ECLI:NL:RBGEL:2019:6245

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
21 januari 2020
Zaaknummer
05/881626-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met vuurwapen op ex-partner en haar nieuwe partner

Op 23 december 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 26 oktober 2018 in Nijmegen, waarbij de verdachte met een vuurwapen op de auto van zijn ex-partner en haar nieuwe partner schoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte viermaal op de auto heeft geschoten, waarbij hij de aanmerkelijke kans op de dood van de inzittenden bewust heeft aanvaard. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zes jaar geëist, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot doodslag. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van het voorarrest. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat er geen wettelijke basis voor smartengeld aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/881626-18
Datum uitspraak : 23 december 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te [detentieadres]
raadsman: mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 mei 2019, 7 augustus 2019, 23 oktober 2019 en 11 december 2019.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag (primair), een poging zware mishandeling (subsidiair) dan wel een bedreiging (meer subsidiair) door één of meermalen met een vuurwapen op/in de richting van een auto met daarin zijn ex-partner [slachtoffer 1] en haar nieuwe partner [slachtoffer 2] te schieten.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte viermaal met een vuurwapen op de auto heeft geschoten. Door meermalen gericht en van een afstand van enkele tot hooguit tientallen meters op de auto te schieten, heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat hij één of meer inzittenden zou raken bewust aanvaard. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een dubbele poging doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent dat hij heeft geschoten dan wel een vuurwapen voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 2] vanuit de auto een wapen naar hem uitstak en vervolgens hoorde verdachte het wapen afgaan. De verdediging verzoekt van deze verklaring van verdachte uit te gaan, welke verklaring ook wordt ondersteund door de latere verklaringen van [slachtoffer 1] .
Verder is verzocht de verklaringen van [slachtoffer 2] als onbetrouwbaar ter zijde te schuiven en van het bewijs uit te sluiten dan wel niet voor het bewijs te gebruiken.
Met betrekking tot de auto van [slachtoffer 1] is aangevoerd dat de auto altijd bij [slachtoffer 2] in gebruik is geweest en het gat, zoals ook de neef van aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard, al in de auto heeft gezeten. Met betrekking tot de schotresten is aangevoerd dat de herkomst van de deeltjes in de auto en de deeltjes op de hulzen verschilt. Verder kunnen de schotresten in de auto worden verklaard door de aanwezigheid van andere personen die kort voor 26 oktober 2018 in de auto van verdachte hebben gezeten.
Indien de rechtbank wel bewezen acht dat verdachte heeft geschoten, verzoekt de verdediging verdachte vrij te spreken van de poging doodslag (primair). Er kan niet worden bewezen dat er meermalen gericht is geschoten. Verder levert het schieten op de achterklep van een auto niet zonder meer een poging doodslag op.
Beoordeling door de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaring aangever [slachtoffer 2]
Door de raadsman is betoogd dat de verklaringen van aangever [slachtoffer 2] niet betrouwbaar zouden zijn en daarom van het bewijs dienen te worden uitgesloten. De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen duidelijk en consistent. Tijdens zijn eerste verhoor bij de politie – een paar uur na het schietincident – en het verhoor bij de rechter-commissaris – meer dan een jaar later – heeft hij steeds hetzelfde verloop van het schietincident weergegeven en verdachte als schutter genoemd. Deze verklaringen zijn eenduidig en consequent. Zijn verklaringen vinden bovendien steun in overige bewijsmiddelen, in het bijzonder de aangifte van [slachtoffer 1] en het technisch bewijs.
Anders dan de raadsman vindt de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] daarom betrouwbaar en ziet zij geen aanleiding om deze van het bewijs uit te sluiten. Dit verweer wordt derhalve verworpen.
Schietincident
Op 26 oktober 2018 omstreeks 17:12 uur doet [slachtoffer 1] een 112-melding bij de politie. Zij meldt dat er door verdachte meermalen op haar auto, waarin zij samen met haar vriend (
de rechtbank begrijpt [slachtoffer 2]) zit, is geschoten. [3] Vervolgens doet zij nog dezelfde dag aangifte tegen verdachte en wordt zij aanvullend gehoord door de politie. De rechtbank vindt deze verklaringen betrouwbaar nu zij meteen na het schietincident zijn afgelegd en worden ondersteund door andere objectieve bewijsmiddelen, in het bijzonder technisch bewijs. Gelet daarop zal de rechtbank deze verklaringen gebruiken als bewijs.
