ECLI:NL:RBGEL:2019:6339

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
C/05/303750 / HA ZA 16-294
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de opzegging van een aannemingsovereenkomst en de omvang van besparingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een tussenuitspraak in een civiele procedure over de opzegging van een aannemingsovereenkomst door de opdrachtgever. De eiseres, een besloten vennootschap, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, met betrekking tot de besparingen die voortvloeien uit de opzegging van de overeenkomst. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen reeds een aantal zaken overwogen, waaronder de overeengekomen prijs van 1,8 miljoen euro voor de vervaardiging van perronkappen en de bijbehorende werkzaamheden. De gedaagde heeft gesteld dat de besparingen aanzienlijk hoger zijn dan het door de eiseres begrote bedrag van € 1.412.739,97. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om aanvullende stukken over de besparingen in te dienen en heeft een comparitie gelast om de verschillende posten nader te bespreken. De rechtbank heeft daarbij benadrukt dat de stelplicht en bewijslast voor de omvang van de besparingen bij de gedaagde ligt, terwijl de eiseres een belangrijke mededelingsplicht heeft. De rechtbank heeft een aantal specifieke posten benoemd die tijdens de comparitie besproken zullen worden, waaronder de inkoop van staal, de besparingen op de montage en de kosten van de uitvoering. De uitspraak is gedaan op 19 juni 2019 en de rechtbank heeft een comparitie van partijen gelast om de resterende geschilpunten te bespreken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/303750 / HA ZA 16-294
Vonnis van 19 juni 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. H. de Boer te Leeuwarden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.A. Dullaart te Naaldwijk.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 juni 2018
  • de akte houdende overlegging aanvullende stukken betreffende besparingen [eiseres] van de
zijde van [gedaagde]
  • de antwoordakte tevens houdende akte vermindering van eis van de zijde van [eiseres]
  • de antwoordakte van [gedaagde] , met productie 3.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar en blijft bij het tussenvonnis van 13 juni 2018. In dat vonnis is overwogen dat tussen partijen op 19 januari 2016 (definitieve) overeenstemming is bereikt over het door [eiseres] vervaardigen van de perronkappen voor de prijs van 1,8 miljoen euro, waarbij [eiseres] tevens het sedumdak voor haar rekening zou nemen.
2.2.
In geschil is nu nog de hoogte van het bedrag van de besparingen die voor [eiseres] voortvloeien uit de opzegging van de overeenkomst door [gedaagde] . [gedaagde] heeft gesteld dat de besparingen aanzienlijk hoger zijn dan het door [eiseres] begrote bedrag van € 1.412.739,97 aan besparingen op materiaal en arbeid. [gedaagde] is vervolgens in de gelegenheid gesteld een opstelling van aanvullend bespaard gebleven kosten, met toelichting, in het geding te brengen. Dat heeft [gedaagde] gedaan, waarna [eiseres] heeft gereageerd bij antwoordakte, waarbij zij tevens haar eis heeft verminderd met een bedrag van € 47.342,00, zijnde besparingen die zij erkent. [eiseres] vordert zodoende, na vermindering van eis op dit punt, betaling van een bedrag van € 339.918,04, op de voet van artikel 7:764 lid 2 BW. Zij heeft ook het bedrag van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten verminderd tot € 3.600,00. [gedaagde] heeft op deze akte gereageerd.
2.3.
[gedaagde] voert in haar akte aan dat [eiseres] op de grond van Vraagspecificatie deel 2, naast de uitvoeringswerkzaamheden, talloze ontwerpstukken en plannen diende op te stellen (technisch management) en daarnaast belast was met onder meer het risico-, plannings-, financieel- en kwaliteitsmanagement en het veiligheids- en gezondheidsmanagement. De door [eiseres] opgevoerde uren zijn volgens [gedaagde] irreëel laag.
Voor zover deze stelling van [gedaagde] geconcretiseerd is in de door haar in productie 2 bij akte betreffende besparingen opgevoerde posten, zullen deze hieronder worden besproken. Voor het overige zal aan deze stelling worden voorbijgegaan, nu het gaat om een slechts algemeen geformuleerde stelling die niet nader feitelijk is onderbouwd.
2.4.
[gedaagde] voert voorts aan dat het ontwerp waarvan partijen uitgingen ten tijde van het totstandkomen van de overeenkomst uiteindelijk na 19 januari 2016 aanzienlijk is gewijzigd door de opdrachtgever Gemeente [naam gemeente] . [eiseres] heeft volgens [gedaagde] ten onrechte met deze wijzigingen geen rekening gehouden in haar kostenopstelling.
Niet alleen is ook dit een algemeen geformuleerde stelling van [gedaagde] die niet nader is onderbouwd en die bovendien door [eiseres] is betwist, omdat volgens [eiseres] het uiteindelijk gerealiseerde werk identiek is aan de opdracht die [gedaagde] haar heeft verstrekt, daarnaast heeft te gelden dat onder bespaarde kosten dienen te worden verstaan de uitvoeringskosten van het deel van het werk dat niet door [eiseres] is uitgevoerd. Voor het bepalen van die bespaarde kosten moet niet tot uitgangspunt worden genomen het bedrag dat [gedaagde] bij een derde heeft betaald, maar de besparing die [eiseres] realiseerde, waarbij uitgegaan moet worden van de bedragen die zij voor de betreffende posten had begroot. Partijen zijn immers een aanneemovereenkomst voor een bepaalde prijs overeengekomen. Voor zover het werk uiteindelijk al gewijzigd tot stand zou zijn gekomen, zou dan sprake zijn van een wijziging van de overeenkomst of van meerwerk, wat niet in de aanneemsom was begrepen.
2.5.
De rechtbank stelt voorop dat uitgangspunt voor de inhoud van de overeenkomst is hetgeen is omschreven in de door [gedaagde] aan [eiseres] verzochte offerte (productie 5 bij dagvaarding) en de daarin omschreven punten, bezien in samenhang met de door [gedaagde] overgelegde lijst die op 8 januari 2016 door partijen is besproken en waarop [eiseres] heeft aangevinkt op welke punten zij akkoord was. Vaststaat dat uiteindelijk ook de aanleg van het sedumdak onderdeel uitmaakte van de overeenkomst.
2.6.
