ECLI:NL:RBGEL:2019:6223

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
15 januari 2020
Zaaknummer
05/840713-18 en 05/840058-19 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens stalking, bedreiging en belediging met celstraf en gedragsbeïnvloedende maatregelen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 december 2019 uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 05/840713-18 en 05/840058-19. De verdachte is beschuldigd van stalking, bedreiging en belediging van een slachtoffer, waarbij hij via sociale media en telefoon herhaaldelijk bedreigende en beledigende berichten heeft gestuurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 3 mei 2018 tot en met 12 juli 2018 en van 1 december 2018 tot en met 19 februari 2019, stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De verdachte heeft onder andere bedreigingen geuit die gericht waren op het leven van het slachtoffer en heeft beledigende taal gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem een gevangenisstraf opgelegd die gelijk is aan de duur van zijn voorlopige hechtenis, namelijk 277 dagen. Daarnaast zijn er gedragsbeïnvloedende maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod en een locatieverbod voor de duur van drie jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden materiële en immateriële schade, en de verdachte is verplicht om deze schadevergoeding te betalen. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 55, 57, 266, 285, 285b van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840713-18 en 05/840058-19 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 23 december 2019
Tegenspraak
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .
Raadsman: mr. P.P.F. Tummers, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 januari 2019, 31 januari 2019, 21 februari 2019, 2 mei 2019, 20 juni 2019, 22 augustus 2019,
7 november 2019 en 12 december 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 05/840713-18
1.
hij in of omstreeks de periode van 3 mei 2018 tot en met 12 juli 2018 te Wijchen,
althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door via snapchat en/of via instagram en/of via whatsapp en/of telefonisch die [slachtoffer]
(direct dan wel indirect) (via [naam 1] en/of [naam 2] )
veelvuldig berichten van bedreigende aard te sturen,
waarin onder meer - zakelijk weergegeven - staat vermeld:
" [slachtoffer] ga ik koud maken en/of ik ga haar hoofd verbouwen en/of
ik ga haar hele kop verminken en/of ik steek haar ribbenkast open en/of
ik steek haar huis in de fik",
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 mei 2018 tot en met 10 augustus 2018 te Wijchen
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting,
door haar via instagram en/of snapchat en/of whatsapp en/of telefonisch de woorden toe te voegen:
- ik steek je kapot en/of
- ik steek je hele ribbenkast open en/of
- ik ga je hele kop verminken en/of
- ik bluf niet dat mes van mij kan niet wachten;
- [slachtoffer] ga ik koud maken en/of
- ik steek haar huis in de fik;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2018 tot en met 10 september 2018 te Wijchen
(telkens) opzettelijk [slachtoffer] , heeft beledigd door haar (via instagram en/of whatsapp) de woorden toe te voegen:
[naam 3] en/of snuifsletje en/of vies hoertje,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
In de zaak met parketnummer 05/840058-19
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 december 2018 tot en met 19 februari 2019 te Wijchen en/of Amsterdam, althans in Nederland,
[slachtoffer] direct dan wel indirect heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting,
door haar via instagram en/of snapchat en/of whatsapp en/of facebook
de woorden toe te voegen:
-Jou doorgesnoove snuifkuike word strooment rood wanneer ik haar tegen komt en/of
-Ik stop niet voordat jij in een kist ligt en/of
-Liegende kanker hoer straf jou tot onder de grond af jij noet dood en/of
-Ik maak geen grapje eh ik geef jou n kogel binnen nu en 2 jaar en/of
-Ik ben alleen maar bezig hoe ik jou kan schieten en waar de situatie jij moet dood en/of
-Heb jij geen dochter meer ik schiet haar dood denk alleen aan moorde en/of
-Ik ga jou afmaken jij moet dood moet gewoon dood en/of
-Ik noet jou vandaag nog geschoten hebben zo graag moet ik je dood hebbe en/of
-Ik schiet jou gewoon ik heb nog meer angst om jou helemaal kapot te steken dan jou die kogel te geven;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 februari 2019 tot en met 18 februari 2019 te Wijchen, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door via instagram en/of via messenger en/of via facebook (direct dan wel indirect)
veelvuldig berichten van bedreigende en/of beledigende aard te sturen, waarin onder meer - zakelijk weergegeven - staat vermeld:
"ik stop niet eerder voordat jij dood bent en/of
ik heb nog meer angst om jou helemaal kapot te steken dan jou die kogel te geven en/of
ik ga jou schieten vieze slet en/of
ik weet zeker ik moet jou omleggen en/of
vieze kankerhoer en/of vette sloerie,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

2.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde onder parketnummer 05/840713-18 feiten 1, 2 en 3 en onder parketnummer 05/840058-19 feiten 1 en 2 heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/840713-18
1.