[slachtoffer 1] verklaart dat zij op 26 oktober 2018 samen met haar (toenmalige) vriend [slachtoffer 2] in haar auto ( [automerk] type [autotype] met [kenteken] ), naar haar woning in [woonplaats] is gereden. Onderweg kwamen zij langs de woning van verdachte. Zij zag dat hij in de opening van de deur van de flat stond. Ze zag dat verdachte iets schreeuwde. Ze zei tegen [slachtoffer 2] dat hij door moest rijden omdat ze bang was dat het anders zou kunnen escaleren. Zij zag dat verdachte iets op hun richtte. Direct daarna hoorde ze knallen. Zij hoorde vier of vijf knallen. Haar vriend duwde haar hoofd naar beneden en dook zelf ook weg toen hij wegreed. Ze reden richting Hatert en [slachtoffer 1] belde de politie. Vervolgens stopten ze en stapte zij samen met haar vriend uit. Ze zag dat er aan de linkerachterzijde van de auto een groot gat zat. Toen de politie ter plaatste was, deden ze de kofferbak open en hoorden ze een kogel rollen. [4]
Verdachte heeft gedurende de relatie met [slachtoffer 1] meermalen gedreigd dat hij haar ging vermoorden. Hij heeft ook gezegd dat wanneer er een andere man in haar leven zou komen hij haar dan zou vermoorden. Hij bleef haar na hun relatie telefonisch stalken en belde om te controleren waar zij was. [5]
De verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de aangifte van [slachtoffer 2] . Uit zijn aangifte komt naar voren dat hij op 26 oktober 2018 samen met zijn vriendin [slachtoffer 1] naar haar woning in [woonplaats] is gereden. Toen ze vlak bij de woning van [slachtoffer 1] waren, zag hij verdachte staan in de deuropening van het portiek van de flat waar hij woont. Ineens zag hij dat verdachte iets in hun richting richtte. Hij reed toen snel weg en drukte het hoofd van [slachtoffer 1] naar beneden. Hij hoorde vervolgens vier of vijf knallen en reed toen weg in de richting van Hatert. Op een gegeven moment stopte hij en stapte hij uit. Hij zag dat er aan de linkerachterzijde van de kofferbak een gat zat. [6]
Verdachte verklaart dat de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 26 oktober 2018 langs zijn woning aan de [woonplaats] is gereden. Hij stond op dat moment buiten voor de deur van het appartementencomplex. Hij is na het incident in zijn auto, een [automerk] [autotype] met [kenteken] gestapt. [7]
Sporen- en munitieonderzoek
Onderzoek schotinslagen gevel appartementencomplex [woonplaats]
Op 13 februari 2019 is de voorgevel van het appartementencomplex waarin de woning aan de [woonplaats] is gevestigd, op sporen en schotinslagen bekeken. Zowel in de ruwe stenen als in de gladde betonnen gevel rondom de toegangsdeur zijn geen oneffenheden aangetroffen die zouden kunnen duiden op inslagen van een projectiel. [8]
Onderzoek auto [slachtoffer 1]
Op 26 oktober 2018 komen verbalisanten ter plaatse in Hatert. Zij treffen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daar aan in een personenauto ( [automerk] [autotype] met [kenteken] ). Zij zien dat er in de achterzijde van de kofferbak een inslag van een projectiel zichtbaar is. De inslag bevindt zich aan de linkerachterzijde van de kofferbak. Bij het openen van de achterklep horen zij een geluid wat klinkt alsof er een klein metalen voorwerp door de dubbelwandige achterklep heen en weer rolt. [9] Met een tang is de schotopening vergroot en is het projectiel (SIN: [SIN-nummer] ) door forensische onderzoekers veiliggesteld. [10] Gelet op al dit voorgaande in samenhang met de (eerste) verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] acht de rechtbank niet aannemelijk dat deze inschotbeschadiging op een eerder moment is ontstaan.
