ECLI:NL:RBGEL:2019:6224

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
15 januari 2020
Zaaknummer
05/840885-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf wegens hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1986 en woonachtig in Zaltbommel, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep in de periode van 18 december 2015 tot en met 13 april 2016. Tijdens een politieonderzoek op 13 april 2016 werden in twee schuren van een Bed and Breakfast in Zaltbommel hennepkwekerijen aangetroffen, met in totaal 381 hennepplanten en 5984 gram henneptoppen. De verdachte had toegang tot de verschillende ruimtes in het pand en er werd DNA van hem aangetroffen op sigarettenpeuken in de kwekerijen, wat zijn betrokkenheid bevestigde. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van diefstal van elektriciteit, waarbij hij een illegale elektriciteitsaansluiting had gemaakt om de hennepkwekerijen van stroom te voorzien. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de exploitatie van de hennepkwekerijen en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840885-16
Datum uitspraak : 23 december 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .
Raadsman: mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 februari 2018 en 9 december 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 november 2015 t/m 13 april 2016 te [plaatsnaam] , gemeente Zaltbommel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk - in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf - althans (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in (een)schuur/schuren bij en/of in een woning aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 453 hennepplanten en/of 5984 gram hennep(toppen), althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten 453 hennepplanten en/of 5984 gram hennep)toppen), althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 november 2015 t/m 13 april 2016 te [plaatsnaam] , gemeente Zaltbommel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres 2] aldaar heeft weggenomen een of meer hoeveelheid/-heden elektricteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2] N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 13 april 2016 zijn op de [adres 2] te [plaatsnaam] in twee schuren behorende bij een Bed and Breakfast hennepkwekerijen aangetroffen. Verdachte stond ingeschreven op dit adres. Beide kwekerijen waren op het moment van aantreffen niet in werking. In de schuur achter op het erf (hierna: kweekruimte 1) werd een kweektent aangetroffen met daarin 81 bloembakken gevuld met potgrond en een afgeknipte hennepplant. In de schuur links van de woning werd achter de toegangsdeur een matrashoes aangetroffen met daarop versnipperde restanten van hennepplanten. In de schuur bevond zich nog een deur waarachter zich een ruimte bevond waarin een hennepkwekerij was gevestigd. In totaal werden hier 300 afgeknipte hennepstronken aangetroffen (hierna kweekruimte 2). [2] In de Bed and Breakfast werd een spoor gezien van restanten van henneptoppen. [3] Dit spoor liep van de slaapkamer van verdachte naar een slaapkamer op de eerste verdieping. In deze kamer lag gruis op de grond van een kapotte plafondplaat. [4] Achter de plafondplaat lagen twee droognetten en een kussensloop met daarop gedeeltelijk gedroogde hennep. Op het gehele plafond lagen gedeeltelijk gedroogde henneptoppen verspreid. In totaal wogen de aangetroffen henneptoppen 5,8 kilogram. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken. Hiertoe is, kortgezegd, aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte betrokkenheid had bij de hennepkwekerijen. Verdachte kan mogelijk slechts in verband worden gebracht met de 184 gram hennep die is aangetroffen op de kamer waarin hij op dat moment verbleef. Echter, het aantreffen van deze hoeveelheid kan niet tot het bewijs worden gebezigd. Hiertoe is het volgende aangevoerd. Verbalisanten hebben deze kamer in eerste instantie in het bijzijn van verdachte doorzocht en hierbij hebben zij niks aangetroffen. Nadat verdachte de deur afgesloten had en het pand had verlaten, hebben zij de kamer nogmaals betreden, maar daarvoor hadden zij geen toestemming. Verdachte is hierbij getroffen in zijn privacy, nu bij terugkomst in de kamer bleek dat zijn eigendommen uit de kamer waren ontvreemd.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsuitsluiting
Ten aanzien van het verweer tot bewijsuitsluiting overweegt de rechtbank als volgt.
Nadat verdachte de woning had verlaten, is door de hulpofficier van justitie aan de verbalisanten een machtiging tot binnentreden verleend in de zin van artikel 2, eerste lid van de Algemene Wet op het Binnentreden. [6] Hieruit, in samenhang bezien met artikel 9 Opiumwet, volgt dat de verbalisanten de Bed and Breakfast aan de [adres 2] te [plaatsnaam] ook zonder toestemming ter inbeslagneming en ter opsporing mochten betreden, inclusief de kamer waarin verdachte verbleef. De rechtbank concludeert dat geen sprake is van een vormverzuim zodat het aantreffen van de zak met 184 gram hennep tot het bewijs kan worden gebezigd.