[gedaagde] heeft bij akte betreffende besparingen 21 posten opgevoerd die in totaal op € 2.126.019,00 aan besparingen uitkomen, aldus een hoger bedrag dan de aanneemsom van 1.8 miljoen euro. Hieronder zullen de 21 verschillende door [gedaagde] opgevoerde besparingsposten per onderdeel en de daarbij behorende (sub)subonderdelen worden besproken. Zoals hieronder zal blijken, is de rechtbank van oordeel dat zij op een aantal punten onvoldoende is geïnformeerd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. Van belang is dat bij de aannemingsovereenkomst met een bepaalde prijs, waarvan hier sprake is, uitgangspunt is dat op de opdrachtgever, [gedaagde] , die stelt dat de door haar verschuldigde voor het gehele werk geldende prijs dient te worden verminderd met de besparingen die voor de aannemer, [eiseres] , uit de opzegging voortvloeien, de stelplicht en bewijslast rusten van het bestaan en de omvang van de besparingen, waarbij evenwel op de aannemer [eiseres] een belangrijke mededelingsplicht rust. Op verschillende hierna te bespreken onderdelen hebben beide partijen onvoldoende recht gedaan aan dit uitgangspunt. Die punten zullen daarom op een nadere comparitie van partijen worden besproken, die in dit vonnis zal worden bepaald.
2.7.
Het eerste onderdeel van de besparingenlijst (productie 2 bij akte betreffende besparingen) ziet op het leveren en monteren van de hoofdstaalconstructie en is onderverdeeld in acht subonderdelen met sub subonderdelen, die hier eerst onder 1. worden behandeld. De rechtbank houdt de volgorde aan die [gedaagde] in haar akte betreffende besparingen en de daarbij gevoegde productie 2.1 heeft gevolgd.
1.
Hoofdstaalconstructie leveren en monteren (besparing volgens [gedaagde] € 825.562,00)
Inkoop staal
[gedaagde] gaat uit van 122 ton staal per kap. Voor de twee kappen is dat een totaal gewicht aan staal van 244 ton. [eiseres] gaat uit van 115 ton per kap, dus 230 ton in totaal. Beide partijen gaan uit van een prijs van € 0,88 per kilo. [eiseres] voert een besparing aan inkoop staal op van € 202.400,00. [gedaagde] rekent een besparing van € 214.720,00, zodat een bedrag van € 12.320,00 in geschil is. Partijen zijn het erover eens dat een zwaardere constructie moest worden gebouwd dan aanvankelijk door [gedaagde] gedacht. [eiseres] stelt dat zij al bij haar in de dagvaarding opgevoerde besparingen rekening heeft gehouden met de extra kosten van een zwaardere metaalconstructie, terwijl [gedaagde] de prijs van deze extra kilo’s daar nog bij optelt.
De rechtbank kan niet beoordelen welk gewicht in staal volgens de zwaardere constructie is bespaard, nu beide partijen hun stellingen op dit punt niet feitelijk hebben onderbouwd.
Op de comparitie zal dit punt daarom besproken worden. Partijen wordt verzocht een feitelijke onderbouwing van het volgens elke partij benodigde gewicht in staal tijdig voor de comparitie in het geding te brengen.
Inkoop RVS
Over de opgave van besparing RVS van € 2.910,00 zijn partijen het eens, zodat deze post als besparing wordt aangemerkt.
Bewerken staal in productielocatie
[eiseres] heeft 4700 uren tegen een tarief van € 48,50 gerekend. In totaal is dat € 227.950,00. [gedaagde] stelt dat de productie veel meer uren kost, namelijk 6.000 uren, ook doordat de constructie verzwaard werd. Beide partijen gaan uit van een uurtarief van € 48,50, zodat van dit tarief wordt uitgegaan. [gedaagde] berekent een bedrag van € 291.000,00 aan bespaarde kosten op dit punt. Dat is € 63.050,00 meer dan [eiseres] heeft berekend. De rechtbank kan niet beoordelen hoeveel uren in redelijkheid met de staalbewerking gemoeid zijn, nu dat niet feitelijk is onderbouwd. Partijen zal op de comparitie om een toelichting worden gevraagd, zo mogelijk met stukken feitelijk onderbouwd.
Vervoeren staal naar conserveerder
[eiseres] heeft een besparing van € 5.200,00 berekend, zijnde 80 uur à € 65,00. [gedaagde] kan zich vinden in de door [eiseres] begrote 80 uren voor dit transport. Het door [eiseres] gehanteerde tarief van € 65,00 per uur is volgens [gedaagde] onrealistisch laag en moet € 85,00 per uur bedragen volgens [gedaagde] . Dit levert een verschil van € 1.600,00 op met de door [eiseres] begrote besparing van € 5.200,00. [eiseres] heeft het door haar begrote tarief van € 65,00 voldoende feitelijk onderbouwd met verschillende facturen van diverse transporteurs (bijlage RB 1 bij productie 4 bij antwoordakte/akte vermindering van eis). Deze facturen bevestigen het standpunt van [eiseres] dat een tarief van € 58,00 gangbaar is, waarmee het door [eiseres] opgevoerde bedrag van € 65,00 per uur ruim is aangehouden. Hiertegenover heeft [gedaagde] haar stelling dat een tarief van € 85,00 per uur realistisch is, onvoldoende onderbouwd, nu het slechts om een blote stelling gaat, zonder nadere onderbouwing. De rechtbank zal dan ook uitgaan van het door [eiseres] begrote bedrag van € 5.200,00.
Conservering
Staal verzinken en coatinggereed maken
[eiseres] heeft aanvankelijk een besparing van € 57.500,00 berekend, zijnde 230.000 kilo staal à € 0,25 per kilo. In vervolg op haar stelling dat meer staal zou zijn gebruikt dan door [eiseres] begroot, gaat [gedaagde] bij de conservering ook uit van meer staal, namelijk 244.000 kilo. Of van een grotere hoeveelheid staal moet worden uitgegaan hangt samen met de beoordeling op dat punt, wat op de comparitie zal worden besproken. Daarnaast gaat [gedaagde] uit van een hoger tarief per kilo van € 0,28 voor coating en € 0,15 voor coatinggereed maken, tegenover een door [eiseres] gehanteerd tarief van € 0,25 per kilo. [eiseres] heeft zich daarna op het standpunt gesteld dat het door haar gerekende tarief van € 0,25 inderdaad te laag is. [eiseres] rekent vervolgens € 0,06 per kilo extra, dus € 0,31 per kilo ( € 0,225 voor verzinken en € 0,08 voor coating gereed maken). [eiseres] berekent vervolgens een extra besparing van € 14.640,00 en vermindert haar vordering met dit bedrag. Echter [eiseres] heeft deze € 0,06 extra per kilo berekend over een gewicht van 244.000, in plaats van over de door haar gestelde 230.000 kilo. In het licht van haar betwisting van het door [gedaagde] begrote gewicht van 244.000 kilo’s aan staal, zal [eiseres] op de comparitie op dit punt een toelichting kunnen geven. Wat betreft het door [eiseres] gestelde tarief per kilo voor verzinken en coatinggereed maken biedt productie 4, onderdeel RB2 bij antwoordakte/akte vermindering van eis, onvoldoende onderbouwing, nu daarin verschillende tarieven staan vermeld bij verschillende omschrijvingen, en de rechtbank zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet kan beoordelen onder welke omschrijving de hier toegepaste verzinking/coating valt. Deze post zal ook op de comparitie worden besproken. Beide partijen zullen hun standpunt over de prijs voor coating en coatinggereed maken tijdig voor de comparitie voldoende feitelijk moeten onderbouwen.
