2.7.Het eerste onderdeel van de besparingenlijst (productie 2 bij akte betreffende besparingen) ziet op het leveren en monteren van de hoofdstaalconstructie en is onderverdeeld in acht subonderdelen met sub subonderdelen, die hier eerst onder 1. worden behandeld. De rechtbank houdt de volgorde aan die [gedaagde] in haar akte betreffende besparingen en de daarbij gevoegde productie 2.1 heeft gevolgd.
1.
Hoofdstaalconstructie leveren en monteren (besparing volgens [gedaagde] € 825.562,00)
[gedaagde] gaat uit van 122 ton staal per kap. Voor de twee kappen is dat een totaal gewicht aan staal van 244 ton. [eiseres] gaat uit van 115 ton per kap, dus 230 ton in totaal. Beide partijen gaan uit van een prijs van € 0,88 per kilo. [eiseres] voert een besparing aan inkoop staal op van € 202.400,00. [gedaagde] rekent een besparing van € 214.720,00, zodat een bedrag van € 12.320,00 in geschil is. Partijen zijn het erover eens dat een zwaardere constructie moest worden gebouwd dan aanvankelijk door [gedaagde] gedacht. [eiseres] stelt dat zij al bij haar in de dagvaarding opgevoerde besparingen rekening heeft gehouden met de extra kosten van een zwaardere metaalconstructie, terwijl [gedaagde] de prijs van deze extra kilo’s daar nog bij optelt.
De rechtbank kan niet beoordelen welk gewicht in staal volgens de zwaardere constructie is bespaard, nu beide partijen hun stellingen op dit punt niet feitelijk hebben onderbouwd.
Op de comparitie zal dit punt daarom besproken worden. Partijen wordt verzocht een feitelijke onderbouwing van het volgens elke partij benodigde gewicht in staal tijdig voor de comparitie in het geding te brengen.
Over de opgave van besparing RVS van € 2.910,00 zijn partijen het eens, zodat deze post als besparing wordt aangemerkt.
Bewerken staal in productielocatie
[eiseres] heeft 4700 uren tegen een tarief van € 48,50 gerekend. In totaal is dat € 227.950,00. [gedaagde] stelt dat de productie veel meer uren kost, namelijk 6.000 uren, ook doordat de constructie verzwaard werd. Beide partijen gaan uit van een uurtarief van € 48,50, zodat van dit tarief wordt uitgegaan. [gedaagde] berekent een bedrag van € 291.000,00 aan bespaarde kosten op dit punt. Dat is € 63.050,00 meer dan [eiseres] heeft berekend. De rechtbank kan niet beoordelen hoeveel uren in redelijkheid met de staalbewerking gemoeid zijn, nu dat niet feitelijk is onderbouwd. Partijen zal op de comparitie om een toelichting worden gevraagd, zo mogelijk met stukken feitelijk onderbouwd.
Vervoeren staal naar conserveerder
[eiseres] heeft een besparing van € 5.200,00 berekend, zijnde 80 uur à € 65,00. [gedaagde] kan zich vinden in de door [eiseres] begrote 80 uren voor dit transport. Het door [eiseres] gehanteerde tarief van € 65,00 per uur is volgens [gedaagde] onrealistisch laag en moet € 85,00 per uur bedragen volgens [gedaagde] . Dit levert een verschil van € 1.600,00 op met de door [eiseres] begrote besparing van € 5.200,00. [eiseres] heeft het door haar begrote tarief van € 65,00 voldoende feitelijk onderbouwd met verschillende facturen van diverse transporteurs (bijlage RB 1 bij productie 4 bij antwoordakte/akte vermindering van eis). Deze facturen bevestigen het standpunt van [eiseres] dat een tarief van € 58,00 gangbaar is, waarmee het door [eiseres] opgevoerde bedrag van € 65,00 per uur ruim is aangehouden. Hiertegenover heeft [gedaagde] haar stelling dat een tarief van € 85,00 per uur realistisch is, onvoldoende onderbouwd, nu het slechts om een blote stelling gaat, zonder nadere onderbouwing. De rechtbank zal dan ook uitgaan van het door [eiseres] begrote bedrag van € 5.200,00.
