ECLI:NL:RBGEL:2019:6228

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
15 januari 2020
Zaaknummer
05/840619-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering en niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in verband met vrijspraak

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 23 december 2019 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering die was ingediend door de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland. De vordering was gebaseerd op het wederrechtelijk verkregen voordeel van betrokkene, dat door de officier van justitie was geschat op € 50.896,81. De procedure begon op 6 februari 2018, waarna de zaak op 9 december 2019 ter terechtzitting werd behandeld. Betrokkene was aanwezig en werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. A.P.M.A. Laeyendecker. De officier van justitie, mr. S. Markink, heeft ter zitting de vordering gehandhaafd.

De rechtbank heeft in haar beoordeling van de vordering vastgesteld dat betrokkene op 23 december 2019 was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten waarop de ontnemingsvordering was gebaseerd. De rechtbank heeft daarbij het wettelijk systeem in overweging genomen, met name artikel 511e eerste lid jo. artikel 348 van het Wetboek van Strafvordering, waaruit blijkt dat het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit de ontvankelijkheid van een ontnemingsvordering in de weg staat. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. P.C. Quak en de rechters mr. Y. van Wezel en mr. C.E.W. van de Sande, in aanwezigheid van griffier mr. A.I. Warringa. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting op 23 december 2019.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840619-16
Datum zitting : 9 december 2019
Datum uitspraak: 23 december 2019
tegenspraak
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[betrokkene](hierna te noemen: betrokkene),
geboren op : [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats] ,
adres : [adres 1] ,
plaats : [adres 2] .
Raadsvrouw: mr. A.P.M.A. Laeyendecker, advocaat te Oss.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank, conform artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel wordt geschat op € 50.896,81.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 6 februari 2018 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 9 december 2019 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is betrokkene verschenen. Betrokkene is bijgestaan door mr. A.P.M.A. Laeyendecker, advocaat te Oss.
De officier van justitie, mr. S. Markink, heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
Betrokkene en haar raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 23 december 2019 tegen betrokkene gewezen vonnis waarbij betrokkene is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten waarop de ontnemingsvordering is gebaseerd.
Uit het wettelijk systeem, meer in het bijzonder uit artikel 511e eerste lid jo. artikel 348 van het Wetboek van Strafvordering, moet worden afgeleid dat het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit aan de ontvankelijkheid van een ontnemingsvordering in de weg staat. De rechtbank zal het openbaar ministerie daarom niet-ontvankelijk verklaren.

5.De beslissing

Verklaarthet openbaar ministerie
niet-ontvankelijkin de vordering.
Aldus gegeven door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. Y. van Wezel en mr. C.E.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2019.