hij in
of omstreeksde periode van 3 mei 2018 tot en met 12 juli 2018 te Wijchen,
althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door via Snapchat en/of via Instagram en/of via Whatsapp en/of telefonisch die [slachtoffer]
(direct dan wel indirect) (via [naam 1] en/of [naam 2] )
veelvuldig berichten van bedreigende aard te sturen,
waarin onder meer – zakelijk weergegeven – staat vermeld:
" [slachtoffer] ga ik koud maken en
/ofik ga haar hoofd verbouwen en
/of
ik ga haar hele kop verminken en
/ofik steek haar ribbenkast open
en/of
ik steek haar huis in de fik",
met het oogmerk die [slachtoffer] ,
te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/ofvrees aan te jagen;
2.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 3 mei 2018 tot en met 10 augustus 2018 te Wijchen
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling
en/of met brandstichting,
door haar via Instagram en/of Snapchat en/of Whatsapp en/of telefonisch de woorden toe te voegen:
- ik steek je kapot en/of
- ik steek je hele ribbenkast open en/of
- ik ga je hele kop verminken en/of
- ik bluf niet dat mes van mij kan niet wachten;
- [slachtoffer] ga ik koud maken
en/of
- ik steek haar huis in de fik;
3.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 6 september 2018 tot en met 10 september 2018 te Wijchen
(telkens
)opzettelijk [slachtoffer] , heeft beledigd door haar (via Instagram en
/ofWhatsapp) de woorden toe te voegen:
[naam 3] en
/ofsnuifsletje en
/ofvies hoertje,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 05/840058-19
1.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode 1 december 2018 tot en met 19 februari 2019 te Wijchen en
/ofAmsterdam,
althans in Nederland,
[slachtoffer] direct dan wel indirect heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling
en/of met brandstichting,
door haar via Instagram en/of Snapchat en/of Whatsapp en/of Facebook
de woorden toe te voegen:
-Jou doorgesnoove snuifkuike word strooment rood wanneer ik haar tegen komt en/of
-Ik stop niet voordat jij in een kist ligt en
/of
-Liegende kanker hoer straf jou tot onder de grond af jij noet dood en
/of
-Ik maak geen grapje eh ik geef jou n kogel binnen nu en 2 jaar en
/of
-Ik ben alleen maar bezig hoe ik jou kan schieten en waar de situatie jij moet dood en
/of
-Heb jij geen dochter meer ik schiet haar dood denk alleen aan moorde en
/of
-Ik ga jou afmaken jij moet dood moet gewoon dood en
/of
-Ik noet jou vandaag nog geschoten hebben zo graag moet ik je dood hebbe en
/of
-Ik schiet jou gewoon ik heb nog meer angst om jou helemaal kapot te steken dan jou die kogel te geven;
2.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 16 februari 2019 tot en met 18 februari 2019 te Wijchen,
althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door via Instagram en/of via Messenger en/of via Facebook (direct dan wel indirect)
veelvuldig berichten van bedreigende en/of beledigende aard te sturen, waarin onder meer – zakelijk weergegeven – staat vermeld:
"ik stop niet eerder voordat jij dood bent en
/of
ik heb nog meer angst om jou helemaal kapot te steken dan jou die kogel te geven en
/of
ik ga jou schieten vieze slet en
/of
ik weet zeker ik moet jou omleggen en
/of
vieze kankerhoer en
/ofvette sloerie,
met het oogmerk die [slachtoffer] ,
te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/ofvrees aan te jagen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen (anders dan die in de letterlijk geciteerde berichten), zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft haar beslissing dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan, gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/840713-18
Feit 1
“Belaging”
Feit 2
“Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling, meermalen gepleegd”
Feit 3
“Eenvoudige belediging, meermalen gepleegd”
Ten aanzien van parketnummer 05/840058-19
Feit 1
“Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling, meermalen gepleegd”
Feit 2
“Belaging”