Staal coaten
[eiseres] heeft een besparing berekend van 3.478 m2 à € 17,35 = € 60.343,30. [gedaagde] stelt dat de hoeveelheid staal meer is geworden en gaat in haar berekening uit van 3.740 m2. De hoeveelheid staal waarvan moet worden uitgegaan kan thans nog niet worden bepaald, zoals hiervoor is overwogen. Wat betreft de prijs stelt [gedaagde] dat een prijs van € 28,00 per m2 reëel is, en dat voor de coating als bedoeld in deze overeenkomst een eenheidsprijs van € 28,00 per m2 geldt. Zij heeft dat echter op geen enkele wijze feitelijk onderbouwd. [eiseres] verwijst ter onderbouwing van de door haar gestelde prijs naar productie 4, onderdeel RB 3 bij haar antwoordakte/akte vermindering eis. Dit betreft twee facturen van verschillende coatingbedrijven die zien op drielaags coating. De ene factuur vermeldt een prijs van € 17,35 per m2 en de andere een prijs van € 18,55 per m2. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen haar standpunt dat in dit geval een andere coating was voorgeschreven voldoende feitelijk te onderbouwen, maar dat heeft zij niet gedaan. De rechtbank zal daarom uitgaan van de gemiddelde prijs per m2 van de twee facturen, zijnde € 17,95.
Vervoeren staal naar [plaats]
[eiseres] heeft aan besparing voor het vervoer een bedrag van € 6.500,00 berekend, zijnde 100 uur à € 65,00. [gedaagde] erkent de door [eiseres] berekende uren, maar niet het tarief. Volgens haar is een tarief van € 85,00 per uur reëel. De rechtbank verwijst voor dit onderdeel naar hetgeen hiervoor is overwogen bij de post ‘vervoeren staal naar conserveerder’ en gaat uit van een bedrag van € 65,00 per uur. Voor dit onderdeel wordt de besparing conform de opgave van [eiseres] dan ook begroot op € 6.500,00.
Montage staalconstructie
Montagemedewerker
[eiseres] rekent aan besparingen 820 uur à € 47,50 = € 38.950,00. [gedaagde] erkent het gerekende uurtarief, maar stelt dat de montage-uren hoger zijn, namelijk 960 uur, waarbij zij uitgaat van drie weken per kap met vier monteurs. Beide partijen hebben hun stelling ten aanzien van een reëel aantal montage-uren niet feitelijk onderbouwd, zodat de rechtbank niet kan beoordelen wat een reëel aantal uren is. Het aantal montage-uren zal daarom worden geschat door het gemiddelde te nemen van de door partijen opgevoerde uren, zijnde 890 uren à € 47,50 = € 42.275,00 aan besparingen op montage staalconstructie.
Hoogwerker
[eiseres] rekent 2 maal 5 weken à € 326,50 = € 3.265,00. Volgens [gedaagde] moeten 60 dagen à € 65,20 worden gerekend, zijnde een bedrag van € 3.921,00. [eiseres] heeft daarna haar stelling onderbouwd aan de hand van productie 4, onderdeel RB4 bij antwoordakte/akte vermindering eis, waarop [gedaagde] niet meer heeft gereageerd in haar antwoordakte. De rechtbank zal daarom als onvoldoende door [gedaagde] weersproken uitgaan van het door [eiseres] berekende bedrag van € 3.265,00 aan besparingen op dit punt.
Telekraan
[eiseres] berekent een besparing van 2 maal 50 uur is 100 uur à € 125,00 = € 12.500,00, terwijl [gedaagde] uitgaat van 240 uur à € 125,00 per uur.
De rechtbank kan niet beoordelen wat een reëel aantal uren is. Gelet op het aanzienlijke verschil in de door partijen opgevoerde uren, wordt partijen verzocht op dit punt ter comparitie een nadere onderbouwing van het gestelde aantal uren te geven, zo mogelijk aan de hand van stukken.
Klein materiaal
[eiseres] en [gedaagde] zijn het op dit punt eens, zodat de opgevoerde besparing van € 7.480,00 wordt meegerekend.
Keuringen
[gedaagde] stelt dat [eiseres] ten onrechte geen besparing voor keuringen heeft meegerekend. Het gaat dan volgens [gedaagde] om externe keuringen om te voldoen aan de contractseis en de kwaliteitsnormen, waarvoor [gedaagde] € 5.000,00 rekent.
[eiseres] stelt daartegenover dat zij zelf gespecialiseerd personeel in dienst heeft om het laswerk te keuren. Het betreft ‘level2-inspecteurs’ die het benodigde ultrasone en magnetisch onderzoek verrichten. Zij hoeft voor deze keuringen dus geen externen in te huren en de kosten van werkzaamheden van deze personeelsleden zijn verwerkt in haar toeslagen en uurtarieven, aldus [eiseres] . [eiseres] heeft verwezen naar producties 12 en 13 bij antwoordakte /akte vermindering eis. Dit punt zal op de comparitie worden besproken, waar van [gedaagde] wordt verwacht dat zij concretiseert welke keuringen volgens haar door wat voor externen moeten worden verricht, alsmede dat zij de kosten daarvan feitelijk onderbouwt en dat zij onderbouwt waarom de door [eiseres] vermelde personeelsleden volgens haar niet gekwalificeerd zijn.
1a. Beloopbare roosters
[eiseres] heeft een bedrag van € 24.800,00 aan besparing berekend. Ter onderbouwing van dit bedrag heeft zij een offerte van [bedrijf 1] overgelegd (productie 6 bij antwoordakte). [gedaagde] stelt daartegenover dat het in deze offerte vermelde rooster niet voldoet aan de gestelde eisen, omdat in de offerte wordt uitgegaan van lichtere draag- en vulstaven. [gedaagde] berekent een besparing van € 49.888,00. [gedaagde] verwijst naar een Plan van aanpak beeldkwaliteit (productie 3 bij antwoordakte), maar laat na toe te lichten waar in dit stuk de aan deze staven te stellen eisen staan voorgeschreven, terwijl deze eisen niet zonder meer uit dit stuk blijken. Zonder nadere toelichting kan dit stuk daarom niet als onderbouwing van haar stelling dienen. De rechtbank constateert dat in de offerte van [bedrijf 1] staat vermeld draagstaaf 30 x 3 mm en vulstaaf 10 x 2 mm, waar [eiseres] in haar lijst van besparingen heeft vermeld draagstaaf 60 x 5 mm en vulstaaf 35 x 2 mm. [gedaagde] legt een offerte over van [bedrijf 2] (productie 2.2 bij akte betreffende besparingen), waarin is vermeld draagstaven 70/5 mm en vulstaven 40/5 mm. Wat deze verschillen in specificaties betekenen en wat de consequenties zijn voor de prijs/kostenbesparing, kan niet worden beoordeeld zonder nadere toelichting. Ook op dit punt zullen partijen ter comparitie een nadere toelichting aan de hand van een feitelijke onderbouwing kunnen geven.

