punt d onder “Verplichtingen koper en overige bedingen” (zie hiervoor onder 2.2.1), is niet gesteld en ook niet gebleken.
5.10.
Wel verschillen partijen van mening over de manier waarop de bijdrage van de niet-leden zal worden vastgesteld. [gezamenlijke eisers] stellen zich terecht op het standpunt dat de door hen verschuldigde parkbijdrage niet gerelateerd kan worden aan de contributie die leden van de Vereniging aan haar verschuldigd zijn. Kantonrechter en hof nemen in de zaak- [naam 1] tot uitgangspunt de werkelijke kosten van die voorzieningen, waarbij zij overwegen dat de eigenaren die niet professioneel verhuren veel minder gebruik zullen maken van of aanspraak zullen maken op de basisvoorzieningen (zie onder 2.1.1); het hof acht het dan ook redelijk dat de parkbijdrage voor de niet-verhurende eigenaren minder is dan die voor verhurende eigenaren.
5.11.
De rechtbank is met het hof van oordeel dat de
werkelijkekosten van de basisvoorzieningen als grondslag moeten dienen voor de begroting van de parkbijdrage van [gezamenlijke eisers] , maar volgt het hof niet in zijn oordeel over het verschil tussen verhurende en niet verhurende eigenaren. De bungalows en de basisvoorzieningen vormen tezamen het park en kunnen in dit opzicht niet ieder op zichzelf beschouwd worden. Alle bungalows zijn gelegen aan verlichte wegen op een omheind terrein en aangesloten op voorzieningen als gas, water, licht en riolering, ongeacht de vraag of zij bewoond worden door de eigenaren of door huurders, en zelfs als zij (tijdelijk) niet bewoond zijn verandert dit niets aan hun ligging in het park en hun aansluiting op de - in het park beschikbare - netwerken. Niet-verhurende eigenaren verdisconteren deze kosten in de waarde van hun woongenot; verhurende eigenaren nemen deze kosten mee in de bedongen huurprijs, waarin weer het - vergelijkbare - woongenot van de huurders is verdisconteerd. Kortom, voor de vraag of [gezamenlijke eisers] moeten bijdragen in de kosten van de basisvoorzieningen, waaronder te verstaan zijn de kosten van instandhouding van het park in brede zin, doet niet ter zake of zij zelf in hun bungalow verblijven dan wel deze verhuren of leeg laten staan. Hetzelfde geldt, naar tussen partijen in confesso is, voor de kosten van afvalinzameling.
5.12.
Wat de centrumvoorzieningen (zie eveneens onder 2.1.1) betreft overweegt de rechtbank dat de bungalows hun waarde als vakantieverblijf voor een niet te verwaarlozen deel ontlenen aan die voorzieningen. Reeds de omstandigheid dat de bungalows niet op zichzelf staan maar deel uitmaken van het park brengt immers mee dat de waarde ervan in het economisch verkeer - zowel bij verhuur als verkoop - mede door de beschikbaarheid van die voorzieningen wordt bepaald en zij meedelen in bijvoorbeeld de marketing van het park. Het mag zo zijn dat [gezamenlijke eisers] , naar zij stellen, geen gebruik maken van die voorzieningen en hun bungalow niet verhuren, maar in dit opzicht hebben ook zij belang bij de instandhouding van het park en is het redelijk en billijk dat zij bijdragen in de kosten daarvan.
5.13.
Voor de waarde van dit belang is verder niet relevant of [gezamenlijke eisers] al dan niet lid zijn van de Vereniging. Wel doet tot op zekere hoogte ter zake dat zij hun bungalow niet als vakantieverblijf verhuren. De beschikbaarheid van de centrumvoorzieningen vormt immers een factor van betekenis voor huuropbrengsten van de bungalows die wel verhuurd worden en de daarmee te realiseren winst. [gezamenlijke eisers] hoeven dan ook maar voor een beperkt deel bij te dragen in de kosten van instandhouding van de centrumvoorzieningen.