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is onderzocht in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC). Uit de rapportage van het PBC blijkt – kort gezegd – dat bij verdachte geen sprake is van een forensisch relevante ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. Het advies is om verdachte volledig toerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank neemt dit advies over en acht verdachte dan ook volledig toerekeningsvatbaar.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ten aanzien van het in parketnummer 05/840713-18 feit 1, 2 en 3 en ten aanzien van het in parketnummer 05/840058-19 feit 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 276 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het volgen van de gedragsinterventie CoVa dan wel CoVa+, het volgen van een ambulante behandeling bij forensisch psychiatrische kliniek Kairos of een soortgelijke ambulante behandeling, indien geïndiceerd. Daarnaast vordert de officier van justitie de oplegging van de maatregel van 38v Wetboek van Strafrecht voor de duur van vijf jaren, waarbij verdachte een contactverbod wordt opgelegd ten aanzien van [slachtoffer] , inhoudende dat verdachte niet direct en/of indirect contact op mag nemen met [slachtoffer] en haar familie. Daarnaast vordert de officier van justitie dat de maatregel van 38v Wetboek van Strafrecht zal zien op een locatieverbod voor de omgeving van de woning van de vader van [slachtoffer] , zoals aangegeven in het rapport van de reclassering, en voor de woning van de moeder van [slachtoffer] . Dit omdat [slachtoffer] op beide adressen verblijft. Wanneer hij dit contact- en/of locatieverbod overschrijdt dient verdachte telkens één week vervangende hechtenis uit te zitten.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de rechtbank een lagere gevangenisstraf moet opleggen dan de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, althans bepleit dat deze gevangenisstraf de reeds in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd niet te boven zal gaan.
De verdediging heeft daarnaast aangevoerd dat een contact- en locatieverbod voor verdachte geen probleem zijn, nu hij geen contact meer met [slachtoffer] wenst te hebben. De verdediging verzoekt hier geen elektronisch toezicht voor op te leggen en ook niet de maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat, gelet op de conclusies van het PBC, niet geïndiceerd is dat verdachte na het voltooien van de Cova of Cova+, nog een ambulante behandeling zou moeten ondergaan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 6 december 2018;
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 10 december 2019;
- een rapport pro Justitia van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum (PBC), gedateerd 14 november 2019.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster [slachtoffer] . Verdachte heeft vele malen via Snapchat, Instagram, Whatsapp en telefonisch – direct en indirect – contact gezocht met aangeefster. Hij heeft hierbij dreigende en beledigende taal gebruikt. Verdachte heeft hiermee stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de privacy van aangeefster.
Verdachte handelde vanuit zijn eigen behoeften, terwijl aangeefster (en andere mensen) verdachte uitdrukkelijk te kennen had(den) gegeven dat aangeefster noch direct, noch indirect berichten van verdachte wilde ontvangen. Verdachte heeft zichzelf voorop gesteld en geen enkele rekening gehouden met de belangen van aangeefster. Uit de door haar moeder voorgelezen slachtofferverklaring blijkt hoezeer aangeefster angst heeft gekregen voor verdachte en welke impact de belaging had op haar dagelijkse leven. Zelfs toen de voorlopige hechtenis van verdachte was geschorst, heeft hij ondanks het hem opgelegde contact- en locatieverbod, zich schuldig gemaakt aan nieuwe strafbare feiten, zoals bewezenverklaard.
Uit het laatst opgemaakte reclasseringsrapport blijkt dat een recidiverisico niet kan worden ingeschat. De reclassering vraagt zich daarnaast af of de reeds ingezette Cova-training haalbaar is voor verdachte gelet zijn beperkte taalbegrip. Een Cova+-training zou wellicht passender zijn.
Straftoemeting
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf aansluiting gezocht bij de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken en heeft aansluiting gezocht bij de strafoplegging in soortgelijke zaken.
Omdat verdachte reeds geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft gezeten, ziet de rechtbank geen ruimte meer voor een onvoorwaardelijke strafdeel langer dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank komt daarbij uit op 277 dagen.