Onderzoek hulzen en kogel
Op de openbare weg nagenoeg voor het portiek van appartementencomplex [woonplaats] in Nijmegen werden vier hulzen aangetroffen (SIN: [SIN-nummer] , SIN: [SIN-nummer] , SIN: [SIN-nummer] , SIN: [SIN-nummer] ). De hulzen bevonden zich in 1 lijn vanaf de stoeprand tot aan de overzijde van de weg over een afstand van naar schatting 2 tot 3 meter. De hulzen zijn van het kaliber 7,65 mm. [11] De vier aangetroffen hulzen en het in de auto aangetroffen projectiel zijn door het NFI onderzocht. Geconcludeerd wordt dat de sporen in de hulzen zeer veel waarschijnlijker zijn (10.000 – 1.000.000 keer) wanneer de hulzen met één en hetzelfde vuurwapen zijn verschoten dan wanneer deze zijn verschoten met meerdere vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken. De vier hulzen zijn vermoedelijk verschoten met een semi-automatisch werkend pistool van het kaliber 7,65 mm [wapen] . Gezien de massa en de uiterlijke kenmerken past de kogel ( [SIN-nummer] ) het best bij het kaliber 7,65mm [wapen] . De afvuursporen in de kogel passen onder andere bij dit vuurwapen. [12]
Onderzoek auto verdachte
De auto van verdachte, een [automerk] [autotype] met [kenteken] , is op 26 oktober 2018 omstreeks 18:39 uur – kort na het schietincident – in beslag genomen ten behoeve van sporenonderzoek. [13] Op 31 oktober 2018 werd de binnenzijde van de auto bemonsterd op schotrestsporen. Op de stubs van de schiethandenset (SIN: [SIN-nummer] ) van de binnenzijde van de [automerk] (horizontale delen van de binnenzijde van het bestuurdersportier, inclusief ontgrendel hendel en stuurwiel) zijn categorie A en B deeltjes aangetroffen. Op de stubs met schiethandenset (SIN: [SIN-nummer] ) van de binnenzijde van de [automerk] (schakelpook en handremhendel, horizontale delen van de binnenzijde van het bijrijdersportier, inclusief ontgrendelhendel en bovenzijde dashboard) zijn categorie A en B deeltjes aangetroffen. [14] Met het aantreffen van categorie A deeltjes wordt een vrijwel zekere relatie aangetoond met een schietproces. [15] Verdachte verklaart dat hij nooit op iemand heeft geschoten of voor 26 oktober 2018 zelf een wapen in zijn bezit heeft gehad. [16] Ter terechtzitting verklaart verdachte dat zijn auto in deze periode door anderen werd uitgetest en dit de schotdeeltjes kan verklaren. De rechtbank acht dit echter op geen enkele wijze verifieerbaar of aannemelijk geworden. Zij acht bewezen dat de schotresten als gevolg van het incident – waarna verdachte ook in de auto is gestapt – zijn ontstaan.