2.Glas incl. SGP folie en heatsoaktest

Partijen zijn het eens over de door [eiseres] opgevoerde besparing van € 324.750,00 aan leveren en aanbrengen van glas. Dit bedrag zal als besparing worden meegerekend.
2a. Heatsoaktest
[gedaagde] stelt dat een bedrag van € 24.840,00 is bespaard aan kosten die zijn gemoeid met een heatsoaktest. [eiseres] heeft geen besparing op dit punt opgevoerd, omdat volgens haar geen heatsoaktest nodig was bij het door haar geoffreerde glas. In het geval wel een heatsoaktest had moeten worden gedaan, stelt [eiseres] dat de kosten veel lager zijn, namelijk ongeveer € 4.000,00 waartoe zij verwijst naar een overgelegde offerte (productie 7 bij antwoordakte/akte vermindering van eis). Het betreft een offerte per e-mail van [bedrijf 3] , waarin wordt vermeld dat de prijs voor een heatsoaktest van een volledig geharde ruit € 0,50 - € 0,75 per mm dikte per m2 bedraagt. Met de hand is hierbij geschreven: totaal 6,8 x 48 x 2 = 653 m2, bij glasplaatdikte 12 mm +/- € 4.000,-.
[gedaagde] verwijst naar producties 2.3 tot en met 2.7 bij haar akte betreffende besparingen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan de rechtbank uit die (omvangrijke) producties niet concluderen dat deze heatsoaktest was voorgeschreven bij het door [eiseres] geoffreerde glas en evenmin de omvang van de daarmee gemoeide kosten. Het bedrag van € 24.840,00 staat wel vermeld in productie 2.7, maar dit bedrag lijkt te zien op een meerprijsopgave voor een gewijzigde glasleveringsspecificatie, waar immers staat vermeld: ‘gehard gelaagd veiligheidsglas 12 12 (6-pvb folie’s a 0,38 mm of 3-sgp folie’s a 0,89 mm) voorzien van HeatSoakTest ontstaat er een meerprijs van € 24.840,00 netto.’ Of dit bedrag alleen ziet op een heatsoaktest, of mede op glas met andere specificaties, is zonder nadere toelichting niet duidelijk. Op de comparitie zal dit punt worden besproken. Het lijkt er veeleer op, gezien hetgeen [gedaagde] in haar antwoordakte onder punt 18 stelt, dat dit bedrag ziet op een ander soort glas dan waarvan [eiseres] uitging, mede gelet op de brief van de gemeente [naam gemeente] van 29 juli 2016 (productie 2.5 bij akte betreffende besparingen), waarin is vermeld dat ruitopbouw bestaande uit twee volledig geharde glasbladen niet voldoet, maar dat één halfgehard blad en één volledig gehard blad wel voldoet, waarbij het halfgeharde blad iets dikker dient te worden uitgevoerd. [gedaagde] zal op de comparitie tevens een toelichting kunnen geven op het door [eiseres] opgeworpen punt of de brief van de gemeente [naam gemeente] ziet op het door [eiseres] geoffreerde glas, dat volgens [eiseres] aan de eisen voldoet en waarvoor geen heatsoaktest nodig is, of ander glas met andere specificaties.
2b. Rotules glas
[gedaagde] stelt dat de glasconstructie voorzien moet zijn van rotules met een kogelkopaansluiting. Deze zijn niet voorzien de offerte van Alverre, waarop [eiseres] de bespaarde glaskosten heeft gebaseerd. In de offerte van [bedrijf 4] wordt uitgegaan van glaslatten, maar dat voldoet niet volgens [gedaagde] . [gedaagde] verwijst naar productie 2.8 bij haar akte betreffende besparingen. Dit is een ‘Glasberekening van de luifelconstructie voor het Busstation Noord te [plaats] ’ van [bedrijf 5] te [plaats] . In dit rapport staat onder 2.4 vermeld: ‘Om het scheluw trekken van de glasplaat te kunnen volgen is het noodzakelijk de glasopleggingen uit te voeren met rotulen (bolscharnieren in het glasvlak). Volgens [gedaagde] zijn rotules noodzakelijk om tot een vergunbaar ontwerp te komen dat voldoet aan de door de gemeente [naam gemeente] gestelde eisen. Zij verwijst voorts naar een e-mailbericht van [bedrijf 5] van 2 mei 2016 (productie 2.10 bij akte betreffende besparingen) waarin het belang dat de verbindingen in het glas moeten kunnen roteren wordt beschreven. [gedaagde] berekent een kostenbesparing van € 35.965,00, waartoe zij verwijst naar een e-mailbericht van [bedrijf 4] van 2 mei 2016 (productie 2.10 bij akte betreffende besparingen), waarin een meerprijs voor 672 stuks rotules is vermeld van € 35.965,00 netto. [eiseres] stelt daartegenover dat haar aanbieding voldoet aan de uitvraag van [gedaagde] . [eiseres] voert aan dat [gedaagde] kennelijk later voor een ander systeem heeft gekozen, wat geen reden kan zijn om eventuele hogere kosten voor haar rekening te laten komen.
De rechtbank kan niet beoordelen of de aanbieding van [eiseres] voldeed aan het ontwerp. Ook dit punt zal door partijen op de comparitie moeten worden toegelicht, mede aan de hand van stukken. Voor zover al zou worden geoordeeld dat de kosten van rotules als besparing in aanmerking moeten worden genomen, roept dat de vraag op of de kosten van de glaslatten, waarvan [bedrijf 4] in haar offerte uitging, dan komen te vervallen. Partijen wordt verzocht zich hierover ook uit te laten op de comparitie en, als het antwoord bevestigend is, daarvan een onderbouwde kostenopgave te doen.
2c. RVS overgangsconstructie
[gedaagde] stelt dat [eiseres] ten onrechte geen RVS overgangsconstructies heeft toegepast in haar aanbieding. Volgens [gedaagde] zijn deze wel nodig om de vervorming van de staalconstructie te kunnen volgen. [gedaagde] verwijst ter onderbouwing van haar stelling naar productie 2.11 bij haar akte betreffende besparingen en productie 2.8 onder punt 2.4 bij deze akte. Voor de gestelde besparing van € 35.710,00 verwijst zij naar productie 2.12 van deze akte.
[eiseres] stelt daartegenover dat deze RVS overgangsconstructies niet nodig waren geweest als haar ontwerp was gevolgd, omdat zij al was uitgegaan van een verzwaarde uitvoering. [gedaagde] heeft kennelijk later niet gekozen voor een verzwaarde uitvoering, maar voor een combinatie van staal met RVS overgangsconstructies. De extra kosten daarvan kunnen niet voor haar rekening komen, aldus [eiseres] .
Ook deze stellingen kunnen niet zonder nadere toelichting worden beoordeeld. Partijen zullen op de comparitie op dit punt nader kunnen reageren.
2d. RVS mallen voor montage glas
Deze mallen behoren volgens [gedaagde] bij de RVS overgangsconstructie en zijn ten onrechte niet door [eiseres] meegerekend. De kosten van € 5.231,00 leveren volgens [gedaagde] een besparing op voor [eiseres] . Ter onderbouwing verwijst [gedaagde] naar facturen van Constructiebedrijf [naam bedrijf] (productie 2.14 bij akte betreffende besparingen).
Ook hier stelt [eiseres] zich op het standpunt dat deze RVS mallen in haar aanbieding niet nodig waren, waarbij zij verwijst naar de offerte van [bedrijf 4] van 9 september 2015 (productie 25 bij dagvaarding). Ook dit punt zal op de comparitie nader moeten worden toegelicht door partijen.
2.8.
De rechtbank constateert dat de onderdelen Rotules glas, RVS overgangsconstructie en RVS mallen alle verband houden met de vraag wat tussen partijen is overeengekomen. [eiseres] baseert zich daarbij op de offerte van [bedrijf 4] (productie 25 bij dagvaarding), terwijl [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat de constructie waarvan in die offerte wordt uitgegaan, niet voldoet. Partijen wordt verzocht zich op dit punt op de comparitie nader uit te laten, onderbouwd met stukken. In dit verband zal de e-mail van [eiseres] van 15 december 2015 (productie 7 bij dagvaarding) aan de orde komen, waarin onder meer is vermeld: ‘Ook de exacte bevestigingsvorm van het glas is daarbij van groot belang.’ In een e-mail van [eiseres] van 22 januari 2016 is vermeld: ‘Wij zijn zelf ook al aan het kijken hoe we de qua spanning en vervormingen de kap binnen aanvaardbare waardes kunnen krijgen. Daartoe hebben we de kolommen alvast van 20 naar 25 mm gebracht en de glasroedes van 12 naar 15 mm plaat. Dit geeft al een stabieler beeld, misschien kan [naam] dit gelijk in zijn model meenemen.’ [eiseres] heeft in de enquête verklaard dat er na de bespreking van 8 januari 2016 nog wat besproken moest worden over constructieve aspecten. Daarna is er volgens de verklaring van [eiseres] nog een technisch overleg geweest op 13 januari 2016, waarna [gedaagde] met de gemeente overleg heeft gehad over alle technische aspecten en de gemeente akkoord is gegaan met de uitgangspunten, aldus [eiseres] . [eiseres] heeft verder verklaard dat zij op 22 januari 2016 de aanzet voor de constructieve rapportage van de overkapping met berekening van [naam] heeft gekregen en dat zij op basis daarvan verder is gaan engineeren en uitwerken omdat er nog veel op detailniveau moest gebeuren.
In het licht van deze stukken en getuigenverklaringen zullen partijen aan de hand van stukken moeten toelichten of en hoe de constructieve punten van de bus-overkappingen op het punt van het glas (rotulen, overgangsconstructie en mallen) al waren uitonderhandeld en op welke punten de gemeente goedkeuring had gegeven.