De rechtbank ziet daarnaast geen meerwaarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden omdat de rechtbank van oordeel is dat het beperkte voorwaardelijke strafdeel, zoals geëist door de officier van justitie, een ontoereikende stok achter de deur zal zijn voor verdachte wanneer hij zich niet zou houden aan (één van de) bijzondere voorwaarden. Bovendien is verdachte niet gemotiveerd voor een CoVa(+)-training.
De rechtbank ziet wel aanleiding om aan verdachte een locatie- en contactverbod, zoals gevorderd door de officier van justitie, op te leggen door middel van oplegging van de maatregel van 38v Wetboek van Strafrecht.
Het locatieverbod betreft de woning van de moeder van aangeefster: [adres 2] , en de omgeving van de woning van de vader van aangeefster: [adres 3] , zoals weer gegeven op de kaartjes van de reclassering, die aan dit vonnis gevoegd zullen worden. Daarnaast mag verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] . Met deze verboden beoogt de rechtbank dat aangeefster rust in haar leven krijgt en de kans op recidive door verdachte wordt verminderd. De rechtbank is, gelet op de jong-volwassenheid van verdachte, van oordeel dat de beide verboden moeten gelden voor de duur van drie jaren en niet voor de duur van vijf jaren zoals geëist door de officier van justitie.
Voor iedere keer dat verdachte één van deze verboden overtreedt, zal vervangende hechtenis van één week worden opgelegd, tot een maximum van zes maanden.
De rechtbank zal bevelen dat de maatregelen ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens aangeefster.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 05/840713-18 en 05/840058-19 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt ten aanzien van parketnummer 05/840713-18 een bedrag van € 3.941,04 en ten aanzien van parketnummer 05/840058-19 een bedrag van
€ 558,68.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van parketnummer 05/840713-18 voor zover deze ziet op materiële schade, toe te wijzen tot het bedrag van € 67,75, bestaande uit reiskosten (verplaatste schade) naar school, en ten aanzien van immateriële schade toe te wijzen tot het bedrag van € 2.200,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht voor het totale bedrag. Ook komt volgens de officier van justitie een bedrag van € 8,68 aan proceskosten voor vergoeding in aanmerking.
Voor het overige van de vordering, bestaande uit materiële schade wegens studieschuld, heeft de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ten aanzien van parketnummer 05/840058-19 toe te wijzen tot een bedrag van
€ 558,68, bestaande uit een bedrag van € 8,68 aan proceskosten, te weten reiskosten, en immateriële schade van € 550,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in de zaak met parketnummer 05/840713-18 ten aanzien van de materiële schade afgewezen subsidiair niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Ten aanzien van de studieschuld en reiskosten heeft de verdediging daartoe aangevoerd dat 1) verdachte vrijgesproken dient te worden 2) er geen causaliteit is 3) de schade (nog) niet is geleden en 4) sprake is van eigen schuld/medeschuld.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering afgewezen dan wel niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat sprake is van eigen schuld/medeschuld van aangeefster. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met uitbetaling van het Schadefonds Geweldsmisdrijven ten bedrage van € 2.500,-.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij in de zaak met parketnummer 05/840058-19 heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering afgewezen dan wel niet-ontvankelijk verklaard dient te worden nu de vordering niet goed is onderbouwd. Daarnaast wordt verwezen naar hetgeen over de immateriële schade is aangevoerd in de zaak met parketnummer 05/840713-18.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vordering onder parketnummer 05/840713-18.
-
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de schade opgelopen door
“studieschuld”onvoldoende onderbouwd is en de vordering zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaard worden.
Ten aanzien van de post
“reiskosten”ten bedrage van € 8,68 en de post
“verplaatste schade”ten bedrage van € 67,75, is de rechtbank van oordeel dat deze schadeposten goed zijn onderbouwd en daarmee in beginsel voor toewijzing vatbaar zijn. De reiskosten zijn in dit geval als materiële schade aan te merken, en niet als proceskosten, omdat deze niet zijn gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de terechtzitting.
-
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten is aangetast in haar fundamentele rechten, in het bijzonder schending van de persoonlijke levenssfeer. Aldus is sprake van aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek.