Ten aanzien van feit 1: de hennepkwekerijen
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte betrokken was bij het kweken van hennep. Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij een kamer huurde in de Bed and Breakfast. Hij kreeg huurverlaging, omdat hij hielp met het schoonmaken van de woning. Hij wisselde weleens van kamer als dat nodig was. [7]
De wijkagent heeft verklaard dat verdachte mevrouw [naam 1] , de eigenaresse van de Bed and Breakfast, hielp in de woning. Verdachte deed klussen in de woning, verving kapotte dingen, hield de tuin bij en hij communiceerde met de bewoners/verblijvers als [naam 1] er niet was. De wijkagent heeft tijdens een bezoek in december 2015 waargenomen dat verdachte aan het tuinieren was. [8]
Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat de betrokkenheid van verdachte bij de Bed and Breakfast verder ging dan alleen het huren van een kamer. Ook volgt hieruit naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte toegang had tot de verschillende ruimtes in het pand.
In beide kweekruimtes zijn sigarettenpeuken aangetroffen. [9] Anders dan de verdediging, twijfelt de rechtbank niet aan de locaties waarop deze sigarettenpeuken zijn aangetroffen, nu uit twee afzonderlijke processen-verbaal blijkt dat deze zijn aangetroffen in beide kweekruimtes.
Vier sigarettenpeuken zijn door het NFI onderworpen aan DNA-onderzoek. Op alle peuken is een DNA-profiel aangetroffen met celmateriaal dat afkomstig kan zijn van verdachte. De matchkans is kleiner dan één op één miljard. [10]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat deze peuken zijn achtergebleven toen hij een jaar voor de ontdekking van de hennepkwekerijen werkzaamheden verrichtte in de schuren. Deze verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig. Immers, bij de politie heeft verdachte, ondanks vragen hierover, niks willen verklaren over de herkomst van deze sigarettenpeuken, terwijl dit wel op zijn weg had gelegen. Bij de politie heeft hij ontkend weleens in de schuren te komen. Nu verdachte geen aannemelijke andersluidende verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op deze peuken, vat de rechtbank die aanwezigheid van DNA op als sterke aanwijzing dat verdachte betrokken was bij de hennepkwekerijen.
De verdediging heeft terecht gesteld dat uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat niet slechts op grond van de aanwezigheid van DNA van verdachte op een verplaatsbaar object, zoals een sigarettenpeuk, kan worden vastgesteld dat verdachte betrokkenheid had bij de hennepkwekerijen. In het dossier bevinden zich echter meer bewijsmiddelen die duiden op betrokkenheid van verdachte.
In de kamer waar verdachte verbleef werd een computer aangetroffen waarop beelden zichtbaar waren van camera’s die gericht waren op de ingang van beide hennepkwekerijen. [11]
Hieruit volgt dat verdachte toegang had tot de camerabeelden die zicht boden op de schuren waarin de hennepkwekerijen waren gevestigd. Naar het oordeel van de rechtbank duidt de aanwezigheid van deze camera’s erop dat verdachte de hennepkwekerijen in de gaten wilde kunnen houden.
Op de kamer van verdachte werd een zak met 184 gram gedroogde henneptoppen gevonden. Vanuit de kamer van verdachte was een zolder te bereiken. Op deze zolder lag een droognet met daarop gedroogde hennepresten en ook stond er een rode emmer met daarin gedroogde hennepresten. Onder de kamer van verdachte bevond zich een opslagruimte. Hierin werden diverse gereedschappen aangetroffen die gebruikt worden bij het kweken van hennep, alsmede vijf met THC bevuilde scharen. [12]
Dat de zak met henneptoppen door de verbalisanten in de kamer van verdachte zou zijn gelegd, zoals verdachte ter zitting suggereerde, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Daar komt het volgende bij. Toen de politie voor de deur stond, werd er niet open gedaan. De verbalisanten hebben uiteindelijk de tuin betreden en één van de verbalisanten zag op enig moment een man met donkere haren en een getinte huidskleur voor het raam in de woning. Ondanks het feit dat tegen de man werd gezegd en gewenkt dat hij naar buiten moest komen en ondanks kloppen op de deur en de ramen, reageerde die persoon, van wie de rechtbank concludeert dat dit verdachte moet zijn geweest, niet op de verbalisanten en werd er niet open gedaan. Pas nadat een andere bewoner de verbalisanten binnen had gelaten en eigenaresse [naam 1] ter plaatse was gekomen, kwam verdachte de keuken in lopen. [13]
Ook was er een spoor van hennepresten zichtbaar tussen de kamer van verdachte en een andere leegstaande kamer waar, boven een kapotte plafondplaat, een hoeveelheid van in totaal 5,8 kilo gedeeltelijk gedroogde henneptoppen werd aangetroffen.
Gelet op dit spoor en op het feit dat verdachte kennelijk in de woning aanwezig was, maar niet open deed toen de politie zich meldde, heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte, op het moment dat hij de politie zag, henneptoppen heeft verplaatst en hierbij het aangetroffen spoor van hennepresten heeft achtergelaten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen en hetgeen reeds is vastgesteld, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte de persoon is geweest die de aangetroffen hennepkwekerijen heeft geëxploiteerd. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende aanwijzingen dat verdachte dit in samenwerking met een of meer anderen heeft gedaan. Verdachte is een handige klusjesman en de rechtbank gaat ervan uit dat hij de hennepkwekerijen zelf heeft gebouwd en onderhouden en hij de hennep zelfstandig heeft geoogst. Dit betekent dat de strafverzwarende omstandigheid van medeplegen niet kan worden bewezen.
