In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 10 april 2019 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een zweminstructeur, aangeduid als [eisende partij], en zijn werkgever, de besloten vennootschap Laco Montferland B.V. De zaak betreft een officiële waarschuwing die aan de zweminstructeur was opgelegd naar aanleiding van een incident op 23 januari 2018, waarbij hij een gast in het zwembad had aangesproken op onveilig gedrag. De werkgever beschuldigde de zweminstructeur van intimiderend en dreigend gedrag, wat leidde tot de disciplinaire maatregel van een officiële waarschuwing.
De zweminstructeur heeft de waarschuwing betwist en vorderde dat de kantonrechter zou verklaren dat de verwijten ongegrond waren en dat de aantekening in zijn personeelsdossier moest worden verwijderd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever niet zorgvuldig heeft gehandeld bij het opleggen van de waarschuwing. Er was onvoldoende feitelijke onderbouwing voor de beschuldigingen en de werkgever had geen adequaat onderzoek gedaan naar de feiten. Bovendien was de waarschuwing niet in overeenstemming met de redelijke eisen van goed werkgeverschap.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever de ongegronde verwijten en de aantekening uit het dossier van de zweminstructeur moest verwijderen, onder verbeurte van een dwangsom. Daarnaast is de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de zweminstructeur. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en transparantie in de communicatie tussen werkgever en werknemer, vooral bij disciplinaire maatregelen.