Het rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op € 2.000,-. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat een benadeelde partij bij toewijzing van een schadevergoeding in het kader van de strafzaak het van het Schadefonds Geweldsmisdrijven ontvangen bedrag dient te retourneren voor zover dit het toegekende bedrag niet overstijgt. Voor het overige zal dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake zou zijn van eigen schuld of medeschuld van [slachtoffer] . De rechtbank verwerpt dat standpunt, omdat – voor zover al sprake zou zijn van provocaties van de zijde van aangeefster of haar familie – de hier van belang zijnde gedragingen van verdachte buiten alle proporties zijn geweest.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.076,43 en zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal verder de gevorderde wettelijke rente toewijzen, over de materiële schade met ingang van 28 december 2018 en over de immateriële schade met ingang van 3 mei 2018.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij, waarbij de rechtbank de vervangende hechtenis in verband met de opgelegde hoofdelijkheid vaststelt op 30 dagen.
Ten aanzien van de vordering onder parketnummer 05/840058-19
-
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de post
“reiskosten”ten bedrage van € 8,68 goed is onderbouwd en daarmee in beginsel voor toewijzing vatbaar is.
-
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten is aangetast in haar fundamentele rechten, in het bijzonder schending van de persoonlijke levenssfeer. Aldus is sprake van aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek.
Het rechtbank begroot deze schade naar billijkheid op € 500,-. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat een benadeelde partij bij toewijzing van een schadevergoeding in het kader van de strafzaak het van het Schadefonds Geweldsmisdrijven ontvangen bedrag dient te retourneren voor zover dit het toegekende bedrag niet overstijgt.
Voor het overige zal dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake zou zijn van eigen schuld of medeschuld van [slachtoffer] . De rechtbank verwerpt dat standpunt, omdat – voor zover al sprake zou zijn van provocaties van de zijde van aangeefster of haar familie – de hier van belang zijnde gedragingen van verdachte buiten alle proporties zijn geweest.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 508,68 en zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal verder de gevorderde wettelijke rente toewijzen, over de materiële schade met ingang van 18 april 2019 en over de immateriële schade met ingang van 1 december 2018.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij, waarbij de rechtbank de vervangende hechtenis in verband met de opgelegde hoofdelijkheid vaststelt op 10 dagen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 55, 57, 266, 285, 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de
duur van
277 dagen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

heft ophet reeds geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis;
 bepaalt dat aan verdachte een
contactverbodwordt opgelegd, te weten:
- dat verdachte gedurende
3 (drie) jarenop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] ;
 bepaalt dat aan verdachte een
gebiedsverbodwordt opgelegd, te weten:
- dat verdachte zich gedurende
3 (drie) jarenniet zal bevinden bij
de woning van de moeder van [slachtoffer] , [adres 2]en
in de omgeving van de woning van de vader van [slachtoffer] , [adres 3]. De gebieden waar verdachte niet mag verblijven zijn aangeduid op kaartjes in het reclasseringsrapport van 10 december 2019, welke kaartjes aan dit vonnis worden gehecht;
 beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 (één) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste
6 (zes) maanden.
 toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregelen niet op.
 beveelt dat het contactverbod en het gebiedsverbod dadelijk uitvoerbaar zijn.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ten aanzien van parketnummer 05/840713-18.
veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1, 2 en 3 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 2.076,43(tweeduizendzesenzeventig euro en drieënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over de materiële schade vanaf 28 december 2018 en over de immateriële schade vanaf 3 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 2.076,43(tweeduizendzesenzeventig euro en drieënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over de materiële schade vanaf 28 december 2018 en over de immateriële schade vanaf 3 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
30 dagen hechteniszal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ten aanzien van parketnummer 05/8400058-19.
veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 en 2 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 508,68(vijfhonderdacht euro en achtenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over de materiële schade vanaf 18 april 2019 en over de immateriële schade vanaf 1 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 508,68(vijfhonderdacht euro en achtenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over de materiële schade vanaf 18 april 2019 en over de immateriële schade vanaf 1 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
10 dagen hechteniszal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter),
mr. D.S.M. Bak en mr. E.H.T. Rademaker, rechters,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
23 december 2019.
Mrs. Y.M.J.I. Baauw, D.S.M. Bak en E.H.T. Rademaker zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.