3.Plafondbeplating

[eiseres] heeft een kostenbesparing berekend van € 294.100,00 op basis van een offerte van [bedrijf 6] van 15 september 2015 en stelt dat deze offerte de complete uitvraag besloeg, rekening houdend met het ontwerp van [gedaagde] . Volgens [gedaagde] kan deze offerte van [bedrijf 6] van 15 september 2015 niet zijn gebaseerd op haar ontwerp, omdat dit ontwerp pas later, in december 2015, aan [eiseres] bekend werd. De door [eiseres] overgelegde offerte van [bedrijf 6] is volgens [gedaagde] gebaseerd op het ontwerp van [eiseres] en [naam] . Zij heeft zelf een offerte bij [bedrijf 6] gevraagd op basis van haar eigen ontwerp en deze komt uit op een bedrag van € 306.100,00, zodat volgens [gedaagde] dit bedrag aan besparingen moet worden meegerekend.
Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan de rechtbank niet beoordelen op welk ontwerp de offertes van [bedrijf 6] zijn gebaseerd. Partijen kunnen op de comparitie op dit punt een toelichting geven, zo mogelijk onderbouwd met bijvoorbeeld een verklaring van [bedrijf 6] waaruit blijkt op welk ontwerp de verschillende offertes zijn gebaseerd.
3a. Meerprijs verticaal
In de offerte van [bedrijf 6] aan [gedaagde] (productie 2.15 bij akte betreffende besparingen) staat vermeld:
Aandachtspunten:
Na onderzoek adviseren wij deze panelen demontabel uit te voeren en niet scharnierbaar. Dergelijke grote panelen scharnierbaar uitvoeren geeft een fikse meerprijs en zal te allen tijde toch moeizaam werken. Ook dient er dan aanzienlijk meer constructie ingebracht te worden om het paneel stabiel te krijgen.
[gedaagde] voert vervolgens meerkosten op van € 9.600,00 op basis van een offerte van [bedrijf 7] (productie 2.16 bij akte betreffende besparingen) voor 44 stuks scharnierende of uitneembare Alucobond boeiboordpanelen aanbrengen.
[gedaagde] zal op de comparitie kunnen toelichten waarom zij kennelijk toch voor scharnierbare panelen kiest, ondanks het andersluidende advies van [bedrijf 6] . Voorts is de vraag of het bedrag van € 9.600,00 (geheel) als meerwerk op de offerte van [bedrijf 6] kan worden gezien, nu het bedrag van € 9.600,00 onderdeel uitmaakt van een andere offerte, namelijk van [bedrijf 7] , die op een veel lager totaalbedrag sluit dan de offerte van [bedrijf 6] , zodat niet duidelijk is hoe deze offertes zich tot elkaar verhouden.

4.Riverclackbeplating

[eiseres] heeft als besparing voor ‘beplating dakpakket’ een bedrag van € 26.765,00 berekend. [gedaagde] stelt dat deze aanbieding van [bedrijf 7] (productie 25 bij dagvaarding) niet compleet is, omdat daarin geen rekening is gehouden met een op de riverclackpanelen aan te brengen afscheiding voor het sedumpakket en met montage van T-profielen voor verlichting van € 8.800,00 en evenmin met condensvilt van € 2.750,00.
[eiseres] erkent de post condensvilt van € 2.750,00 en vermindert haar eis met dit bedrag. Zij stelt dat de afscheiding voor het sedumdakpakket en voor montage van T-profielen in haar aanbieding begrepen is en verwijst ter onderbouwing naar twee detailtekeningen die volgens [eiseres] onderdeel uitmaken van haar aanbieding. [gedaagde] betwist dat deze twee tekeningen in de bieding van [eiseres] zaten, omdat het om tekeningen van [naam] gaat. Naar het oordeel van de rechtbank doet het er niet toe of deze onderdelen in de bieding van [eiseres] zaten, nu [eiseres] kennelijk niet betwist dat deze onderdelen deel uitmaakten van de opdracht. De vraag is waar deze kosten zijn opgevoerd en dat heeft [eiseres] niet aangetoond, nu deze niet zijn begrepen in de kostenopgave van [bedrijf 7] van € 26.765,00 en [eiseres] niet stelt dat deze posten elders zijn ondergebracht. Deze post van € 8.800,00 zal daarom worden toegevoegd aan de door [eiseres] genoemde besparing van € 26.765,00.
[gedaagde] stelt voorts dat in verband met montage van de riverclackbeplating een bedrag van € 7.605,00 bespaard is door [eiseres] . [eiseres] stelt daartegenover dat deze montage al is begrepen in de door haar opgevoerde montage-uren, twee dagen per kap, maar laat na te onderbouwen hoeveel monteurs er met het werk bezig zouden zijn geweest. Deze post zal op de comparitie nader kunnen worden toegelicht.

5.Sedum dak

Partijen zijn het eens over een besparing van € 26.620,00 voor het sedumdak, zodat dit bedrag wordt meegerekend.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] ten onrechte het verticaal transport niet heeft meegerekend, ter waarde van € 2.880,00. [eiseres] erkent dit in haar antwoordakte en vermindert haar eis met dit bedrag. Dit bedrag zal ook als besparing worden meegerekend.

6.Kabelgoten

[gedaagde] stelt dat [eiseres] ten onrechte geen besparing voor kabelgoten heeft gerekend, terwijl kabelgoten wel deel uitmaakten van de constructie. Zij verwijst naar het lijstje van 8 januari 2016 (productie 8 bij dagvaarding), waarin kabelgoten staan vermeld, en een ontwerptekening waarin kabelgoten staan getekend (productie 2.17 bij akte betreffende besparingen). [gedaagde] rekent een bedrag van € 4.960,00 voor besparing aan materiaal en montage van kabelgoten.
[eiseres] stelt dat het realiseren van kabelgoten installatiewerk is en niet tot de opdracht behoort en verwijst naar productie 6 bij dagvaarding. Deze productie is een email van 11 december 2015 van [gedaagde] waarin het budget voor de bus-overkappingen wordt aangegeven exclusief fundering en exclusief installatie en inclusief engineering, levering en montage. Bezien in het licht van het lijstje van 8 januari 2016, waarop een vinkje is geplaatst bij deze post, en de tekening van productie 2.17 als hiervoor vermeld, is dit standpunt van [eiseres] zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende toegelicht. Dat kabelgoten wel zijn meegenomen in haar aanbieding, zoals zij stelt, is door [eiseres] dus onvoldoende onderbouwd. Nu [eiseres] verder de hoogte van het bedrag dat hiermee volgens [gedaagde] gemoeid is niet heeft betwist, zal dit bedrag van € 4.960,00 als besparing worden meegerekend.