Staal verzinken en coatinggereed maken
[eiseres] heeft aanvankelijk een besparing van € 57.500,00 berekend, zijnde 230.000 kilo staal à € 0,25 per kilo. In vervolg op haar stelling dat meer staal zou zijn gebruikt dan door [eiseres] begroot, gaat [gedaagde] bij de conservering ook uit van meer staal, namelijk 244.000 kilo. Of van een grotere hoeveelheid staal moet worden uitgegaan hangt samen met de beoordeling op dat punt, wat op de comparitie zal worden besproken. Daarnaast gaat [gedaagde] uit van een hoger tarief per kilo van € 0,28 voor coating en € 0,15 voor coatinggereed maken, tegenover een door [eiseres] gehanteerd tarief van € 0,25 per kilo. [eiseres] heeft zich daarna op het standpunt gesteld dat het door haar gerekende tarief van € 0,25 inderdaad te laag is. [eiseres] rekent vervolgens € 0,06 per kilo extra, dus € 0,31 per kilo ( € 0,225 voor verzinken en € 0,08 voor coating gereed maken). [eiseres] berekent vervolgens een extra besparing van € 14.640,00 en vermindert haar vordering met dit bedrag. Echter [eiseres] heeft deze € 0,06 extra per kilo berekend over een gewicht van 244.000, in plaats van over de door haar gestelde 230.000 kilo. In het licht van haar betwisting van het door [gedaagde] begrote gewicht van 244.000 kilo’s aan staal, zal [eiseres] op de comparitie op dit punt een toelichting kunnen geven. Wat betreft het door [eiseres] gestelde tarief per kilo voor verzinken en coatinggereed maken biedt productie 4, onderdeel RB2 bij antwoordakte/akte vermindering van eis, onvoldoende onderbouwing, nu daarin verschillende tarieven staan vermeld bij verschillende omschrijvingen, en de rechtbank zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet kan beoordelen onder welke omschrijving de hier toegepaste verzinking/coating valt. Deze post zal ook op de comparitie worden besproken. Beide partijen zullen hun standpunt over de prijs voor coating en coatinggereed maken tijdig voor de comparitie voldoende feitelijk moeten onderbouwen.
Staal coaten
[eiseres] heeft een besparing berekend van 3.478 m2 à € 17,35 = € 60.343,30. [gedaagde] stelt dat de hoeveelheid staal meer is geworden en gaat in haar berekening uit van 3.740 m2. De hoeveelheid staal waarvan moet worden uitgegaan kan thans nog niet worden bepaald, zoals hiervoor is overwogen. Wat betreft de prijs stelt [gedaagde] dat een prijs van € 28,00 per m2 reëel is, en dat voor de coating als bedoeld in deze overeenkomst een eenheidsprijs van € 28,00 per m2 geldt. Zij heeft dat echter op geen enkele wijze feitelijk onderbouwd. [eiseres] verwijst ter onderbouwing van de door haar gestelde prijs naar productie 4, onderdeel RB 3 bij haar antwoordakte/akte vermindering eis. Dit betreft twee facturen van verschillende coatingbedrijven die zien op drielaags coating. De ene factuur vermeldt een prijs van € 17,35 per m2 en de andere een prijs van € 18,55 per m2. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen haar standpunt dat in dit geval een andere coating was voorgeschreven voldoende feitelijk te onderbouwen, maar dat heeft zij niet gedaan. De rechtbank zal daarom uitgaan van de gemiddelde prijs per m2 van de twee facturen, zijnde € 17,95.
Vervoeren staal naar [plaats]
[eiseres] heeft aan besparing voor het vervoer een bedrag van € 6.500,00 berekend, zijnde 100 uur à € 65,00. [gedaagde] erkent de door [eiseres] berekende uren, maar niet het tarief. Volgens haar is een tarief van € 85,00 per uur reëel. De rechtbank verwijst voor dit onderdeel naar hetgeen hiervoor is overwogen bij de post ‘vervoeren staal naar conserveerder’ en gaat uit van een bedrag van € 65,00 per uur. Voor dit onderdeel wordt de besparing conform de opgave van [eiseres] dan ook begroot op € 6.500,00.
[eiseres] rekent aan besparingen 820 uur à € 47,50 = € 38.950,00. [gedaagde] erkent het gerekende uurtarief, maar stelt dat de montage-uren hoger zijn, namelijk 960 uur, waarbij zij uitgaat van drie weken per kap met vier monteurs. Beide partijen hebben hun stelling ten aanzien van een reëel aantal montage-uren niet feitelijk onderbouwd, zodat de rechtbank niet kan beoordelen wat een reëel aantal uren is. Het aantal montage-uren zal daarom worden geschat door het gemiddelde te nemen van de door partijen opgevoerde uren, zijnde 890 uren à € 47,50 = € 42.275,00 aan besparingen op montage staalconstructie.