Schotrestenonderzoek
Op 9 mei 2019 heeft [naam] zijn bevindingen gerapporteerd naar aanleiding van een vergelijkend schotrestenonderzoek. Naar zijn oordeel zijn de bevindingen van het onderzoek voor elk van de onderzoeksets schiethanden zeer veel waarschijnlijker (10.000 – 1.000.000x) wanneer er wel schotresten aanwezig zijn op de bemonsteringen van het voertuig dan wanneer dit niet het geval zou zijn. De schotresten uit de bemonstering van het voertuig zijn vergeleken met de schotresten uit de aangetroffen hulzen op de plaats delict. De bevindingen van het vergelijkend schotrestenonderzoek zijn ongeveer even waarschijnlijk (1 – 2 keer) wanneer de deeltjes die aangetroffen zijn op de schotrestbemonsteringen van het voertuig dezelfde bron van herkomst hebben als de deeltjes uit de op de plaats delict veiliggestelde hulzen dan wanneer zij een andere bron van herkomst hebben. [17]
Gelet op het voorgaande en in het bijzonder nu uit het voorgaande kan worden afgeleid:
- de 4 hulzen, aangetroffen op de openbare weg nagenoeg voor het portiek van het appartementencomplex, zijn verschoten met hetzelfde wapen (kaliber 7,65mm [wapen] );
- de kogel die in de kofferbakklep van de auto is aangetroffen, van hetzelfde kaliber (7,65 mm) is als de op straat aangetroffen hulzen en qua afvuursporen past bij voormeld vuurwapen;
- in de auto van verdachte kort na het schietincident categorie A deeltjes zijn aangetroffen, dit gebruikerssporen betreffen en daarmee een vrijwel zekere relatie wordt aangetoond met een schietproces, en
- verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van het incident buiten voor de deur van het appartementencomplex heeft gestaan;
is de rechtbank van oordeel dat verdachte de schutter is geweest die op 26 oktober 2018 vier maal op de auto, waarin zich [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bevonden, heeft geschoten. De NFI-rapportages worden daarnaast ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer 2] en de eerste verklaringen van [slachtoffer 1] . Beide verklaren dat zij verdachte op het moment dat zij kwamen aanrijden, hebben zien staan voor het appartementencomplex en dat hij iets op hen richtte.
De verklaring van verdachte dat hij niet heeft geschoten maar [slachtoffer 2] vindt de rechtbank, gelet op het voorgaande, niet aannemelijk. In de voorgevel van het appartementencomplex zijn geen sporen aangetroffen die zouden kunnen duiden op inslagen van een projectiel. Daarnaast heeft verdachte zich bij de politie steeds op zijn zwijgrecht beroepen en komt hij pas ter terechtzitting met deze verklaring.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte de confrontatie heeft opgezocht. Op het moment dat aangevers met de auto langs kwamen rijden, stond hij buiten. Vervolgens heeft hij vier maal gericht op de auto geschoten. Dat dit gericht is geweest, blijkt uit het feit dat één van de kogels de auto linksachter in de kofferbak heeft geraakt. Daarnaast blijkt uit de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte gedurende hun relatie meerdere malen heeft gedreigd haar te vermoorden, mocht zij een andere relatie krijgen. Ook hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte het doel had om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Naar de uiterlijke verschijningsvorm kan worden gezegd dat wanneer vier keer gericht op een auto wordt geschoten, waarin zich twee personen bevinden, de schutter het volle opzet heeft om die personen te doden.
De rechtbank vindt dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks26 oktober 2018 te Nijmegen
, althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen
, althans eenmaal,met een vuurwapen op en/of in de richting van een
(rijdende
)auto ( [automerk] [autotype] met [kenteken] ) heeft geschoten,
terwijl die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] zich in bovengenoemde auto bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van primair:
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de meermalen gepleegde poging doodslag zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van het voorarrest. Hiertoe is aangevoerd dat sprake is van een zeer ernstig feit, waarbij op klaarlichte dag is geschoten. Verder is gewezen op de inhoud van het reclasseringsrapport dat een zeer zorgelijk beeld van verdachte schetst en ook een hoge kans op herhaling beschrijft.
Het feit is gepleegd gedurende een lopende proeftijd die aan een gedeeltelijk voorwaardelijke straf voor een eerder geweldsdelict was verbonden. Ter beveiliging van de maatschappij acht de officier van justitie, ook gelet op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt in geval van een strafoplegging een lagere straf op te leggen dan geëist. Hierbij is gewezen op straffen in andere zaken en de omstandigheid dat in deze zaak niemand gewond is geraakt. Verdachte verklaart dat hij alles is kwijtgeraakt. Verder heeft hij zich altijd aan de afspraken met de reclassering gehouden en is hij ook gemotiveerd om hier opnieuw aan mee te werken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 29 oktober 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 20 mei 2019;
- een trajectconsult van [naam psycholoog] , psycholoog, gedateerd 4 april 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een meervoudige poging tot doodslag. De verdachte heeft op klaarlichte dag in een woonwijk meermalen geschoten op een rijdende auto. Hij heeft hierbij eenmaal de auto daadwerkelijk geraakt. In de auto bevonden zich twee personen. Dat hierbij geen slachtoffers zijn gevallen, is niet aan verdachte te danken. Dergelijk gewelddadig optreden op straat, midden in een woonwijk, is niet alleen levensbedreigend en angstaanjagend voor de slachtoffers, maar ook schokkend voor omwonenden. Dit handelen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich en versterkt het gevoel van onveiligheid. De rechtbank rekent dit verdachte aan, te meer nu verdachte op geen enkele wijze blijk heeft gegeven zich schuldig te voelen dan wel de verantwoordelijkheid te nemen voor de door hem gepleegde strafbare feiten.