7.HWA

[gedaagde] stelt dat [eiseres] geen besparing heeft opgenomen voor het realiseren van hemelwaterafvoeraansluitingen, terwijl deze wel deel uitmaakten van de volledige kapconstructie, onder verwijzing naar het lijstje van 8 januari 2016, waarin staat vermeld: ‘Voorzieningen afwatering en kabelgoten’. [gedaagde] rekent hiervoor op basis van een offerte van [bedrijf 8] (productie 2.18 bij akte betreffende besparingen) een bedrag van € 10.500,00.
[eiseres] stelt dat deze post wel is meegenomen in haar berekening en dat deze valt onder de post ‘materiaal en staal/RVS’ van in totaal € 205.310,00 en aan arbeid is begrepen in de 4.700 uur aan productie, als weergegeven in haar lijst van besparingen (productie 25 bij dagvaarding).
Het had op de weg van [eiseres] gelegen om haar standpunt concreet inzichtelijk te maken, hetgeen zij niet heeft gedaan. Nu in haar lijst van besparingen aan Staal/RVS wordt vermeld 230 ton (2 x 115) kan zonder nadere toelichting niet worden aangenomen dat hierin mede is begrepen het materiaal voor de hemelwaterafvoer. Hetzelfde geldt voor de montage-uren. Het had op de weg van [eiseres] gelegen de montage-uren van 4.700 in totaal per post onder te verdelen, gelet op de haar rustende mededelingsverplichting, maar zij heeft dat niet gedaan. Hoeveel uren er volgens [eiseres] gemoeid zouden zijn met de montage van de hemelwaterafvoer heeft zij niet gesteld. [eiseres] heeft aldus de door [gedaagde] opgevoerde besparing onvoldoende weersproken, zodat de post van € 10.500,00 als besparing zal worden meegerekend.

8.Aarding

[eiseres] betwist niet de stelling van [gedaagde] dat aarding onderdeel uitmaakt van de volledige kapconstructie. Volgens [gedaagde] moet hiervoor een besparing van € 2.000,00 worden gerekend.
[eiseres] stelt dat de post aarding wel is meegenomen in haar lijst van besparingen (productie 25 bij dagvaarding), maar daarin niet specifiek is benoemd.
Gelet op de in de lijst van productie 25 genoemde posten, had het op de weg van [eiseres] gelegen om nader te specificeren onder welke post de aarding dan valt. Gelet op de aanduidingen van de verschillende posten, valt namelijk zonder toelichting niet in te zien onder welke post aarding zou moeten vallen. Aangenomen moet daarom worden dat de post aarding niet is begrepen in de lijst van productie 25. Nu [eiseres] het bedrag van € 2.000,00 op zichzelf niet heeft betwist, zal deze post als besparing worden meegerekend.

9.T-profielen op dak

Partijen zijn het erover eens dat T-profielen op het dak onderdeel uitmaken van de overeenkomst. [gedaagde] rekent daarvoor een besparing van € 12.500,00, onder verwijzing naar een offerte van [bedrijf 7] (productie 2.17 bij akte betreffende besparingen). [eiseres] stelt daar tegenover dat de T-profielen door haar al als besparing zijn meegerekend, onder (niet nader geconcretiseerde) verwijzing naar de producties 8 en 9 bij dagvaarding. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, zijn de kosten van de T-profielen niet te herleiden uit de producties 8 en 9, en evenmin uit productie 25 bij dagvaarding, zijnde het overzicht van besparingen van [eiseres] . Dit punt zal op de comparitie worden besproken. Dan zal ook aan de orde komen of boven het door [bedrijf 7] geoffreerde bedrag van € 7.500,00 voor aluminium T-profielen een meerprijs van € 5.000,00 gerekend moet worden voor poedercoating, waar [gedaagde] kennelijk, zonder nadere onderbouwing, vanuit gaat.
Voor zover [gedaagde] bij het onderdeel T-profielen melding maakt van ‘lichtontwerp bartenbach bovenzijde kap en foto, productie 2.20’ verbindt zij daaraan geen conclusie en evenmin een besparing. Uit de productie 2.20 blijkt evenmin een bedrag, nu deze productie kennelijk ontwerptekeningen en -foto’s betreft. Gelet op de betwisting door [eiseres] dat verlichting in de opdracht was begrepen, omdat dit installatiewerk betreft wat buiten de opdracht valt, wordt aan een eventuele besparing voor verlichting voorbij gegaan.

10.Bouwplaatskosten deel kapconstructie

[gedaagde] voert een bedrag van € 23.041,00 op aan besparing op de kosten van terreininrichting. Zij verwijst daartoe naar een overzicht (productie 2.22 bij akte betreffende besparingen) waarin onder meer staan vermeld: schaftwagen, Dixi toilet, opslagcontainer, bouwverlichting, bouwhekken, rijplaten, aggregaat en dergelijke, met vermelding van de prijs per week en het aantal weken. Volgens [eiseres] draagt bij een project als waarvan hier sprake was de hoofdaannemer zorg voor de bouwplaatsinrichting en niet zij als onderaannemer, met andere onderaannemers. Als dit anders zou zijn geweest, zou dit volgens [eiseres] contractueel zijn vastgelegd, maar daarvan is geen sprake. De kosten met betrekking tot bouwbegeleiding van de kap zelf stelt [eiseres] te hebben meegerekend in de toeslagen en het integrale tarief, waarmee volgens haar bij de besparingen rekening is gehouden. Ook dit onderdeel zal op de comparitie worden besproken. Partijen zullen hun standpunten nader moeten onderbouwen. Met name zal [gedaagde] moeten toelichten op welke grond [eiseres] verantwoordelijk is voor de terreininrichting, nu dat niet staat vermeld op de lijst van 8 januari 2016 en de offerte, alsmede hoe de stelling dat [eiseres] verantwoordelijk is voor de bouwplaatsinrichting zich verhoudt tot het gebruik daarvan door de andere (onder)aannemers, mede gelet op de in productie 2.22 vermelde duur in weken.
[eiseres] zal moeten toelichten waar en voor welk bedrag zij de kosten van bouwbegeleiding voor de kap heeft meegerekend, nu zij stelt dat dit is meegenomen in ‘de toeslagen en het integrale tarief’, wat zonder nadere toelichting onvoldoende feitelijk is, temeer niet nu dit niet in haar lijst van besparingen staat vermeld.

11.Ontwerp

[eiseres] heeft in haar lijst van besparingen een bedrag van € 37.950,00 berekend aan besparing op ‘Tekenen/Engineering/Berekenen, zijnde 690 uur à € 55,00. [gedaagde] stelt dat het door [eiseres] opgevoerde bedrag niet reëel is, omdat het aanbiedingsontwerp slechts een concept was dat nog moest worden uitgewerkt en dat het om een zeer complex ontwerptraject ging als gevolg van de verschillende materialen en de bijzondere vorm, waardoor het ontwerpen zeer kostbaar is. [gedaagde] berekent een bedrag van € 90.267,50 aan besparingen op het punt van ontwerp. Bovendien is [gedaagde] van mening dat het door [eiseres] gerekende tarief van € 55,00 per uur te laag is, maar zij geeft niet aan welk tarief volgens haar moet worden gehanteerd. [gedaagde] verwijst naar productie 2.23 bij akte betreffende besparingen, maar daarin staan verschillende uurtarieven vermeld, zodat dit geen duidelijkheid schept ten aanzien van een reële uurprijs. Deze lijst ziet volgens [gedaagde] alleen op uren die van toepassing zijn voor de kap en dus niet, zoals [eiseres] meent, voor het gehele project, maar of dat zo is kan niet uit die lijst worden afgeleid. Afgezien van het feit dat deze lijst geen totaaloptelling bevat, zodat de grondslag voor het bedrag van € 90.267,50 niet duidelijk is, kan de rechtbank niet beoordelen wat een reëel aantal uren is voor het ontwerp van de overkapping en evenmin wat een reëel uurtarief is. Dit onderdeel zal daarom ook op de comparitie worden besproken. Van partijen wordt verwacht dat zij een voldoende feitelijke onderbouwing geven van hun standpunten over de besparingen op de post Ontwerp.