5.14.
Naar de rechtbank begrijpt staat de Vereniging eveneens op het standpunt dat de werkelijke exploitatiekosten van het park als grondslag moeten dienen voor de bepaling van de parkbijdrage. Gegeven hetgeen door partijen over en weer is gesteld en ter zitting is besproken komen voor volledige doorberekening in aanmerking de kosten van:
- personeel;
- groenvoorziening;
- parkbeheer;
- receptie;
- energie, waaronder terreinverlichting;
- ongediertebestrijding;
- verzekeringen algemeen;
- internet;
- kantoorkosten;
- telefonie.
5.15.
De rechtbank zal overgaan tot benoeming van een deskundige om onderzoek te doen teneinde te kunnen vaststellen tot welke bedragen deze kosten behoren te worden doorberekend in de parkbijdrage. De Vereniging heeft nog opgemerkt dat uit de stellingen van [gezamenlijke eisers] bij het begrip basisvoorzieningen moet worden afgeleid dat het gaat om voorzieningen die gebruikelijk zijn en naar hedendaagse maatstaven voor normale bewoning niet goed gemist kunnen worden. Zij voert aan dat de bungalows niet bedoeld zijn voor bewoning maar voor verblijfsrecreatie. Naar de rechtbank begrijpt gebruiken ook [gezamenlijke eisers] het begrip “bewoning” in deze betekenis. Uit hun stellingen blijkt, anders dan de Vereniging betoogt, niet dat zij het vakantiepark beschouwen als een gewone woonwijk.
5.16.
Mogelijk ligt dit anders voor [eiser 4] , van wie de Vereniging stelt dat zij in strijd met de geldende regels haar bungalow permanent bewoont. Deze stelling zal hierna afzonderlijk worden onderzocht en beoordeeld.
5.17.
Aan de door [gezamenlijke eisers] genoemde personen zal de rechtbank voorbijgaan omdat [gezamenlijke eisers] klaarblijkelijk reeds contact met hen hebben opgenomen en niet blijkt dat de Vereniging vooraf daarin is gekend. De rechtbank zal benoemen als deskundige:
de heer W. Kappers, verbonden aan Alfa Accountants en Adviseurs
Hessenweg 29
7771 CH Hardenberg
5.18.
De deskundige zal worden gevraagd onderzoek te doen en de volgende vragen te beantwoorden:
1. hoeveel bedroegen in 2015 respectievelijk 2016 de werkelijke kosten, omgeslagen per bungalow, van de hiervoor onder 5.14 genoemde voorzieningen op het park?
2. hoeveel bedroegen in 2015 respectievelijk 2016 de werkelijke kosten, omgeslagen per bungalow, van de enkele beschikbaarheid (dus niet van de exploitatie) van de wasserette, de technische ruimte, het horecagebouw, de bowlingbaan, het zwembad en de kinderboerderij op het park?
3. in welke mate beïnvloedt de beschikbaarheid van de onder 2 bedoelde voorzieningen de waarde van een bungalow op het park in het economisch verkeer, de opbrengsten van eventuele verhuur buiten beschouwing gelaten?
4. heeft uw onderzoek nog andere informatie aan het licht gebracht die van belang kan zijn voor de beoordeling van dit geschil?
5.19.
De afzonderlijke vorderingen van [gezamenlijke eisers] en [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] en [eiser 5] kunnen eerst worden beoordeeld nadat is beslist over de hoogte van de parkbijdrage als hiervoor bedoeld.
5.20.
De bewijslast omtrent de grootte van de verschuldigde parkbijdrage rust op [gezamenlijke eisers] Zij zullen het voorschot op de kosten van het deskundigenbericht ter griffie moeten storten op de wijze als hierna zal worden vermeld.
5.21.
Hangende het deskundigenbericht wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
5.22.
