ECLI:NL:RBGEL:2019:6231

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 december 2019
Publicatiedatum
15 januari 2020
Zaaknummer
05/860792-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 25-jarige man voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 30 december 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige man uit Arnhem, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een 14-jarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 21 augustus 2018 meermalen seksuele handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, die op dat moment de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De verdachte heeft tijdens de zittingen bekend dat hij seks heeft gehad met het slachtoffer en dat zij zwanger van hem is geraakt. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte, gezien het aanzienlijke leeftijdsverschil en de omstandigheden waaronder de handelingen plaatsvonden, zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de leeftijd van het slachtoffer, maar de rechtbank oordeelde dat hij had moeten twijfelen aan de leeftijd van het meisje, vooral gezien de omstandigheden van hun relatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uren. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 2.530,40 aan het slachtoffer te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/860792-18
Datum uitspraak : 30 december 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum 1] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman: mr. E. Gürcan, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
18 juli 2019 en 17 december 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 21 augustus 2018 te Arnhem, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn penis en/of vinger(s) in haar vagina.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft tot vrijspraak van het tenlastegelegde geconcludeerd. Daartoe is aangevoerd dat er een geldig beroep op afwezigheid van alle schuld kan worden gedaan. Aangezien een geslaagd beroep op deze schulduitsluitingsgrond in dit geval niet tot vrijspraak maar tot ontslag van alle rechtsvervolging leidt, zal de rechtbank dit verweer bespreken onder de strafbaarheid van verdachte. De ten laste gelegde feiten zijn door de verdediging niet betwist.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), geboren [geboortedatum 2] 2004, heeft verklaard dat ze vanaf begin augustus (rechtbank: 2018) drie weken bij verdachte thuis in Arnhem is geweest. In die drie weken hebben verdachte en [slachtoffer] om de dag seks gehad. De eerste keer met condoom, later ook zonder. Hij ging ook met zijn vinger in haar vagina. [2]
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij in de tenlastegelegde periode bij hem thuis in Arnhem seks met [slachtoffer] heeft gehad en dat zij zwanger van hem is geraakt. [3] Bij de politie heeft verdachte verklaard dat zij eerst seks hadden met condoom en daarna ook onbeschermde seks. [4]
Blijkens de wetsgeschiedenis strekt artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Artikel 245 Sr beschermt deze jeugdige personen ook tegen verleiding die mede van henzelf kan uitgaan.
De rechtbank overweegt dat tussen verdachte en [slachtoffer] ten tijde van de seksuele handelingen een aanzienlijk leeftijdsverschil bestond. [slachtoffer] was op die momenten 14 jaar oud, terwijl verdachte 24 jaar oud was. De handelingen vonden plaats over een langere periode waarin [slachtoffer] (min of meer) bij verdachte inwoonde, terwijl zij, voor verdachte kenbaar, loog tegen haar moeder over haar verblijfplaats. Voorts is van belang dat volgens de verklaring van [slachtoffer] , waaraan de rechtbank niet twijfelt, op initiatief en aandringen van verdachte, ook sprake is geweest van onveilige seks, waardoor [slachtoffer] zwanger is geraakt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat deze seksuele handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, zodat sprake is van ontuchtige handelingen. Dat deze handelingen mogelijk met wederzijds goedvinden plaatsvonden, doet daar niet aan af. Het tenlastegelegde zal worden bewezenverklaard.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één ofmeerdere tijdstip
(pen
)gelegen in
of omstreeksde periode van 1 augustus 2018 tot en met 21 augustus 2018 te Arnhem, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn penis en
/ofvinger
(s)in haar vagina.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdediging heeft gesteld dat verdachte niet wist dat [slachtoffer] 14 jaar oud was. Zij heeft zelf tegen verdachte gezegd dat ze 19 jaar was en ze zag er veel ouder uit. Verdachte heeft dan ook gedwaald over de feiten. Daarbij heeft de verdediging gewezen op de (verstandelijke) beperkingen van verdachte. De verdediging heeft een beroep gedaan op de afwezigheid van alle schuld.
De officier van justitie heeft betoogd dat van verdachte nader onderzoek naar de leeftijd had mogen worden verwacht. Zo had hij bijvoorbeeld zijn ouders of de ouders van [slachtoffer] kunnen raadplegen.
De rechtbank overweegt dat er omstandigheden denkbaar zijn waarin een beroep op afwezigheid van alle schuld vanwege dwaling over de leeftijd van het slachtoffer zou kunnen slagen. Gelet op de aard en de strekking van de strafbepaling die hier aan de orde is waarbij de bescherming van het slachtoffer centraal staat, kan een dergelijk beroep niet gemakkelijk worden aanvaard. Artikel 245 heeft de strekking jeugdige personen te beschermen tegen verleiding, die mede van hen zelf kan uitgaan. Gelet op de bescherming die deze bepaling beoogt te bieden, zou het doel van deze strafbepaling worden gemist indien voor het honoreren van een beroep op afwezigheid van alle schuld al voldoende zou zijn dat de jeugdige een hogere leeftijd opgeeft en er ouder uitziet.