12.Steiger

[gedaagde] stelt dat [eiseres] ten onrechte geen besparing voor steigerwerk en trappentoren heeft gerekend. [eiseres] erkent dat een besparing voor de post steigerwerk aan haar opgave kan worden toegevoegd, maar alleen voor de montage van plafondplaten en kabelgoten. Hiervoor is bij 6. overwogen dat de besparing voor kabelgoten wordt meegerekend. Daaruit volgt dat ook het steigerwerk voor kabelgoten moet worden meegerekend. Volgens [eiseres] was geen steiger nodig voor de overige door [gedaagde] genoemde onderdelen als dakbeplating, roosters, aanbrengen valbeveiliging en dergelijke, die volgens [eiseres] van bovenaf konden worden aangebracht. [eiseres] voert een bedrag van € 21.272,00 aan besparing voor steigerwerk op, waartoe zij verwijst naar een e-mail van 13 september 2018 van [bedrijf 9] (productie 10 bij antwoordakte/akte vermindering van eis). [eiseres] heeft haar vordering met dit bedrag verminderd.
[gedaagde] stelt dat een besparing van € 37.760,00 moet worden gerekend betreffende de kosten van steigerconstructie en trappentoren.
De rechtbank kan niet beoordelen welk bedrag aan besparing voor steigerwerk reëel is en of een besparing voor trappentoren moet worden gerekend. De door partijen ter onderbouwing van de door hen gestelde kostenbesparingen overgelegde producties kunnen niet zonder toelichting met elkaar worden vergeleken, nu niet duidelijk is hoeveel steigerwerk er nodig was en [bedrijf 9] bijvoorbeeld montagekosten in één prijs aanbiedt, waar [bedrijf 10] kennelijk (de)montagekosten per steiger rekent. Partijen zullen op de comparitie op dit onderdeel hun stellingen nader feitelijk kunnen onderbouwen.

13.Maatvoering

[gedaagde] rekent een besparing voor de post Maatvoering van € 29.259,50 en verwijst ter onderbouwing van dit bedrag naar productie 2.27 bij akte betreffende besparingen.
[eiseres] stelt daar tegenover dat zij maatvoering niet hoeft in te kopen, omdat zij dat in eigen beheer uitvoert. Volgens [eiseres] is er daarom op dit punt geen sprake van een besparing. [gedaagde] stelt vervolgens dat er altijd kosten zullen worden gemaakt, maar laat na dit te concretiseren. Op de comparitie zal dit punt door beide partijen nader kunnen worden toegelicht.

14.Uitvoeringsbegeleiding

[gedaagde] stelt dat [eiseres] ten onrechte geen besparing heeft gerekend voor de begeleiding van, kort gezegd, de opbouw van de kapconstructies. [gedaagde] rekent daarvoor 13 weken à € 3.500,00 per week en komt uit op een besparing van € 45.500,00.
[eiseres] stelt daar tegenover dat zij de uitvoeringsbegeleiding in eigen beheer uitvoert en dat de kosten daarvan zijn verrekend in haar toeslagen en uren, zodat hiervoor geen besparing moet worden gerekend. In het geval [eiseres] deze werkzaamheden door haar eigen personeel laat uitvoeren, valt niet direct in te zien waar zich een kostenbesparing kan hebben voorgedaan. Ook dit punt zal op de comparitie kunnen worden toegelicht door partijen.

15.Veiligheidsnetten

[eiseres] erkent de door [gedaagde] gestelde besparing van € 2.800,00 voor veiligheidsnetten. [eiseres] heeft haar vordering met dit bedrag verminderd.
Deze post zal daarom bij de besparingen worden meegerekend.

16.Permanente valbeveiliging

[gedaagde] stelt dat permanente valbeveiliging onderdeel uitmaakt van het contract, maar dat [eiseres] deze kosten ten onrechte niet bij haar besparingen heeft meegerekend. [gedaagde] voert een besparing van € 16.800,00 op, waarbij zij verwijst naar een offerte van [bedrijf 7] (productie 2.16 bij akte betreffende besparingen).
[eiseres] stelt dat zij in haar aanbieding permanente valbeveiliging heeft meegenomen, uitgevoerd in staal. De door [bedrijf 7] geoffreerde valbeveiliging is volgens [eiseres] onnodig duur en niet in de uitvraag voorgeschreven. [eiseres] laat echter na toe te lichten hoeveel de besparing is geweest als wordt uitgegaan van het door haar gehanteerde beveiligingssysteem. Bovendien stelt [gedaagde] dat [eiseres] bij de besparing voor Riverclack beplating zelf uitgaat van de offerte van [bedrijf 7] (e-mail [naam] van 8 januari 2016, bijlage bij productie 25 bij dagvaarding), zodat het valbeveiligingssysteem had moeten worden aangepast aan het Riverclacksysteem van [bedrijf 7] . Volgens [gedaagde] moet daarom worden uitgegaan van de meerkosten als door [bedrijf 7] geoffreerd.
Op de comparitie zal [eiseres] op dit punt haar standpunt kunnen toelichten, met name hoeveel is bespaard uitgaande van het door haar gehanteerde beveiligingssysteem en een toelichting waarom dit systeem kan worden gehanteerd als wordt uitgegaan van Riverclackbeplating.

17.Ankers in betonpoeren

[gedaagde] stelt dat [eiseres] de ankers voor de verankering van de staalconstructie zou leveren en monteren. Zij rekent daarvoor een besparing van € 16.355,00 (€ 11.699,00 ankers, € 864,00 ankerplaten, € 752,00 stelbouten en -moeren, € 3.040,00 montagekosten).
[eiseres] erkent dat het aanleveren van de ankers onderdeel uitmaakte van de opdracht. Zij stelt bij haar besparingen rekening te hebben gehouden met het leveren van de ankers. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waar op de lijst van besparingen deze post voorkomt en voor welk bedrag. [gedaagde] merkt op dit punt terecht op dat het gewicht in staal/RVS dan nog hoger had moeten zijn. [eiseres] heeft op dit punt haar stelling onvoldoende feitelijk onderbouwd. Nu [eiseres] verder de hoogte van het door [gedaagde] voor de ankers gerekende bedrag op zichzelf niet betwist, zal een bedrag van € 11.699,00 aan besparingen worden meegenomen. De rechtbank gaat ervan uit dat van de opdracht tot het leveren van de ankers deel uitmaakt het leveren van de ankerplaten en stelbouten, nu aangenomen mag worden deze op elkaar moeten aansluiten. [eiseres] heeft op dit punt overigens geen afzonderlijk verweer gevoerd, anders dan het algemene verweer dat zij met het leveren van de ankers bij haar besparingen rekening heeft gehouden. De kosten van € 864,00 en € 752,00 worden dan ook als besparing meegerekend. Totaal wordt aan besparing voor de ankers dus € 13.315,00 meegerekend.
Dat de opdracht aan haar mede omvatte het aanbrengen van de ankers is door [eiseres] uitdrukkelijk betwist, stellende dat [gedaagde] als hoofdaannemer daarvoor verantwoordelijk was, alsmede voor de fundering en het betonwerk. [gedaagde] heeft vervolgens gesteld dat het gebruikelijk is dat de betonbouwer de ankers aanbrengt. Nu [gedaagde] niet heeft betwist dat zij verantwoordelijk was voor het betonwerk, wordt geconcludeerd dat de montagekosten voor rekening van [gedaagde] waren. Deze worden dan ook niet als besparing aan de zijde van [eiseres] meegerekend.