Uit het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Met betrekking tot de persoon van verdachte is door de reclassering een rapport opgemaakt. Hieruit blijkt onder meer dat de afgelopen jaren door diverse instanties is geprobeerd om het leven van verdachte te verbeteren, echter zonder resultaat. De reclassering geeft aan dat zijn houding, gedrag en handelen zeer zorgelijk zijn en dat er geen motivatie is om tot verandering te komen. Er wordt dan ook geadviseerd om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Daarnaast volgt uit het trajectconsult dat een onderzoek in een ambulant kader niet haalbaar is vanwege de opstelling van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten slechts kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Hierbij is van belang dat uit het oogpunt van zowel generale als speciale preventie een duidelijk en krachtig signaal dient te worden afgegeven dat schietincidenten als deze in de Nederlandse samenleving niet worden geaccepteerd. Als strafverzwarende omstandigheid heeft de rechtbank laten meewegen dat de schietpartij heeft plaatsgevonden op klaarlichte dag in een woonwijk.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren passend en geboden. Dit is lager dan de door de officier van justitie gevorderde straf maar in lijn met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van een immateriële schadevergoeding ter zake van het onder primair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.700,00 vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is verzocht de schadevergoedingsmaatregel voor dit gehele bedrag op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. Hiertoe is aangevoerd dat er in dit concrete geval geen wettelijke grond voor toekenning van smartengeld aanwezig is.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren, nu de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Bij de beoordeling dient ook te worden gekeken of er een wettelijke basis voor toewijzing van smartengeld is. De rechtbank stelt vast dat het huidige wettelijke stelsel – in het bijzonder artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) – niet voorziet in de mogelijkheid om binnen deze omstandigheden (zonder een aantasting in de persoon op andere wijze) smartengeld toe te kennen. Om die reden zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij afwijzen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :

wijst af devordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.700,00, ingediend door de
benadeelde partij[slachtoffer 2] .
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E. Venema (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. M.A. Jansen-van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2019.
mr. J.J.H. van Laethem is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 26 oktober 2018 te Nijmegen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op en/of in de richting van een (rijdende) auto ( [automerk] [autotype] met [kenteken] ) heeft geschoten,
terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich in bovengenoemde auto bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 26 oktober 2018 te Nijmegen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op en/of in de richting van een (rijdende) auto ( [automerk] [autotype] met [kenteken] ) heeft geschoten,
terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich in bovengenoemde auto bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 26 oktober 2018 te Nijmegen, althans in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op en/of in de richting van een (rijdende) auto ( [automerk] [autotype] met [kenteken] ) te schieten, terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich in bovengenoemde auto bevonden.

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging is in de bijlage te vinden.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019098668 (onderzoek ON5R018096/Lima), gesloten op 8 april 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 35.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 40.
5.Aanvullend proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 43 en 44.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 66 en 67 en proces-verbaal getuigenverhoor rechter-commissaris [slachtoffer 2] , d.d. 11 november 2019.
7.Verklaring verdachte ter terechtzitting, d.d. 11 december 2019.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 153.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
10.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 137.
11.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 126.
12.NFI rapport nr. 001, d.d. 30 januari 2019, opgesteld door [naam] , p. 191-194.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 29.
14.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 158.
15.NFI rapport nr. 002, d.d. 9 mei 2019, opgesteld door [naam] , separaat, p. 10.
16.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 11 december 2019.
17.NFI rapport nr. 002, d.d. 9 mei 2019, opgesteld door [naam] , separaat, p. 14.