[eiseres] rekent 2 maal 5 weken à € 326,50 = € 3.265,00. Volgens [gedaagde] moeten 60 dagen à € 65,20 worden gerekend, zijnde een bedrag van € 3.921,00. [eiseres] heeft daarna haar stelling onderbouwd aan de hand van productie 4, onderdeel RB4 bij antwoordakte/akte vermindering eis, waarop [gedaagde] niet meer heeft gereageerd in haar antwoordakte. De rechtbank zal daarom als onvoldoende door [gedaagde] weersproken uitgaan van het door [eiseres] berekende bedrag van € 3.265,00 aan besparingen op dit punt.
[eiseres] berekent een besparing van 2 maal 50 uur is 100 uur à € 125,00 = € 12.500,00, terwijl [gedaagde] uitgaat van 240 uur à € 125,00 per uur.
De rechtbank kan niet beoordelen wat een reëel aantal uren is. Gelet op het aanzienlijke verschil in de door partijen opgevoerde uren, wordt partijen verzocht op dit punt ter comparitie een nadere onderbouwing van het gestelde aantal uren te geven, zo mogelijk aan de hand van stukken.
[eiseres] en [gedaagde] zijn het op dit punt eens, zodat de opgevoerde besparing van € 7.480,00 wordt meegerekend.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] ten onrechte geen besparing voor keuringen heeft meegerekend. Het gaat dan volgens [gedaagde] om externe keuringen om te voldoen aan de contractseis en de kwaliteitsnormen, waarvoor [gedaagde] € 5.000,00 rekent.
[eiseres] stelt daartegenover dat zij zelf gespecialiseerd personeel in dienst heeft om het laswerk te keuren. Het betreft ‘level2-inspecteurs’ die het benodigde ultrasone en magnetisch onderzoek verrichten. Zij hoeft voor deze keuringen dus geen externen in te huren en de kosten van werkzaamheden van deze personeelsleden zijn verwerkt in haar toeslagen en uurtarieven, aldus [eiseres] . [eiseres] heeft verwezen naar producties 12 en 13 bij antwoordakte /akte vermindering eis. Dit punt zal op de comparitie worden besproken, waar van [gedaagde] wordt verwacht dat zij concretiseert welke keuringen volgens haar door wat voor externen moeten worden verricht, alsmede dat zij de kosten daarvan feitelijk onderbouwt en dat zij onderbouwt waarom de door [eiseres] vermelde personeelsleden volgens haar niet gekwalificeerd zijn.
[eiseres] heeft een bedrag van € 24.800,00 aan besparing berekend. Ter onderbouwing van dit bedrag heeft zij een offerte van [bedrijf 1] overgelegd (productie 6 bij antwoordakte). [gedaagde] stelt daartegenover dat het in deze offerte vermelde rooster niet voldoet aan de gestelde eisen, omdat in de offerte wordt uitgegaan van lichtere draag- en vulstaven. [gedaagde] berekent een besparing van € 49.888,00. [gedaagde] verwijst naar een Plan van aanpak beeldkwaliteit (productie 3 bij antwoordakte), maar laat na toe te lichten waar in dit stuk de aan deze staven te stellen eisen staan voorgeschreven, terwijl deze eisen niet zonder meer uit dit stuk blijken. Zonder nadere toelichting kan dit stuk daarom niet als onderbouwing van haar stelling dienen. De rechtbank constateert dat in de offerte van [bedrijf 1] staat vermeld draagstaaf 30 x 3 mm en vulstaaf 10 x 2 mm, waar [eiseres] in haar lijst van besparingen heeft vermeld draagstaaf 60 x 5 mm en vulstaaf 35 x 2 mm. [gedaagde] legt een offerte over van [bedrijf 2] (productie 2.2 bij akte betreffende besparingen), waarin is vermeld draagstaven 70/5 mm en vulstaven 40/5 mm. Wat deze verschillen in specificaties betekenen en wat de consequenties zijn voor de prijs/kostenbesparing, kan niet worden beoordeeld zonder nadere toelichting. Ook op dit punt zullen partijen ter comparitie een nadere toelichting aan de hand van een feitelijke onderbouwing kunnen geven.