Nadat dit vonnis tot zover in concept gereedgekomen was en een deskundige was aangezocht, is in overleg met deze besloten voor de beantwoording van vraag 3 als deskundige te benoemen:
de heer William den Otter, verbonden aan Den Otter Makelaardij Recreatiebedrijven
Broekhoek 28
5384 VR Heesch
5.23.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de benoeming van een tweede deskundige en daartoe de zaak naar de rol verwijzen.

6.Beoordeling in reconventie

6.1.
In reconventie, althans voor zover de zaak het geschil tussen de Vereniging en [eiser 5] betreft, is deze rechtbank bevoegd krachtens artikel 8 aanhef en onder 3 EEX-Vo., waarin is bepaald dat een persoon die op het grondgebied van een lidstaat woonplaats heeft ten aanzien van een tegenvordering die voortspruit uit de overeenkomst of uit het rechtsfeit waarop de oorspronkelijke vordering gegrond is ook kan worden opgeroepen voor het gerecht waar deze laatste aanhangig is.
6.2.
Het gevorderde onder 3 moet reeds worden afgewezen op de grond dat [gezamenlijke eisers] , die geen lid zijn van de Vereniging, niet tegen hun wil kunnen worden gebonden aan haar besluiten, waarop zij geen invloed kunnen uitoefenen. [gezamenlijke eisers] voeren aan dat er geen rechtsgrond is voor de door de Vereniging gevorderde, aan [gezamenlijke eisers] op te leggen verplichting tot betaling van dezelfde parkbijdrage als de leden. Dat verweer treft doel. Hetzelfde geldt voor hun verweer dat dit vonnis geen rechtskracht heeft ten opzichte van eigenaren die geen partij zijn in dit geding.
6.3.
Ter zake van de vordering onder 4 vloeit uit het verweer van [eiser 4] de vraag voort welk belang de Vereniging heeft bij de gevorderde verklaring voor recht en welke rechtsverhouding daaraan ten grondslag ligt. [eiser 4] betoogt dat er geen contractuele relatie tussen haar en de Vereniging bestaat. Bovendien betwist zij dat de wijze waarop zij de woning gebruikt illegaal is. Tegen de gevorderde dwangsom voert zij aan dat de aard van de vordering zich daartegen verzet en dat toewijzing ervan zou leiden tot executiegeschillen. Ook in dit geval slaagt het verweer. Door haar opzegging van het lidmaatschap van de Vereniging is rechtsverhouding van [eiser 4] met de Vereniging geëindigd en is zij niet meer gebonden aan door de Vereniging gestelde regels. De Vereniging was geen partij bij de koopovereenkomst die ten grondslag ligt aan de akte waarbij de bungalow van [eiser 4] aan haar geleverd is. Indien [eiser 4] de bungalow gebruikt in strijd met bestemmingsplanvoorschriften heeft de Vereniging te weinig gesteld om tot het oordeel te kunnen komen dat dat jegens haar onrechtmatig is. Dit onderdeel van de vordering is daarom niet toewijsbaar.
6.4.
Wat de vordering onder 5 betreft is het verweer van [eiser 5] dat er tussen haar en de Vereniging geen rechtsverhouding meer bestaat en zij dus niet gehouden is facturen van de Vereniging te voldoen onverenigbaar met het door haar in conventie ingenomen standpunt dat zij bereid is een redelijke parkbijdrage te betalen, waarbij zij niet stelt dat de Vereniging niet bevoegd zou zijn (geweest) tot inning daarvan. De rechtbank zal haar in de gelegenheid stellen zich hier nog over uit te laten en, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, de zaak daartoe naar de rol verwijzen.

7.De beslissing

De rechtbank
7.1.
in conventie
7.2.
verwijst de zaak naar de rol van
16 oktober 2019voor uitlaten aan beide zijden als bedoeld in rechtsoverweging 5.23;
7.3.
houdt iedere verdere beslissing aan;
7.4.
in reconventie
7.4.1.
verwijst de zaak naar de rol van
16 oktober 2019voor uitlaten aan de zijde van [eiser 5] als bedoeld in rechtsoverweging 6.4;
7.4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2019.