18.Leges

[gedaagde] stelt dat [eiseres] als onderdeel van de volledige engineering van de kapconstructie zorg diende te dragen voor de afdracht van de leges voor vergunningen. De besparing voor [eiseres] bedraagt volgens [gedaagde] € 61.710,00.
[eiseres] betwist dat zij als onderaannemer verantwoordelijk was voor het betalen van de leges. [eiseres] stelt dat deze voor rekening van de hoofdaannemer komen, tenzij anders afgesproken, wat niet het geval is volgens [eiseres] .
Gelet op de inhoud van de uitvraag van de offerte (productie 5 bij dagvaarding) en de lijst van 8 januari 2016, waar niet wordt gerept over de leges, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om concreet te onderbouwen waarom [eiseres] als onderaannemer gehouden zou zijn de leges voor haar rekening te nemen. De enkele stelling van [gedaagde] dat dit onderdeel is van de ‘engineering van de volledige kapconstructie’ is daartoe onvoldoende, temeer nu het begrip ‘Engineering’ een algemeen begrip is, dat eerder lijkt te zien op (het vervaardigen en monteren van) de constructie. Voor zover [gedaagde] nog stelt dat [eiseres] een all-in prijs heeft gegeven, kan daaraan niet de conclusie worden verbonden dat leges daarin mede zijn begrepen. Nu [gedaagde] niet aan haar stelplicht heeft voldaan, wordt aan de post Leges voorbij gegaan.

19.Anti graffiti coating

[eiseres] erkent dat zij geen besparing heeft opgevoerd voor deze post, die wel in de contractseis was opgenomen. [eiseres] vermindert daarom haar vordering met de door [gedaagde] gerekende besparing van € 2.000,00. Het bedrag van € 2.000 zal bij de besparingen worden meegerekend.

20.Ondersabelen staalconstructie

[gedaagde] stelt dat ondersabelen deel uitmaakt van de volledige staalconstructie, zodat de kosten hiervan als besparing moeten worden meegerekend. Deze bedragen volgens [gedaagde] € 2.500,00.
[eiseres] betwist niet de hoogte van deze kosten, maar stelt dat de overeenkomst op dit punt een lacune bevat, omdat partijen niet hebben afgesproken voor wiens rekening deze werkzaamheden zouden komen. [eiseres] heeft haar vordering op dit punt met € 1.000,00 verminderd bij wijze van minnelijke oplossing.
[gedaagde] heeft op dit punt niet meer gereageerd. De rechtbank gaat ervan uit dat het standpunt van [eiseres] kan worden gevolgd, nu [gedaagde] daarop niet meer heeft gereageerd en er overigens geen aanwijzingen zijn dat partijen over dit onderdeel een kostenafspraak hebben gemaakt. Het bedrag van € 1.000,00 zal daarom als besparing worden meegenomen.

21.Eisenverificatie/validatie/keuringen/projectleiding en werkvoorbereiding

[gedaagde] stelt dat volgens de Vraagspecificatie VS2 op het project Systems engineering van toepassing is. Naast het voldoen aan de contractuele eisen van VS2 behoren ook tot de opdracht de planning, het wekelijks terugkoppelen, de coördinatie en toetsing van de keuringen van de toeleveranciers, waarbij zij verwijst naar de lijst van 8 januari 2016. Volgens [gedaagde] is daartoe een projectleider nodig gedurende circa 30 weken waarbij zij per week 8 uren à € 125,00 rekent (30 x 8 x € 125,00 = € 30.000,00) alsmede een werkvoorbereider waarvoor zij gedurende 30 weken per week 20 uren à € 75,00 rekent (30 x 20 x € 75,00 = € 45.000,00). In totaal is volgens [gedaagde] een bedrag van € 75.000,00 op dit punt bespaard.
[eiseres] betwist niet dat zij gehouden was de gestelde werkzaamheden uit te voeren volgens het Systems engineering systeem. Zij stelt dat zij deze werkzaamheden in eigen beheer uitvoert waartoe zij, zo begrijpt de rechtbank, gespecialiseerde werknemers in dienst heeft. Van een besparing is volgens [eiseres] dan ook geen sprake. Ook dit punt zal op de comparitie worden besproken.
Samenvattend
2.9.
Zoals hiervoor al is overwogen zal de rechtbank een comparitie bevelen om verschillende posten nader te bespreken. Op de comparitie kan ook worden onderzocht of partijen het over een of meer van deze posten met elkaar eens kunnen worden.
Van partijen wordt verwacht dat zij hun standpunten concreet toelichten, zo mogelijk aan de hand van stukken die uiterlijk twee weken voor de comparitie overgelegd moeten worden.
2.10.
De volgende hierna te vermelden posten zullen, zoals hiervoor is overwogen, op de comparitie worden besproken.
- Inkoop staal (1)
Deze te bespreken post betreffende de hoeveelheid staal, ziet ook op de posten Staal verzinken en Coatinggereed maken en Staal coaten
- Bewerken staal in productielocatie
- Staal verzinken en coatinggereed maken (gewicht in staal en prijs)
- Telekraan
- Keuringen
- Beloopbare roosters (1a)
- Heatsoaktest (2a)
- Rotules glas (2b)
- RVS overgangsconstructie (2c)
- RVS mallen voor montage glas (2d)
Toelichting van partijen of en hoe de constructieve punten van de bus overkappingen op het punt van het glas (rotulen, overgangsconstructie en mallen) al waren uitonderhandeld en op welke punten de gemeente goedkeuring had gegeven (zie r.o. 2.8).
  • Plafondbeplating (3)
  • Meerprijs verticaal (3a)
  • montage van de riverclackbeplating € 7.605,00 (4)
  • T-profielen op dak (9)
  • Bouwplaatskosten deel kapconstructie (10)
  • Ontwerp (11)
  • Steiger (12)
  • Maatvoering (13)
  • Uitvoeringsbegeleiding (14)
  • Permanente valbeveiliging (16)
  • Eisenverificatie/validatie/keuringen/projectleiding en werkvoorbereiding (21)
2.11.
De volgende hiervoor besproken posten zullen als niet of onvoldoende weersproken als besparing worden meegerekend. De beslissing hierover wordt aangehouden tot het eindvonnis.
  • Inkoop RVS € 2.910,00 (1)
  • Vervoeren staal naar conserveerder € 5.200,00 (1)
  • Vervoeren staal naar [plaats] € 6.500,00 (1)
  • montage staalconstructie € 42.275,00 (1)
  • hoogwerker € 3.265,00 (1)
  • klein materiaal € 7.480,00 (1)
  • Glas incl. SGP folie en heatsoaktest € 324.750,00 (2)
  • beplating dakpakket € 26.765,00, montage van T-profielen voor verlichting € 8.800,00 en condensvilt van € 2.750,00 (4)
  • Sedumdak € 26.620,00 en verticaal transport € 2.880,00 (5)
  • kabelgoten € 4.960,00 (6)
  • hemelwaterafvoeraansluitingen (HWA) € 10.500,00 (7)
  • Aarding € 2.000,00 (8)
  • Veiligheidsnetten € 2.800,00
  • Ankers in betonpoeren € 13.315,00 (17)
  • Anti graffiti coating € 2.000,00 (19)
  • Ondersabelen € 1.000,00 (20)
2.12.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
2.13.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op onderdelen op de terechtzitting van mr. R.J.J. van Acht in het gerechtsgebouw te Arnhem aan Walburgstraat 2 - 4 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
3.2.
bepaalt dat partijen
binnen twee wekenna de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van de sector civiel - de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden augustus tot en met oktober 2019 dienen op te geven, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
3.3.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
3.4.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
3.5.
wijst partijen er op, dat voor de zitting een dagdeel zal worden uitgetrokken,
3.6.
bepaalt dat stukken die een partij in het geding wil brengen uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting aan de rechtbank en de wederpartij moet zijn toegestuurd,
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2019.
Coll. AP