Verdachte wist dat [slachtoffer] over langere periode tegen haar moeder loog over haar verblijf bij verdachte. Daarnaast mocht verdachte geen contact met de moeder van [slachtoffer] leggen, wat hem aan het denken zette. Afgezet tegen het hiervoor weergegeven strenge toetsingskader kan verdachte onder deze omstandigheden geen geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld doen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast dient verdachte een taakstraf voor de duur van 100 uren te worden opgelegd, aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel en heeft daartoe gewezen op de bijzondere omstandigheden waaronder het feit is begaan. Subsidiair heeft de verdediging gepleit voor een voorwaardelijke taak- of gevangenisstraf. Indien de rechtbank een voorwaardelijke straf niet toereikend acht, dient een passende taakstraf te worden opgelegd. Verdachte zal akkoord gaan met bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, aldus de raadsman van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 30 oktober 2019;
- het reclasseringsrapport van 16 december 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich gedurende meerdere weken herhaaldelijk heeft schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met een 14-jarig meisje. Op zijn initiatief is sprake geweest van onveilige seks, waardoor [slachtoffer] op deze jonge leeftijd zwanger is geraakt en een abortus heeft moeten ondergaan. Voorstelbaar is dat deze gebeurtenissen een grote impact op [slachtoffer] en de mensen in haar omgeving hebben gehad en mogelijk nog zullen hebben.
In het reclasseringsrapport staat vermeld dat verdachte een verstandelijke beperking heeft. Zijn dagelijks functioneren wordt hierdoor beïnvloed, zo ook het nemen van beslissingen en het overzien van de gevolgen van zijn gedrag of dat van anderen. Dit maakt dat het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate zal worden toegerekend.
De rechtbank zal bij de strafoplegging meer dan de officier van justitie rekening houden met de beperkingen van verdachte. Alles overwegende zal de rechtbank verdachte opleggen een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met de bijzondere voorwaarden zoals hierna vermeld, en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij ( [naam] als wettelijk vertegenwoordiger van) [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.530,40.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie meent dat de vordering voor toewijzing gereed ligt en verzoekt tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Daarbij dient te worden bepaald dat indien verdachte niet betaalt, er in het geheel geen of slechts één dag aan hechtenis kan worden toegepast.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat de materiële opgevoerde (reis)kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, zodat het verzoek in zoverre moet worden afgewezen. Het verzoek tot immateriële schadevergoeding is onvoldoende onderbouwd, nu niet is onderbouwd dat sprake zou zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Een nader onderzoek naar dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Dit deel dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank met betrekking tot de immateriële schade als volgt. Artikel 6:106 BW geeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien, voor zover thans van belang, sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’.
Er zijn geen stukken in het geding gebracht op basis waarvan naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld dat sprake is van geestelijk letsel. De aard en ernst van de normschending en de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde brengen in dit geval echter mee dat desondanks sprake is van een aantasting in de persoon. De benadeelde partij heeft deze aantasting met voldoende concrete gegevens onderbouwd, in het bijzonder door aan te tonen dat zij zwanger is geraakt en een abortus heeft moeten ondergaan. Daarmee heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Mede gezien de namens de benadeelde partij gezochte aansluiting bij het Schadefonds Geweldmisdrijven en de gegeven toelichting, acht de rechtbank het gevorderde bedrag billijk, zodat dit voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f Sr de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. Daarbij zal de vervangende hechtenis op één dag worden bepaald.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 21 augustus 2018.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk op binnen 3 (drie) dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland, Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem, en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan hulpverlening dan wel begeleiding van Humanitas, of een soortgelijke instelling, gericht op hulp/begeleiding aan mensen met een verstandelijke beperking, voor zover en zolang deze organisatie en de reclassering nodig achten. Zulks ook wanneer dit inhoudt het deelnemen aan arbeidstrajecten of een andere vorm van dagbesteding;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 veroordeelt veroordeelde tevens tot een
taakstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
 veroordeelt veroordeelde ten aanzien van het bewezenverklaarde tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
2.530,40 (tweeduizend vijfhonderddertig euro en veertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van der Hilst (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en mr. D.R. Sonneveldt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 december 2019.
Mr. Sonneveldt en mr. Aalders zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost- Nederland, dienst regionale recherche, Team Zeden Arnhem, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018377317, gesloten op 29 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor van getuige K. [slachtoffer] , p. 035-037
3.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 17 december 2019.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 071-073.