Grote hoeveelheid
Artikel 1, tweede lid, van het Opiumwetbesluit luidt als volgt:
“De hoeveelheid middelen, bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de wet, betreft 500 gram hennep, 200 hennepplanten of 500 eenheden van een ander middel als bedoeld in de bij de wet behorende lijst II.”
Hieruit volgt dat de 381 hennepstronken die in de schuren zijn aangetroffen en de 5984 gram hennep die in de Bed and Breakfast is aangetroffen moeten worden aangemerkt als een grote hoeveelheid hennepplanten als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet.
Ten aanzien van feit 2: diefstal van elektriciteit
[naam 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit aan de [adres 2] te [plaatsnaam] . De zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en de deksel van de aansluitkast was verwijderd. Aan de bovenzijde van de zekeringhouders was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt. Deze liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepkwekerij en voorzag deze van elektriciteit. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerijen niet door de elektriciteitsmeter geregistreerd. De hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie was illegaal verzwaard. Hierdoor kon de juiste tarievenregeling niet worden toegepast. [14]
Het is een feit van algemene bekendheid dat voor hennepkwekerijen grote hoeveelheden elektriciteit gebruikt worden en dat deze elektriciteit veelal illegaal wordt afgenomen. Zoals eerder overwogen heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte als enige verantwoordelijk kan worden gehouden voor de exploitatie van de hennepkwekerijen. De rechtbank heeft daarmee tevens de overtuiging dat hij de persoon is geweest die de elektriciteit heeft omgelegd en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit. De rechtbank betrekt hierbij dat verdachte een handige klusjesman was, die ook toegang had tot alle locaties van de desbetreffende Bed & Breakfast, waaronder de aansluitkast.
Ten aanzien van beide feiten: de periode
Ter zitting is een nota overgelegd, gedateerd 17 december 2015, waaruit blijkt dat werkzaamheden zijn verricht aan de elektra in het pand aan de [adres 2] te [plaatsnaam] . De rechtbank overweegt dat hieruit volgt dat er kennelijk in december 2015 nog werkzaamheden zijn verricht aan de elektra, waarbij het zeer aannemelijk is dat de monteur ook in de aansluitkast is geweest. Gelet hierop heeft de rechtbank niet de overtuiging dat er op 17 november 2015 al sprake kan zijn geweest van manipulatie in de aansluitkast en het omleggen van de elektriciteit. De rechtbank is er dan ook niet van overtuigd dat de hennepkwekerijen op dat moment reeds in werking waren.
In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding de bewezen verklaarde periode ten aanzien van beide feiten te beperken tot de periode van 18 december 2015 tot en met 13 april 2016.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 18 december 2015 t/m 13 april 2016 te [plaatsnaam] , gemeente Zaltbommel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk - in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf - althans(telkens) opzettelijk heeft geteeld en
/ofbereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(in
(een)schuur/schuren bij en
/ofin een woning aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 381 hennepplanten en
/of5984 gram hennep(toppen),
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten 381 hennepplanten en
/of5984 gram hennep)toppen)
, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 18 december 2015 t/m 13 april 2016 te [plaatsnaam] , gemeente Zaltbommel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning aan de [adres 2] aldaar heeft weggenomen een
of meerhoeveelheid
/-hedenelektriciteit,
in elk
geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [naam 2] N.V.,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,waarbij verdachte
en/of zijn mededaderszich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
/ofdie
/datweg te nemen elektriciteit onder zijn
/haar/hunbereik heeft gebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren en voorts tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie, gedateerd 22 oktober 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende enkele maanden schuldig gemaakt aan het kweken van hennep. Hennep is een stof die – eenmaal in het verkeer gebracht – schadelijk kan zijn voor de gebruikers ervan. Daar komt bij dat de verspreiding en handel van hennep meer dan eens gepaard gaan met vele andere vormen van criminaliteit.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een grote hoeveelheid elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerijen. De zegel van de aansluitkast was verbroken en er was sprake van een illegale elektriciteitsaansluiting, waardoor brandgevaar en gevaar voor elektrocutie werden veroorzaakt. Hiermee werd een potentieel levensgevaarlijke situatie gecreëerd in en rondom het pand, zijnde een Bed and Breakfast waar ook andere mensen verbleven.
Bij het bepalen van de strafmaat weegt de rechtbank mee dat uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte voorafgaand aan deze feiten niet eerder was veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat het een zeer oud feit betreft en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Alles overziend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de
proeftijd die op twee jarenwordt bepaald, te weten:
o dat de veroordeelde zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 een
taakstrafgedurende
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. Y. van Wezel en mr. C.E.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 9 november 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 6-7.
3.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 7.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 180.
5.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 7.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 180; machtiging tot binnentreden in een woning, p. 221-222.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 261-263.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 179.
9.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 276; proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 9.
10.NFI-rapport, p. 268-269.
11.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 5.
12.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 5-6.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 179.
14.Proces-verbaal van aangifte, p. 148.